Recensies Volwassenen

Waan en willekeur Waan en willekeur


In deze bundel met verhalen – zes stuks – worden in chronologische volgorde elementen die te maken hebben met de Tweede Wereldoorlog aangekaart. We beginnen met ‘Voorbij de catacomben’ in 1940, een verhaal dat eerder verscheen als novelle. Het gaat over een soldaat, die zich er niet van bewust is dat de capitulatie op dat moment een feit werd, en op een eigen manier strijd voert tegen de vijand. Zijn compagnie is hij kwijtgeraakt. Hij dringt een huis binnen, er is niemand meer. Geen Duitsers, soldaat of bewoner. Rust? Eindelijk rust?


‘Alleen ik,’ dacht hij en hij keek de kamer rond. Als ging de oorlog door totdat alle steden in puin lagen en de bewoners vermoord waren, niets zou hij er meer van zien en niets zou hij er meer van horen. Blind en doofstom zou hij zijn voor alle explosies. (-) Na het kabaal nu niets dan stilte, alsof zijn ogen bekleed waren met fluweel. Boven op een bed kon hij in slaap vallen en bijkomen van alle vermoeienissen. Als hij wakker werd, zou hij de ramen opengooien en de parfumlucht verdrijven. Soms zou hij nog naar de berichten op de radio luisteren, maar hij was vergeten waar het over ging.’


Het zal enigszins anders gaan als hij hoopte.

Dat is bij de hoofdpersonen in de andere verhalen ook het geval. Het zijn eenlingen die een manier moeten vinden om om te gaan met een veranderende wereld. Ze voelen zich tekort gedaan, of ze worden echt tekort gedaan. Xavier, de jongen in het verhaal ‘Kuuroord’, gaat op bezoek bij zijn zus die zich in een inrichting bevindt. De lezer die bekend is met de wandaden van de Duitsers, voelt de afloop aankomen, maar natuurlijk heeft de jongen geen idee.

Zo gaan we de oorlog door, en worden geconfronteerd met het feit dat er voor Joden en zigeuners, en - in de ogen van de bezetter nutteloze - mensen als bejaarden en geestelijke gestoorden weinig hoop was. Hun lot staat al vast, in het verhaal over Arthur wordt die dood al aangekondigd in de eerste zin, maar ook zonder aankondiging kan de afloop haast niet anders zijn. Daar komt nog bij dat de hoofdpersonen geen krachtige personen zijn die een weg uit hun ellende weten te vinden. Ze zijn geen bijzondere mensen: zij nemen het leven zoals het komt, hebben nauwelijks verweer.
Dat neemt niet weg dat alle verhalen beklemmend zijn. Niet vanwege de uitkomst dan, niet vanwege een spanning die je vindt in oorlogsboeken, maar door de schok die de verschrikkingen van de oorlog iedere keer opnieuw teweegbrengen en de psychologische impact op een mens.
En doordat het verhalen zijn over gewone mensen in bijzondere omstandigheden. Je vraagt je steeds af wat je zelf zou doen als je in zo’n situatie zat!

Er is een inleiding, die eigenlijk overbodig is. Door de verhalen wordt duidelijk wat de bedoeling is.

‘De mens is niet rationeel.’ ‘Wat deze personages niet kunnen inzien, is dat dit leven geen zin kent, slechts de waanzin die eenieder er zelf aan geeft.’
De schrijver vraagt in dat creditorium wie hij een dienst heeft bewezen met deze verhalen: ‘Het papier niet, mezelf niet en de lezer nog minder.’



Niet de lezer? Hoezo niet de lezer? Het zijn indringende, goed geschreven verhalen over het falen van de mens. Schrijver dezes kijkt uit naar meer van JTB Jansen, over welk onderwerp ook.


J.T.B. Jansen (Amsterdam, 1955) studeerde literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. In 1985 debuteerde hij met de novelle ‘Voorbij de catacomben’.


ISBN 9789491773693 | Paperback | 414 pagina's | Uitgeverij Palmslag | november 2017

© Marjo, 27 februari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Zwarte droom Zwarte droom
Mijnwerkersroman


In de jaren na de tweede wereldoorlog woonden en leefden veel mensen in een kleine gemeenschap, zonder veel contact met de wereld daar buiten. Er was immers geen sprake van de moderne media zoals we die nu kennen. Ook in Limburg was dat het geval; er was sprake van een klassenstelsel, waarin de rijken en de geestelijkheid het voor het zeggen hadden.

In Zuid-Limburg waren twaalf steenkoolmijnen, die zo vlak na de oorlog volop werkten; vele kleine industriëlen en neringdoenden deelden mee in de welvaart. Deelden de mijnwerkers mee in deze welvaart? Voor een deel wel natuurlijk. Ze hadden werk, zes dagen per week, en ze konden wonen in de wijken die de mijnen hadden laten bouwen, waarvoor de huur dan werd afgetrokken van hun loon. Maar hoe vaak moesten ze dit bekopen met een slechte gezondheid, een korter leven? Ongelukken gebeurden vaak, en soms kostte het hen hun leven. Een zwarte droom die een nachtmerrie werd.

De mijnwerkers – koempels - en hun gezinnen hadden zich ook te voegen naar de regels die de hoge heren stelden. Daar was de mijnpolitie voor in het leven geroepen. Dan was er nog de Kerk, die sowieso nog erg machtig was in die tijd, temeer in het katholieke Zuiden.
Wonen en werken in de kolonieën (met de klemtoon op de laatste lettergreep) waar de mijnagent en de pastoor de mensen in de gaten hielden, kon waarschijnlijk heel gezellig en kneuterig zijn, maar ook heel benauwend. Binnen zo’n vrij kleine gemeenschap ontstaat er immers volop roddel en achterklap.

Het is tegen die achtergrond dat Ivo Senden het mijnwerkersleven in al zijn facetten belicht, in de persoon van Jan Bemelmans, een eenvoudige koempel. Hij is getrouwd met Lieske met wie hij drie kinderen heeft. Steeds meer dringt het besef tot hem door hoeveel risico hij en zijn maten lopen in de donkere gangen van de mijn, terwijl hun chefs profiteren van de arbeid die de werkers verzetten. De ongelijkheid stoort hem steeds meer. Hij voelt de beklemming van zijn bestaan, maar zou hij de moed kunnen verzamelen om zich er aan te ontworstelen? Er was immers een gezin hebt dat afhankelijk was van hem.

Ook zijn geloof in God wankelt. Toch, en mede op aandringen van Lieske, gaat hij met de pastoor praten op het moment dat hij voor een keuze komt te staan:

‘Jan, de Heer waakt al drieëntwintig jaar over je wanneer je Zijn kolen haalt. Als er al iets zou gebeuren, dan heeft hij daar een reden voor, zoals Hij die altijd heeft. Het is net aan ons om die redenen te begrijpen en al helemaal niet om ze in twijfel te trekken. De Heer heeft voor jou een ondergronds pad gekozen en Hij wil dat je dat bewandelt. Kies je een ander pad, dan zul je je daarvoor niet alleen bij de schepper moeten verantwoorden. Vergeet nooit wie de Heer gekozen heeft om je dagelijks je brood te geven en houd hen ook in ere.’


Zo ging dat in die tijd, en je had je er maar bij neer te leggen. Wie voor een dubbeltje geboren werd, mocht niet eens proberen een kwartje te worden!

Ivo Senden is een rasverteller. Hij sleept de lezer mee in de wereld van de mijnwerkers, die hem als Limburger niet vreemd voorkwam. Zo kon hij een historisch verslag schrijven van een leven dat ons heden ten dage vreemd is, maar werkelijk was zoals het beschreven staat. En zo lang geleden is het nog helemaal niet: Sendens grootvaders hebben in de mijn gewerkt.
Tegelijk is het een verhaal dat gaat over leven en liefde. En het is spannend, zo spannend dat je haast niet door durft te lezen. Voor wie last heeft van claustrofobie - wees gewaarschuwd: de beschrijvingen over het werk diep onder de grond zijn benauwend echt. Het besef van hoe het geweest moet zijn toen, daar diep onder de grond is dat ook.

Het is een boek, dat zich leent voor een verfilming!

Voorin staat een woordenlijst, voor wie niets van mijnen weet. Achterin vind je een nawoord, waarin Senden vertelt over de achtergrond van het boek, en waar hij zijn informatie vandaan heeft gehaald.


ISBN 9789079226238 | Paperback | 558 pagina's | Uitgeverij Leon van Dorp | maart 2015

© Marjo, 16 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

In het museum In het museum


'Nooit had David Schijndels durven hopen dat hij in een dinosaurus zou veranderen. De dag was niet slecht begonnen, maar dat het leven zo zou eindigen…’

David is ruim tien jaar als zijn moeder zegt dat hij zijn mooiste overhemd aan moet trekken. Ze gaan naar Brussel. Jaren eerder - voor het kind is vier jaar een lange tijd - was er een gewoonte geïntroduceerd in het leven van de jongen. Minstens een keer per maand ging hij met zijn vader naar Amsterdam. Het duurt een aantal reizen voor de jongen doorheeft dat ze helemaal niet naar Amsterdam zijn gegaan al die tijd. Ze gingen de grens over, naar Brussel!

David vindt het heerlijk als hij samen met zijn vader op stap mag. Zijn vader is een held, hij kan hele lange verhandelingen houden, is opgeleid als filosoof. Hij windt iedereen om zijn vinger en krijgt alles voor elkaar. Vooral de vrouwen vallen voor hem, maar dat is in het begin nog niet zo duidelijk voor de jongen. Die geniet: van de wandeling door de stad, van de nieuwe smurf die hij krijgt maar vooral van het dinomuseum. Uren kunnen ze daar rondlopen, fascinerend zijn al die uitgestorven dieren.

Na een tijdje loopt zijn vader niet meer met hem mee, er is een meisje, Sarah, een oppas. David vindt het maar niks, maar Sarah ook niet. Toch vinden ze samen een manier om het allebei gezellig te hebben. De jaren gaan voorbij, en langzaam verandert het beeld dat de jongen van zijn vader heeft. Steeds meer doorziet hij wat voor man zijn vader is, maar het is wel de vader waar hij van houdt. En hij vindt het museum nog steeds een heerlijke plek om rond te lopen.
Dan komt de dag dat Sarah er niet is. David loopt in zijn eentje rond, en vergeet de tijd. Hij had om half drie afgesproken met zijn vader, het is al vijf uur als de jongen op de afgesproken plek komt. Geen vader. Geen Sarah. Niemand. Op dat moment neemt David een besluit.

Het verhaal wordt als een terugblik verteld. Daardoor kan het taalgebruik iets volwassener zijn dan wanneer het door het kind van zes verteld zou worden, op het moment dat hij het allemaal meemaakte. Toch houdt het verhaal het dromerige, naïeve sfeertje dat bij een kind hoort, een slim kind dan toch.

In de eerste alinea staan al verwijzingen naar het eind, maar op dat moment begrijpt de lezer dat nog helemaal niet. Het geeft meteen de nieuwsgierigheid een opdonder, je legt dit boekje niet weg! Wat wordt er bedoeld met ‘hij zou in een dinosauriër veranderen’? En waarom zegt zijn moeder: ‘We laten ons verdomme niet kennen.’ David schrikt er van. Zijn moeder vloekt nooit.

Joost van Driel doet dit reuze goed: door de ogen van het kind zien we hoe vader, een flierefluiter, een fantast, zijn leven verwoest, en daarmee dat van zijn gezin.
Er zit magie in het verhaal en in het taalgebruik. Een prachtig debuut is het. Rake typeringen, mooie zinnen, goede symboliek.

Joost van Driel (Middelburg 1976) was als onderzoeker en docent werkzaam aan verschillende Nederlandse universiteiten. Hij publiceerde onder andere artikelen over literatuurgeschiedenis in De Groene Amsterdammer. Over middeleeuwse literatuur schreef hij de boeken Prikkeling der zinnen en Meesters van het woord.


ISBN 9789460015205 | Hardcover | 160 pagina's | Uitgeverij Vrijdag | februari 2017

© Marjo, 16 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Strikken Strikken


Het boek bestaat uit drie delen. Een man heeft na twaalf jaar aan zijn vrouw bekend dat hij de bloemetjes buiten is gaan zetten. Hij heeft een jongere maîtresse. Op het moment dat zijn vrouw hem voor de keuze stelt: zij of ik, vertrekt hij.

Het begint als een brievenroman: Vanda schrijft haar man Aldo op een verontwaardigde en verwijtende toon, maar vraagt hem ook om terug te komen. Hun kinderen, Sandro en Anna, missen hem.
Gaandeweg verandert de toon. Ze heeft door dat hij niet terugkomt, hij is te verliefd op die ander. En Vanda schrijft al haar ellende van zich af, de toon wordt wanhopig, verwijtend en boos, en tenslotte gelaten. Op dat moment wankelt de lezer: wie heeft zijn sympathie? De vrouw die verlaten is? Of de man, die alle ellende over zich heen gestort krijgt?

Met deel twee maken we een grote sprong in de tijd. De twee echtelieden zijn bij elkaar, maar het is jaren later. Nu wordt het verhaal verteld door Aldo. Hij rommelt door papieren, maar je weet als lezer dan nog niet wat er aan de hand is. Het zijn terugblikken op zijn huwelijk en de liaison die hij had en hoe dat tenslotte stuk liep. De relatie met vrouw en kinderen werd hersteld, maar dat is alleen voor de buitenwereld zo. Er zal geen rust meer heersen in hun huis.

Hij begint zijn verhaal met de vakantie. Niet alleen wordt dat geen succes, de schrik is enorm als ze thuiskomen: het appartement is totaal overhoop gehaald! Missen ze iets, vraagt de politie? En dat is vreemd: eigenlijk niet. Er is niets weg. Aldo durft niet te zeggen dat hij wel degelijk iets mist, de kostbare spullen zijn er immers allemaal nog. Alleen de kat is verdwenen, maar die zwerft vast ergens buiten, ze zal zich rot geschrokken zijn door de inbrekers.

Deel drie is het verhaal van de kinderen, verteld vanuit de dochter. Dat verhaal werpt een verrassend licht op het voorafgaande. En waar de sympathie van de lezer ligt, nou, dat wordt een lastige kwestie...

De titel komt letterlijk van een gebeurtenis in het leven van de hoofdpersoon. Hij heeft een aparte manier om zijn veters te strikken, en ontdekt, als het leven van zijn gezin al helemaal ondersteboven ligt, dat zijn zoon onbewust deze manier van strikken heeft overgenomen. Bij een ongemakkelijke ontmoeting tussen vader en kinderen, op een moment dat hij hen al enkele jaren niet gezien heeft, confronteert Anna hem daarmee: waarom heeft hij het Sandro wèl geleerd, en haar niet? Zij wil het ook leren!

Het is het verhaal van een gezin dat verscheurd raakt, en hoe ieder gezinslid daarop reageert. Een prachtige psychologische roman, met een spanningselement erin: want wie zijn die onverlaten die ingebroken hebben?

Er is een voorwoord van de vertaalster naar het Engels Jhumpa Lahiri. Als je dat tevoren leest word je haast bang om het verhaal nog te gaan lezen, zo ontzettend lovend is zij. Laat je niet tegenhouden, het is geen moeilijk te begrijpen verhaal. Als Lahiri aangeeft dat ze er bij meerdere lezingen andere dingen uit distilleerde, dan is dat niet zo vreemd. Is dat immers niet zo bij alle goede boeken, dat een tweede, een derde lezing je andere ervaringen geeft?

Een goed boek is het zeker, het is zeker de moeite waard om nog eens te lezen, maar een gemiddelde lezer leest maar één keer, en deze ene keer levert zeker ook een bevredigende ervaring op! De sfeer is zoals die bij het beroemde toneelstuk: Who is afraid of Virginia Woolf?
Een indringende psychologische roman vol emotie, kwelling en jawel, liefde.


ISBN 9789025451714 | Paperback | 176 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | augustus 2017

© Marjo, 16 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Reddende engel Reddende engel


Het lieflijke Limburg waar een toerist een heerlijke ontspannen vakantie kan beleven is het decor van een gothic novel, een donker naargeestig sprookje.

De twintigste roman van Renate Dorrestein voert een vrouw ten tonele die op de vlucht is. Voor zichzelf, want Sabine, de ik-figuur, heeft zojuist haar huwelijk zien mislukken doordat haar man een ander heeft. Ze wil zo ver mogelijk weg van de plek die thuis was, en belandt zodoende in het zuiden van Limburg. Dat ze daar ergens is, weet ze nog net, maar waar precies, dat weet ze niet. Het is slecht weer, het onweert, het is een donkere avond, haar auto stopt er mee – geen benzine – en ze heeft geen idee waar ze is. Ze is in een opwelling vertrokken, en is haar telefoonoplader vergeten. Als ze een lichtje ziet, en zich gelukkig prijst dat ze zich toch in de bewoonde wereld bevindt, wordt haar hoop al snel de grond in geboord.

‘In de stromende regen stond een jong meisje tegen de berm gedrukt, het natte lange haar om het hoofd gepleisterd. Ik hees me de auto uit, wankel van opluchting omdat ik blijkbaar in de buurt van menselijke bewoning was beland. ‘Dat lukte inderdaad maar net.’ zei ik buiten adem.
Ze antwoordde iets wat verloren ging in een knetterende donderslag.
‘Kan ik hier ergens schuilen?’ riep ik. ’Ik zit zonder benzine.’
’Verderop kunt u keren!’


Sabine is absoluut niet welkom, maar aangezien ze nergens heen kan, vraagt ze toch om de telefoon te mogen gebruiken. Er zijn twee meisjes, alleen thuis blijkbaar. Maman en Ennis zijn naar het ziekenhuis, hoort Sabine, en ze weet zich naar binnen te kletsen.

Voor haar werk is Sabine op zoek naar bijzondere plekken om daar een bed & breakfast van te maken. En op een bijzondere plek is ze zeker! Maar dat ze gebleven is, daar zal ze spijt van krijgen. Het is een eigenaardig huishouden waar ze in terecht komt. Twee jaar eerder is er iemand om het leven gekomen, en sindsdien wordt het gezin door de dorpelingen met de nek aangekeken, zelfs gemeden. Ook Sabine lijkt dat lot beschoren als ze de volgende dag hulp gaat zoeken in het dorp.
Wat is er gebeurd op die boerderij? Wat hebben de dorpelingen tegen de bewoners van Oldenhage?

Langzaam wordt Sabine in de rol van een soort hulpverleenster gedrongen. Ieder lid van het gezin vraagt haar dingen en braaf doet ze het, van chauffeur spelen tot ganzen ophokken. Is dat alleen maar omdat ze haar zinnen heeft gezet op de boerderij? Is het de radeloosheid na het beëindigen van haar huwelijk? De wanhopige behoefte om nodig te zijn?

‘Ik zag ooit een akker, in de Achterhoek geloof ik, waar na de oogst nog één vergeten maiskolf op zijn stengel stond te rammelen in de wind, een bleek, onguur beeld dat zich opeens weer aan me opdrong.
Die overgeschoten kolf, dat was ik.’


Vrolijk word je er niet van, maar dat word je nooit van een roman van Renate Dorrestein. Er hangt meestal een naargeestig sfeertje, een donkere schaduw hangt boven de hoofdpersonen. Zo ook hier.


ISBN 9789057598609 | Paperback | 256 pagina's | Uitgeverij Podium | september 2017

© Marjo, 13 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Rotgeluk Rotgeluk


Tien verhalen over dromen en verwachtingen leren ons dat geluk niet voor het oprapen ligt. Nu wisten we dat al wel, maar hoop doet leven. In deze verhalen wordt die hoop de grond ingeboord, en dat niet altijd met een zachte hand.

In het titelverhaal wordt een massaontslag aangekondigd. Slechts enkelen zullen mogen blijven. De hoofdpersoon denkt wel te kunnen voorkomen dat hij de laan uit wordt gestuurd: hij bedenkt een plannetje. Natuurlijk is de uitkomst daarvan heel anders dan hij het zich gedacht had. Het is niet het sterkste verhaal, het is te voorspelbaar.

Het verhaal dat het meest aanspreekt is De Ring. Het is een niet alledaags verhaal, over een ring die de show steelt...

In het gezin van twee zusjes komen iedere zondag een oom en tante eten, die zelf geen kinderen hebben. Als de achtjarige hoofdpersoon aan haar vader vraagt waarom oom en tante geen kinderen hebben, is het antwoord: ‘Tante Angelina is niet gezegend geraakt.’ Een raadselachtig antwoord! Het zijn immers priesters die zegen uitdelen?
Als tante van oom een ring krijgt, zijn de overige dames daardoor gefascineerd. Er staat iets in gegraveerd: ‘Wie jou ziet moet voor je dansen.’ Oom legt niets uit, maar het zal een ware uitspraak blijken! Maar voordat het zo ver is, droomt het jonge meisje ervan dat zij ooit de ring aan haar vinger zal schuiven. Als tante Angelina die droom hard verscheurt, schrijft Kristien de Wolf dit:


‘We zaten opgesloten in onze eigen hoofden en geraakten daar niet meer weg. Ik kreeg het benauwd van mijn gedachten en ook van de verraderlijke rust die maar bleef aanhouden.
Opeens kon ik niet meer slikken. Met mijn mond vol bleef ik zitten. Mijn moeder merkte het niet eens. De stilte boven de tafel verzamelde alleen maar meer gewicht en werd steeds dichter. Ik zag ze als een koude nevel van onze tafel oprijzen, tot ze stolde tot een naakt, wit blok beton dat ons definitief van elkaar scheidde. Even dood als de ring zelf was deze stilte, even ijselijk als de tochtige diepten waaruit hij moest zijn opgedolven.’



Zulke prachtige volzinnen gebruikt de schrijfster gelukkig vaak. Hoe deprimerend de inhoud van de verhalen soms ook is, de taal die zij gebruikt om het ons te vertellen maakt veel goed.

Er is een verhaal over het onbegrip tussen twee culturen, en dat van de vrouw die onverwacht een lot cadeau krijgt en meteen de wildste visioenen krijgt voor als de hoofdprijs aan haar uitgekeerd gaat worden. Nog een bijzonder verhaal: dat van de vrouw die door haar eigen lichaam wordt toegesproken. Het eindigt met een onverwachte, maar zeer toepasselijke ontknoping.

‘Mooi is dat’, vervolgde het misnoegd. ‘Jij zou geen geschenk als ik onder je hoede moeten krijgen.’
‘Een geschenk? Jij? Een vat vol weerspannigheid, een bad vol miserie, dat is wat jij bent. Nooit kun je een keertje gewoon doen wat ik vraag. Moe, ziek of lui, het is altijd wat.’


Tien verhalen, heel verschillend, wat betreft zeggingskracht en wat betreft het onderwerp. Maar steeds zijn er mensen op zoek naar geluk, en steeds is er dat deksel op de neus. Wat de verhalen ook gemeen hebben is de toon, licht tot zwaarder ironisch. Van deze hoofdpersonen heeft de schrijfster geen hoge dunk.
Die heb ik dan weer wel voor Kristien de Wolf. Dit debuut overtuigt.

De Extazereeks, een gezamenlijk initiatief van het literair tijdschrift Extaze en Uitgeverij In de Knipscheer, biedt schrijvers die eerder in Extaze hebben gepubliceerd de mogelijkheid hun werk in een zelfstandige uitgave te presenteren. De vormgeving van omslag en binnenwerk is van Els Kort.


ISBN 9789062659654 | Paperback | 116 pagina's | Uitgeverij In de Knipscheer | oktober 2017
Extazereeks deel 5

© Marjo, 16 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Zwijgplicht Zwijgplicht


Deze historische, op waargebeurde feiten gebaseerde, roman speelt van 1913 tot 1948, deels in Vlaanderen, grotendeels in Nederland. We volgen de Amsterdamse kandidaat notaris Theo Borret. Hij is homoseksueel en leidt een dubbelleven. Met zijn geliefde Günter in Duitsland heeft hij in deze tijden van oorlog vooral per brief contact, daarnaast begeeft hij zich regelmatig op allerlei stiekeme ontmoetingsplekken en neemt af en toe een jongeman mee naar huis.

Hij beseft dat als hij carrière wil maken en zich aan de druk van de familie wil ontworstelen er een schijnhuwelijk plaats zal moeten vinden. Via zijn goede vriend Willem komt hij in contact met Sophie, een ex-prostituee die bij hem in het huishouden komt werken. Ze is zwanger maar wil het kind pertinent niet. Theo helpt haar om naar Amerika te gaan en daar een abortus te ondergaan en vraagt haar net voor vertrek vrij spontaan ten huwelijk. Hij gaat er vanuit dat Sophie begrijpt dat het om een platonisch verstandshuwelijk zal gaan, als zijn huishoudster heeft ze tenslotte al heel wat heren bij nacht en ontij zien vertrekken, maar in de loop van hun huwelijk blijkt dat Sophie toch op wat meer intimiteit gehoopt had.

Sophie is na de ingreep in Amerika onvruchtbaar geworden, dus een kind van hen beide zit er tot haar verdriet niet in. In de woelige tijden net voor de eerste wereldoorlog komt daarvoor uit onverwachtse hoek een onorthodoxe oplossing in zicht. De notaris waar Theo werkt is zeer actief in de opvang van Belgische vluchtelingen, en in de periode raakt er op een vluchtelingenboot van Antwerpen naar Rotterdam een baby zoek. Het kind wordt bij een vreemde vrouw aangetroffen, maar niemand weet wie het kind is en waar het vandaan komt. De notaris ‘reserveert’ het kind voor Theo en Sophie en zij adopteren het. Het meisje, ze noemen haar Hélene, groeit op met de gedachte dat ze een eigen kind van Sophie en Theo is en heeft geen besef van haar eigenlijke identiteit.

Vanaf het begin van het boek volgen we ook een familie in Vlaanderen die op de vlucht slaan voor het dreigend oorlogsgeweld. De vrouw, hoogzwanger, overlijdt, de baby, Florentine, overleeft de bevalling, maar als haar zusje van zeven haar op de vluchtelingenboot naar Rotterdam even uit het oog verliest, is de baby onvindbaar. De vader en het zusje blijven hun hele leven op zoek naar het kind, een lange zoektocht, die héél vaak heel dichtbij Hélene komt, maar die regelmatig door belanghebbenden wordt tegengewerkt.

De auteur van het boek, programmamaker en schrijver Theo Stokkink, is de zoon is van zoekgeraakte baby Hélene. Hij beschrijft dus het verhaal van zijn moeder. De Vlaamse schrijfster Elisabeth Marain begon in 1994 te schrijven aan een trilogie over de Grote Oorlog, de eerste twee delen werden gepubliceerd. Het derde deel zou gaan over de zoektocht naar Hélene maar is nooit tot publicatie gekomen. Met haar toestemming heeft Theo Stokkink dertig jaar later de draad weer opgepakt, maar nu vanuit Nederlands perspectief.

In het eerste deel van het boek ligt de nadruk behalve op de geschiedenis van Hélene vooral ook op de homosexualiteit van Theo en op de verscheurdheid, schaamte en dilemma’s die dat begin vorige eeuw met zich mee zich mee bracht. De liefde moest altijd in het verborgene plaatsvinden en door een nieuwe wet lag zelfs gevangenisstraf op de loer. Bovendien was er altijd de angst voor ontdekking waarmee je dan schaamte en blaam over je familie zou uitstorten. Twee van de mooiste passages in dit boek bevatten de conversatie over dit onderwerp tussen Theo en zijn vader en Theo en zijn familie. Liefde, schaamte, angst, onbegrip en onmacht strijden om voorrang en taal voor dit soort zaken vinden ze nauwelijks. Als lezer zóu je het gevoel kunnen bekruipen dat twee zulke grote thema’s en verhaallijnen misschien wel twee boeken hadden verdiend, maar Stokkink weet het evenwicht goed te bewaren en maakt er één groot verhaal van. Dat de vrij verbijsterende geschiedenis van een zoekgeraakte baby het verhaal van zijn eigen moeder is, geeft het boek een extra lading.


ISBN 9789062659807 | Paperback | 442 pagina's | Uitgeverij In de Knipscheer | december 2017

© Willeke, 16 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Drie wensen Drie wensen


Vierendertig jaar geleden hebben Frank Kettle en Maxine Leonard een kortstondige relatie gehad, maar de negentienjarige Maxine is al op zoek naar een ander, als ze constateert dat ze zwanger is. Ze trouwen netjes, en na een aantal maanden wordt er een drieling geboren. Catriona en Lyn zijn identiek, Gemma heeft zich in haar eentje ontwikkeld, maar wel op hetzelfde moment.

Het verhaal begint als zij hun verjaardagfeestje vieren in een restaurant. Dat feest begint heel gezellig, maar krijgt een dramatisch einde, als een van de zussen een fonduevork naar een van de anderen gooit, en die in haar zwangere buik blijft steken. De gooier valt flauw en breekt haar kaak.

De dames Lyn, Cat en Gemma hebben uiteenlopende karakters en leiden zodoende ook heel andere levens. Maar hun band is sterk, ze delen alles met elkaar. Denken ze. Maar gaandeweg blijkt dat ze wel degelijk geheimen hebben. En het zijn deze geheimen die - als ze dan toch verteld worden - een zware wissel trekken op de familiebanden.

Lyn is een succesvolle zakenvrouw. Ze is getrouwd met Michael, en heeft een driejarig dochtertje, Maddie. Ook woont in het gezin de veertienjarige Kara, dochter van Michael uit een eerdere relatie. Lyn is een zakelijk type, maar ze is ook sportief en een familiemens.
Catriona is marketing executive, getrouwd met Dan, met wie ze graag een kind wil. Maar dat lukt niet, en dat feit ligt mede ten grondslag aan haar nogal drastische beslissing als haar man haar opbiecht dat hij vreemd is gegaan. Ze stuurt hem weg. Cat is een spontane meid, goed van vertrouwen, maar fel als dat vertrouwen onterecht blijkt.
Gemma is het dromerige type, heeft geen vaste baan, en na een mislukte relatie fladdert ze wat rond, ze lijkt zich niet te durven binden. Later blijkt dat ze heel goed voor zichzelf kan zorgen.

Wat er voorafgaat aan het etentje wordt vanuit wisselend perspectief verteld. Hoewel er vaak gezegd wordt dat meerlingen weten wat de ander bezighoudt, en dat zij het ook voelen als de ander wat overkomt, is dat absoluut niet het geval bij deze zussen. Toch zijn ze erg aan elkaar gehecht, en worden eventuele schermutselingen steeds weer bijgelegd. Of dat ook zal gebeuren na dat dramatische verjaardagfeest?

Het is een verhaal over een familie waar het nooit saai is, waar geheimen broeien, en waar de onderlinge genegenheid groot (genoeg?) is.
Behalve het verhaal van de jeugdjaren van de drieling, in niet chronologische volgorde, zijn er de getuigenverklaringen van mensen die verder geen rol spelen in het verhaal, die alleen maar laten zien dat buitenstaanders nooit kunnen weten wat er echt gebeurt. En ook krijgen we vooral aan het einde nog even mee wat er allemaal met de ouders gebeurt, en met hun oma.

Hier lijkt het alsof Moriarty losse eindjes wil wegwerken. Maar eigenlijk is dat allemaal niet zo interessant meer. Het voegt weinig toe. Toen bleek dat dit boek het debuut was van Liane Moriarty begreep ik het: bij de boeken daarna is het verhaal evenwichtiger, en gaat ze ook diep op de karakters van haar personages in. Dat neemt niet weg het lezen van Drie Wensen een genot is! Het verhaal over de drie zussen sleept de lezer mee tot de ontknoping. Er is herkenning, terwijl je tegelijk kan denken dat je het zelf heel anders zou doen! Humor, pittige dialogen, en vooral de afwisseling maken dit een heerlijk boek.

Drie Wensen is dan wel uitgekomen in oktober 2017 uitgekomen in Nederland, dit boek is het debuut van Liane Moriarty en stamt uit 2012.


ISBN 9789400509238 | Paperback | 384 pagina's | A.W. Bruna Uitgevers | oktober 2017

© Marjo, 16 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De man die niet schoot De man die niet schoot


‘Het verhaal wordt door iedereen een beetje anders verteld.’

Zo begint deze debuutroman. Als dan verteld wordt waar het mee begon, de man die over de Meir in Antwerpen loopt, op de eerste lentedag van het jaar, dan is dat een feit. Zoals het ook een feit is dat de man een pistool heeft, dat hij richt op willekeurige mensen die in zijn buurt komen. De paniek die volgt is een feit. Mensen beginnen te gillen en duiken weg.

‘Voor dat ene stelletje is het te laat: zij hadden de pech het pad te kruisen van de man met zijn pet of Stetson. Ze waren weggedoken maar kunnen nu geen kant meer op: de dichtstbijzijnde bank staat een paar meter verder. Bevend zakken ze op hun knieën, de man heft zijn linkerarm afwerend voor het gezicht van de vrouw, wat halfslachtig weliswaar, alsof hij zich al heeft neergelegd bij wat komen zal.’


Al richt hij zijn pistool op het voorhoofd van de man en daarna op de vrouw, de man schiet niet. Hij loopt door, mensen in grote verwarring achterlatend. Later zullen getuigen heel diverse feiten verkondigen over hoe de man er uit zag, hoe hij zich gedroeg. Hun waarneming is wazig geworden door de angst.

Het verhaal is actueel, het is de tijd na de diverse aanslagen op allerlei plekken in de hele wereld. De dreiging van terroristen beheerst het leven. En de man is verdwenen. Waar is hij? Wacht hij op het goede moment om toch nog slachtoffers te maken?

De stad raakt volledig uit balans. Omdat de man misschien een groene pet op had, of misschien een Stetson, worden die hoofddeksels verboden. Overal staan bewapende militairen, de staat van beleg is van kracht. Mensen durven de straat niet op, men vertrouwt elkaar niet meer. Is er eigenlijk wel een aanslag gepleegd? Wat is er precies gebeurd? Omdat iedereen de dader kan zijn volgen er razzia’s, en een proces met 4200 verdachten.

‘Zo loop ik hier vanavond door het park, langs de tentjes van de vierduizend tweehonderd, als dader onder de daders, de lucifer in een brandend bos. Gedreven door schuldgevoel. Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ook dat me de afgelopen weken bijna elke avond naar Park Spoor Noord gedreven heeft. Misschien zelfs vooràl dat. Zou het zonder mij ook zover gekomen zijn? Zonder die aprildag?’


In deze onwerkelijke toestand hebben twee mannen elkaar herkend. Ze waren ooit bevriend, maar hebben elkaar jaren niet gezien. Nu blijken ze in hetzelfde woonblok te wonen. Wie is Anders? Wat voor verleden hebben hij en zijn vriend Alex, die volkomen van slag is na de niet-aanslag? Natuurlijk is er ook een vrouw, Mailka, van wie ook al niet duidelijk is wie zij precies is. En dan is er de goeroe, de man die mensen om zich heen weet te verzamelen als een sekte.

‘Na 9/11 is het in de Verenigde Staten gelukt. Een oorlog die de aandacht afleidt van wat er echt fout gaat, vaten vol olie om de economie draaiende te houden… en het enige dat daarvoor nodig was, waren een stuk of tien high-level politici en legerleiders die samen een aanslag hebben opgezet. Dus waarom zouden ze het hier dan ook niet eens proberen, een aanslag op zijn Belgisch?‘


Een actueel verhaal met absurde wendingen, dat je verbijsterd achterlaat. Omdat Anders als verteller van het verhaal een ‘onbetrouwbare’ verteller is, weet de lezer niet wat hij hier nu mee moet. Ja, soms lijken de maatregelen die genomen worden naar aanleiding van een (dreigende) aanslag overtrokken, een massahysterie. Vincent Merckx laat zien dat dit een schijnveiligheid is. Maar dat weten we toch wel?

Vincent Merckx werkt bij de VRT. Korte verhalen en columns van zijn hand verschenen eerder in Tirade en SLANG Magazine. ‘De man die niet schoot’ is zijn romandebuut.


ISBN 9789401446358 | Paperback | 217 pagina's | Uitgeverij Lannoo | september 2017

© Marjo, 13 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Een verhaal uit de zonnestad Een verhaal uit de zonnestad


‘Als de kleuren in mijn hoofd vervaagden, de stemmen hun toon langzaam kwijtraakten, mijn geheugen steeds meer aan scherpte verloor, en dit – het haast ongemerkt verdwijnen van details - een proces was wat geen genade kende, dan zou onherroepelijk een moment aanbreken waarop alles nog slechts dof in me zou doorklinken, als een vaag gevoelde herkenning bij het verhaal van een vreemde.’


Zes jaar is het al weer geleden dat Hamza Fayoun Damascus verliet en hij heeft zijn verhaal nog niet verteld. Hij moet het vertellen, voordat het verhaal ‘als water in poreuze grond uit hem zou weglopen’.

Voor in 2011 de Syrische Burgeroorlog begon zou Hamza student bouwkunde worden op de universiteit in Damascus. Hij verheugde zich er op, deels vanwege de studie, maar ook omdat hij hoopte het meisje terug te zien waar zijn oog op gevallen was tijdens de open dag. Hij was daar met zijn vrienden Bassam en Fayal, die hij evenwel uit het oog verloor in de drukte.

En toen was daar dat meisje. Hij volgt haar en belandt in de introductieles filosofie. Hij ontdekt dat het meisje de dochter is van de professor, maar ook heeft hij met veel interesse geluisterd naar hetgeen professor Sinna El-Iskandri vertelde.
Tegen de zin van zijn vader schrijft hij zich in voor het vak filosofie, en raakt zo betrokken bij de familie El-Iskandri. De professor nodigt hem en enkele anderen uit voor privésessies bij hem thuis, waar Hamza natuurlijk graag op ingaat. Zo kan hij het meisje, dat Zania heet, vaker zien. En dan mag hij haar ook nog bijles geven. Nu nog de moed verzamelen om haar echt het hof te maken. De familie - een oom en tante en twee neven - blijkt achter hem te staan en moedigt hem aan. Dat daar meer achter zit ontdekt hij – bijna - te laat.

Intussen ligt Hamza’s vader in het ziekenhuis, in coma, na een operatie door de broer van professor El-Iskandri. Hamza bezoekt hem wel, maar eigenlijk is hij al afscheid aan het nemen van de man die hem nooit zo dierbaar was als de familie Iskandri nu wordt.

‘Was zijn vader een vlieg die, net voor het raam dicht waait, door een kier naar binnen vliegt, en even later niet begrijpt waarom hij niet zomaar terug kan, zich niet bewust van het ondoordringbaar scherm tussen hem en de vrijheid waar hij zojuist nog van genoot?’


Terwijl je ogenschijnlijk een romantisch verhaal leest, speelt er veel meer mee op de achtergrond. Langzaam wordt de spanning voelbaar gemaakt die er ontstaat in Syrië, als de bevolking zich steeds meer onderdrukt voelt door president Assad en in opstand komt. Je kan niet zomaar alles zeggen, er lopen steeds meer militairen op straat. Ook de broer van Hamza gaat in het leger.

Er is de filosofieles over Socrates, de man die liever lijdt dan een ideaal op wil geven; er is een verlangen naar de lente; volwassenen die zonder uitleg jongeren aanraden hun geluk buiten Syrië te zoeken. Een student daagt de professor uit een standpunt in te nemen, en de privélessen stoppen ‘omdat het tijd is voor iets anders.‘ Kleine hints, die evenwel geheel duidelijk zijn omdat wij weten wat er zou gebeuren. Heel subtiel is de verandering van de maatschappij: de westers georiënteerde instelling van de bewoners van Damascus wordt bedreigd door aanhangers van Assad.

Je zou verwachten dat deze debuutroman geschreven is door een Syriër, maar John-Alexander Janssen (1984) is Nederlander. Hij studeerde af in geschiedenis, filosofie en rechten. Hij woonde in Harrisonburg, Jeruzalem en Parijs, was kort in opleiding om rechter te worden en is docent geschiedenis. Een verhaal uit de Zonnestad was een van de nominaties voor De Bronzen Uil 2017. Terecht.


ISBN 9789029511841 | Hardcover | 224 pagina's | De Arbeiderspers | december 2017

© Marjo, 13 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer: