Nico Dijkshoorn

Nico Dijkshoorn op internet:
 

Huilen en lachen Huilen en lachen


“Als volwassene ga ik steeds minder zwemmen. Vroeger deed ik niet anders. Ik had een abonnement, verpakt in een boterhamzakje. Een abonnement omhooghouden en dan gewoon doorlopen, veel fijner wordt het leven niet. Het is mij nooit gelukt om dat geroutineerd te doen. Dat vind ik de mooiste abonnementhouders, die aan komen wandelen, ondertussen een Engelse pocket lezen en ter hoogte van de kassa, zonder op te kijken, alleen maar even kort hun abonnement omhoog doen.
Ik verraadde net iets teveel geluk als ik mijn kaart toonde.”


Je kunt van hem houden, of niet van hem houden, maar mij heeft Nico Dijkshoorn met dit soort zinnen meteen bij de lurven. Het alledaagse, waar je normaal gesproken aan voorbij loopt, maar waar je je als lezer vaak meer in herkent dan je lief is, eruit pakken en er verwondering over uitspreken.

Deze bundel verzamelde columns staat vol van dit soort stukjes en met dank aan zijn vele publieke optredens, hoor je al lezend de brommende stem en het timbre van Dijkshoorn er gratis en voor niets bij.  Soms zijn ze grappig, soms spottend en vol ironie, soms absurdistisch, mijn minst favoriete maar dat is een kwestie van smaak, maar het mooist zijn ze toch als ze met compassie en mededogen geschreven zijn. De verhalen waar huilen en lachen dicht bij elkaar liggen. Ik ben geen absolute kenner van zijn werk, maar ik heb de indruk dat de columns van die toon frequenter worden in de loop der jaren, ze vormen zijn kracht en ik vermoed dat hij, of zijn uitgever, dat ook weten. Het boek heet niet voor niets Huilen en lachen.

Het meest bleef het verhaal over een meisje in de tram haken in mijn hoofd. Ze telefoneert en is boos:

“Daarom zei ze vier keer het woord fokking. Ze zat in een fokking tram samen met haar fokking vriend, want die fokking school was fokking niet te doen. Zo tierde ze maar door.
Ik keek naar buiten. Dat meisje, dat lieve fokking meisje naast me. Het was allemaal net begonnen en het zou nooit wat worden. Zij wist het nog niet, maar ik wel.
Ik luisterde niet meer naar wat ze zei. Naast mij zat een gedoemde. Ze kon schreeuwen wat ze wilde, maar het werd niets.
Ik wist het zeker. Haar leven zou zich volkomen ongericht van dieptepunt naar dieptepunt slingeren. Mannen zouden haar bedriegen en ik kon er niets aan veranderen. Zo direct zou ze uitstappen en vloekend een tragisch leven tegemoet wandelen.
Ik heb heel even getwijfeld. Een hand op haar schouders. Haar mijn traan laten zien. Misschien iets zeggen. “Doe je wel je best?”
Ik heb het niet gedaan. Dit is wat ik heb gedaan; ik keek haar na.”


Naast alle columns staat er één wat langer verhaal in over de zanger Tim Knol.

Dijkshoorn is een scherp waarnemer en weet in rake zinnen een portret te schetsen waarin je de hoofdpersoon voor je ogen ziet verschijnen. Een van de sterkste stukken van dit boek wat mij betreft. Verder valt er gelukkig ook meer dan genoeg te lachen, wat dit boek tot een prima aanrader voor de vakantiekoffer maakt. 


ISBN 9789045029498 | Paperback | 237 pagina's | Atlas Uitgeverij | 2015

© Willeke, 20 juli 2015


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Dijkshoorn kijkt kunst Dijkshoorn kijkt kunst


In de flaptekst staat onder andere: "Een willekeurig museum. Bezoekers volgen de pijlen op de vloer en hebben een koptelefoon op hun hoofd. Een stem zegt: 'De schedel staat voor vergankelijkheid' of 'Let ook op het engeltje in de linkerbovenhoek'. Dertig hoofden draaien tegelijk naar links.
Dat wilde Nico Dijkshoorn ook wel eens: de blik sturen. "

Met dit boek heeft Nico Dijkshoorn zijn wens uitgevoerd. Hij heeft bij diverse kunstwerken, die in het Kröller-Müller Museum te zien zijn, teksten geschreven - waarvan een deel overigens te beluisteren is in de audiorondleiding in genoemd museum - .
Op elke linkerpagina is een kunstwerk afgebeeld en rechts staat een tekst van Nico Dijkshoorn. De ene keer staan er paar regels bij, de andere keer is er een pagina vol geschreven.
In een interview op radio 1 vertelde Dijkshoorn dat hij bij elke kunstwerk heeft genoteerd wat hij als eerste dacht bij het zien daarvan. Thuis heeft hij die eerste indrukken uitgewerkt. In het programma De wereld draait door leest hij enkele van de teksten voor.
Jan Mulder zit ook aan de tafel en reageert nauwelijks, af en toe zie je een flauwe glimlach. Bij één tekst zegt hij, 'ja díe is goed!' en zo verging het mij ook. Bij enkele teksten denk je, tja, ach, zoals bij het kunstwerk Stervend paard van Carel Visser.

Stervend paard

Stil
hij wil nog
iets
zeggen

Of bij het schilderij Staand naakt van Pablo Picasso

Leugentje om bestwil
nee
echt
vanaf hier
zie je niets van
die witte schimmel
op je lichaam

Persoonlijk vind ik dit bovenstaande nogal flauw.


Bij andere kunstwerken weet Dijkshoorn je echter wel aan het lachen te krijgen. Zoals bij de kunstwerken Serie van vijf schilderijen van Ellsworth Kelly, Stone Line van Richard Long en Untiteld de blank houten kubussen van Donald Judd.
Bij de vijf schilderijen van Kelly heeft Dijkshoorn een brief getiteld Kunst in de gymzaal 1 naar ouders geschreven waarin hij hen meedeelt dat er als kunst in de gymzaal voor vlaggen van landen is gekozen en dat de kunstenaar geen kinderen met gele, blauwe, witte of zwarte schoenen in de zaal wil, omdat die volgens hem 'een bepaalde synergie verstoren'.
Daarna volgt brief Kunst in de gymzaal 2, de vlaggen zijn in een aanval van woede kapotgemaakt door Ruud Verbogen en nu is gekozen voor het kunstwerk Stenen Lijn. En nee, het zijn niet de granietblokken uit de volkstuin.
In brief 3 wordt aan de ouders meegedeeld dat de stenen te gevaarlijk bleken en de werkgroep Kunst en Gymnastiek nu gekozen heeft voor houten elementen die ze aan elkaar gelijmd hebben en vervolgens in de gymzaal hebben geplaatst waar ze 'een prachtig emotioneel verbond aangaan met het plafond'.
De kinderen zijn erg enthousiast...

Lang niet alles is flauw of grappig, met sommige teksten weet Nico Dijkshoorn je te raken. Bij De schildersboot van Claude Monet bijvoorbeeld. In de tekst mijmert Dijkshoorn verder over deze boot die hij graag als schrijversboot zou gebruiken.
De tekst Bankje in het Bos bij het Sculptuur om in het bos te verliezen van Jean Arp is zelfs ontroerend evenals de tekst Jongens met duif bij het gelijknamige schilderij van Jan Toorop. Bij Korenschelven in de Provence van Vincent van Gogh heeft Nico Dijkshoorn een licht weemoedige tekst geplaatst, mooi!
Natuurlijk is mijn mening over de teksten heel persoonlijk net als een mening over een kunstwerk heel persoonlijk is. De een zal schaterlachen om Dijkshoorns visie, de ander zal glimlachen of zelfs dat niet. Maar zeker is wel dat teksten qua toon en inhoud zeer divers zijn. Ieder zal wel iets van zijn gading in dit boek vinden.
De afbeeldingen zijn allen in kleur en voorzien van de titel en het jaartal waarin het kunstwerk gemaakt is evenals de naam van de kunstenaar.
Een leuk, luchtig boek voor de kunstliefhebber.


ISBN 9789045022352 | Paperback | 139 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | november 2012

© Dettie, 28 november 2012


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Nooit ziek geweest Nooit ziek geweest


Dit boek is een boek over een vader en een zoon.  De vader, Klaas, is een joviale man, die bij binnenkomst iedere ruimte luidruchtig vult. De zoon, Nico, denkt lang dat hij de leukste vader van de wereld heeft. De gezelligste familie van Nederland. Als hij ouder wordt ziet hij dat Klaas inderdaad altijd alle ruimtes luidruchtig vult, maar dat het altijd om hém gaat. Nóóit, niet één keer, vraagt hij naar de ander. Altijd begint hij zijn verhaal met hoe blij ze met hém zijn. Dat ze nog nooit zo’n leuke, gezellige man ontmoet hebben. Altijd heeft hij toevallig de állerbeste chinees, het állerbeste mannetje op de markt, of de állerbeste camping van het héle land. Vaak gaan zijn grappen en grollen ten kostte van degene die bij hem horen. Een van Klaas’ favoriete, op hilarische toon eindeloos herhaalde anekdotes gaat over een bezoek aan Artis. Hoe hij zich verstopt als de kleine Nico naar het aquarium staat te kijken:

“Hij was me helemaal vergeten. Toen ben ik achter een paal gaan staan. En maar wachten. Op een gegeven moment draait hij zich om en roept “Pappa, kijk eens”. Kon hij me niet vinden. Ik zag hem zoeken in het donker. Had hij meteen weer dat jankhoofd. Hij zoeken, en ik maar kijken. Eerst durfde hij niet ver bij het aquarium vandaan, maar op een gegeven moment, ja hoor, daar ging hij. Huilend. Hij ging steeds harder lopen en toen heb ik hem geroepen. Maar dat hoofd”. Hij kon mijn gezicht fantastisch na doen, de ogen wijd open en de mond scheef. Ik was denk ik een jaar of vier.“


Hoe ouder Nico wordt, hoe harder de ongeïnteresseerdheid en het egoïsme van zijn vader hem raken. Nico is degene die gaat studeren, zijn vader heeft geen idee wát hij studeert. Hij is de enige in het gezin die niet honkbalt, wat in iedere bijzin, tegen alles en iedereen verteld wordt. Je hebt al lezend de indruk dat Klaas werkelijk geen idee heeft wat zijn zoon doet, denkt en voelt. Tot de bom barst, in een vakantiehuisje, als de volwassen zoons met hun ouders een weekje weg zijn, en blijkt, uit een woedende, machteloze tirade van Klaas dat hij het wel degelijk wél gezien heeft. Dat ook hij de vervreemding tot op zijn botten gevoeld heeft:

“jij weet het allemaal zo goed, want ik ben dom. Kijk hem staan met zijn hoofd, met dat hoofd vol boeken, want dat moeten we steeds horen. Dat meneer leest, want meneer heeft gestudeerd, met boeken en lettertjes, want Jezus wat zijn we slim en wat moet het vreselijk zijn voor hem, dat hij hier een week moet zitten. Want zo is het. Je schaamt je voor ons. Omdat we dom zijn. Omdat we niet hebben gestudeerd. Ik heb je wel zien zitten in de tuin, met je boek”


Na deze uitbarsting besluiten beiden dat ze het contact niet verbreken, omwille van het kleinkind wat er inmiddels is, maar dat ze het alleen nog maar over koetjes en kalfjes gaan hebben. Het laatste deel van het boek beschrijft de aftakeling van Klaas. De dementie, de echtelijke ruzies, tot midden in de nacht op straat aan toe. De machteloosheid, en toch ook de zorg, noem het liefde, van Nico. Tot aan het verpleeghuis bed toe, waar zijn vader dementerend en wel, vertelt hoe blij ze allemaal met hem zijn hier. Op dát moment, het moment waarop zijn dementerende vader in zijn broek geplast heeft, en Nico tot zijn schrik besefte dat hij niets voelde, besluit hij tot het schrijven van dit boek. Een roman is het, staat nadrukkelijk op de omslag. Wat betekent dat de schrijver zich dichterlijke vrijheid over de waarheid heeft toegeëigend. Maar de namen van de hoofdpersonen zijn identiek aan de werkelijkheid. Het is zijn verhaal.  In interviews zegt Dijkshoorn dat de werkelijkheid feitelijk klopt, maar dat het boek beschrijft hoe hij de werkelijkheid ervaren heeft. Dat zijn  twee broers het heel anders beleefd hebben, en dus een andere werkelijkheid hebben. Zo gaat dat soms met ouders …drie kinderen, één vader, drie verschillende mannen. Ieder kind zijn eigen vader.

Het is een  schrijnend, schurend verhaal geworden, verpakt in ironie, en zelfspot, in humor soms. Meedogenloos. Scherp. Boos. Teder af en toe. Machteloos vooral. “Onmacht” is het woord wat het vaakst bij me op kwam tijdens het lezen van dit boek. Wel willen, maar elkaar niet kúnnen begrijpen en bereiken. Sommige scènes ontroerden me, met name de scène waarin Nico’s moeder een hersenbloeding krijgt en alsmaar de naam van haar verbrandde overleden zusjes noemt .
Het boek kent tegenstrijdigheden die soms schuren. Dijkshoorn schrijft als beschouwer, alsof hij van boven op de situatie neer kijkt, wat me soms in de weg stond bij het écht geraakt worden. Tegelijkertijd voelde ik me soms beschaamd, bijna té dichtbij,  meekijkend over Nico’s schouder naar zijn kwade vader, zijn vernederde boze moeder, hun aftakeling en kwetsbaarheid. De wrok , de ergernissen, de boosheid. De afrekening met een vader die, toen hij het boek schreef, dementerend in een verpleeghuis woonde. Die inmiddels is overleden. Die niets meer terug kan zeggen. Het heeft iets ongemakkelijks. Daar valt tegen in te brengen dat Dijkshoorn zichzelf bepaald niet spaart, en dat het hem tussen de regels door wél lukt beide kanten van de pijn in het boek te krijgen. De zoon voelt zich niet gezien. Hij dacht in oprechtheid dat zijn vader écht niet wist wat hij studeerde. De vader heeft stiekem wél gekeken, wél geluisterd, en voelde zich te min, vernederd, door die gestudeerde zoon, die “Revert” las, en op hen neer keek.

Wie Nico Dijkshoorn kent van televisie, zal bij het lezen van dit boek niet ontkomen aan zijn langzame, licht ironische stem in je  hoofd. Ik hoorde die stem het hele boek. Las het in zijn ritme. Ik hoefde het personage niet te verzinnen, ik zag hem voor me, sjokkend achter zijn vader. Dit boek moest geschreven worden, vertelde hij. Het is uit noodzaak ontstaan. Ik bleef als lezer, zoals hier boven beschreven, met gemengde gevoelens achter,  maar dat het uit noodzaak geschreven is geloof ik meteen. Verdriet en woede om een gemiste vader, lang voordat hij er écht niet meer was.
Al met al een mooi boek.


ISBN 9789025435851 | Paperback | 336 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | januari 2012

© Willeke, 16 april 2012


Lees de reacties op het forum en/of reageer: