Recensies Debutanten

Rotgeluk Rotgeluk


Tien verhalen over dromen en verwachtingen leren ons dat geluk niet voor het oprapen ligt. Nu wisten we dat al wel, maar hoop doet leven. In deze verhalen wordt die hoop de grond ingeboord, en dat niet altijd met een zachte hand.

In het titelverhaal wordt een massaontslag aangekondigd. Slechts enkelen zullen mogen blijven. De hoofdpersoon denkt wel te kunnen voorkomen dat hij de laan uit wordt gestuurd: hij bedenkt een plannetje. Natuurlijk is de uitkomst daarvan heel anders dan hij het zich gedacht had. Het is niet het sterkste verhaal, het is te voorspelbaar.

Het verhaal dat het meest aanspreekt is De Ring. Het is een niet alledaags verhaal, over een ring die de show steelt...

In het gezin van twee zusjes komen iedere zondag een oom en tante eten, die zelf geen kinderen hebben. Als de achtjarige hoofdpersoon aan haar vader vraagt waarom oom en tante geen kinderen hebben, is het antwoord: ‘Tante Angelina is niet gezegend geraakt.’ Een raadselachtig antwoord! Het zijn immers priesters die zegen uitdelen?
Als tante van oom een ring krijgt, zijn de overige dames daardoor gefascineerd. Er staat iets in gegraveerd: ‘Wie jou ziet moet voor je dansen.’ Oom legt niets uit, maar het zal een ware uitspraak blijken! Maar voordat het zo ver is, droomt het jonge meisje ervan dat zij ooit de ring aan haar vinger zal schuiven. Als tante Angelina die droom hard verscheurt, schrijft Kristien de Wolf dit:


‘We zaten opgesloten in onze eigen hoofden en geraakten daar niet meer weg. Ik kreeg het benauwd van mijn gedachten en ook van de verraderlijke rust die maar bleef aanhouden.
Opeens kon ik niet meer slikken. Met mijn mond vol bleef ik zitten. Mijn moeder merkte het niet eens. De stilte boven de tafel verzamelde alleen maar meer gewicht en werd steeds dichter. Ik zag ze als een koude nevel van onze tafel oprijzen, tot ze stolde tot een naakt, wit blok beton dat ons definitief van elkaar scheidde. Even dood als de ring zelf was deze stilte, even ijselijk als de tochtige diepten waaruit hij moest zijn opgedolven.’



Zulke prachtige volzinnen gebruikt de schrijfster gelukkig vaak. Hoe deprimerend de inhoud van de verhalen soms ook is, de taal die zij gebruikt om het ons te vertellen maakt veel goed.

Er is een verhaal over het onbegrip tussen twee culturen, en dat van de vrouw die onverwacht een lot cadeau krijgt en meteen de wildste visioenen krijgt voor als de hoofdprijs aan haar uitgekeerd gaat worden. Nog een bijzonder verhaal: dat van de vrouw die door haar eigen lichaam wordt toegesproken. Het eindigt met een onverwachte, maar zeer toepasselijke ontknoping.

‘Mooi is dat’, vervolgde het misnoegd. ‘Jij zou geen geschenk als ik onder je hoede moeten krijgen.’
‘Een geschenk? Jij? Een vat vol weerspannigheid, een bad vol miserie, dat is wat jij bent. Nooit kun je een keertje gewoon doen wat ik vraag. Moe, ziek of lui, het is altijd wat.’


Tien verhalen, heel verschillend, wat betreft zeggingskracht en wat betreft het onderwerp. Maar steeds zijn er mensen op zoek naar geluk, en steeds is er dat deksel op de neus. Wat de verhalen ook gemeen hebben is de toon, licht tot zwaarder ironisch. Van deze hoofdpersonen heeft de schrijfster geen hoge dunk.
Die heb ik dan weer wel voor Kristien de Wolf. Dit debuut overtuigt.

De Extazereeks, een gezamenlijk initiatief van het literair tijdschrift Extaze en Uitgeverij In de Knipscheer, biedt schrijvers die eerder in Extaze hebben gepubliceerd de mogelijkheid hun werk in een zelfstandige uitgave te presenteren. De vormgeving van omslag en binnenwerk is van Els Kort.


ISBN 9789062659654 | Paperback | 116 pagina's | Uitgeverij In de Knipscheer | oktober 2017
Extazereeks deel 5

© Marjo, 16 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Lekhoofd Lekhoofd


Noah Kremer lijdt aan synesthesie: hij proeft geluiden en ziet letters en cijfers in kleuren.
Jarenlang dacht hij dat iedereen dat had, maar toen hij ontdekte dat het niet zo was vielen ineens allerlei dingen op zijn plek. ‘De grenzen tussen mijn zintuigen waren geenszins waterdicht. Er lekte van alles in dit hoofd.’ Duidelijkheid dus, maar tegelijk inderdaad ‘een lijden aan’. Want Noah is raar, een freak.

‘Zo komt hij op school in de problemen wanneer hij probeert uit te leggen waarom hij het moeilijk vindt om ‘witte sommen’ op te lossen: ‘Misschien probeert u het extra moeilijk te maken, en dat is niet erg, maar ik ben al niet zo goed in rekenen en dan schrijft u de één, de drie en de acht allemaal wit in plaats van lichtblauw, donkerrood en mintgroen en ik vraag me gewoon af waarom.’ De reactie van de juf is niet mis te verstaan: ‘Als je nog één keer zulke nonsens uitkraamt in mijn klas, Noah, dan moet je voortaan alle sommen voor het bord maken. Ik laat me niet voor de gek houden door een kind van tien.’


Dan ontmoet hij op de middelbare school Teun, net als hij een eenling, al heeft Noah heel lang niet door dat er met Teun ook iets aan de hand is. Hij is blij met een vriend, en als Teun, die de zoon is van een psychiater, hem ook helpt te ontdekken wat er bij hem allemaal anders is dan bij de doorsnee mens, is hij redelijk gelukkig.

Noah groeit op, krijgt medische problemen – epilepsie – maar is natuurlijk een gewone tiener die de wereld wil ontdekken. Helaas grijpt hij met Teun naar drugs. Het is aanvankelijk een deel van hun experimenten, maar het loopt uit in misbruik.
Thuis is de situatie ook niet erg evenwichtig. Noah betrapt zijn moeder op stelen en zij bekent dat ze kleptomane neigingen heeft. Zijn vader gaat failliet, maar wil er zijn levenswijze niet voor aanpassen. Hoe raar het ook klinkt: de huwelijksproblemen van Noahs ouders vormen de aanleiding tot een breuk met Teun, en Noah vervalt van kwaad tot erger.
Ook dit is een deel van de thematiek: de ouders weten niet hoe ze met Noah om moeten gaan. Ze weten evenmin als de jongen zelf lang niet wat er aan de hand is, maar daarnaast hebben ze zelf problemen, en willen ze koste wat kost de schijn voor de buitenwereld ophouden.

Het verhaal wordt verteld als terugblik, op aanraden van Feiko, zijn begeleider in het centrum waar Noah zich bevindt. Wat de aanleiding is dat hij in een instelling ligt? Dat wordt pas duidelijk als je zo ver in het verhaal zit dat je het ook uit leest.

In de eerste helft van het boek denk je dat het thema van het boek synesthesie is, maar daar is in het tweede deel nauwelijks meer sprake van. Dan gaat het meer om het thema vriendschap. Het boek lijkt daardoor onevenwichtig. Als je het boek kunt zien als een coming of age waarbij de hoofdpersoon zijn afwijkingen een plaatsje moet zien te geven voor hij echt volwassen genoemd kan worden, dan lees je het verhaal al heel anders. Die onevenwichtigheid is jammer, want dat deze debutant een talent heeft is duidelijk. Laten we dus een tweede boek afwachten.

Haro Kraak (1986) studeerde sociologie en journalistiek in Amsterdam en is bekend als verslaggever en recensent bij de Volkskrant. Hij schrijft onder andere over literatuur, populaire cultuur en media.


ISBN 9789025447410 | Paperback | 240 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | september 2016

© Marjo, 13 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Waterjager Waterjager


Paramaribo, ruim twintig jaar na heden. JC (=Jean-Christophe) heeft heimwee naar het Paramaribo van vroeger, toen zijn straat er was zoals vele anderen:

‘Een asfaltweg met zowel houten als stenen huizen in verschillende staten van verval. Zinken daken waarop elke regendruppel te horen was.
Kippen en honden scharrelden tussen de papaja- en bananenbomen en de felrood bloeiende faya-lobi. Groene hagedissen doorkruisten de moestuinen met groentesoorten, die Surinamers hun kinderen dagelijks dwongen te eten. ’Hoe bitterder, hoe gezonder.’


Als JC nu uitkijkt over de Julianastraat ziet hij bruin water, waar huizen boven uit steken. De dijken zijn doorgebroken, en de rivier staat nu in de hele stad. Een lege stad. De bewoners zijn veelal weggetrokken, toen er een nieuwe stad werd gebouwd buiten bereik van het water, en de oude stad en de resterende bewoners aan hun lot werden overgelaten.
Het is nu een stad zonder gezag, zonder wetten. Basisvoorzieningen zoals elektriciteit, een goede watervoorziening, of communicatiemiddelen ontbreken. Er zijn nog goudzoekers, vissers en mensen die geen geld hebben om zich in de nieuwe stad te vestigen.

JC, zijn vier jaar jongere broertje en zijn ouders bleven; zijn vader weigerde het ouderlijk huis te verlaten. Zijn moeder werd het zat en vertrok naar Nederland. Zij nam Joshua, het broertje mee.

Als JC ouder wordt, ontwikkelt hij zich tot een leider. Hij kan vechten als de beste, en daarmee controleert hij degenen die zich eveneens ophouden in de ondergelopen stad.

En dan komt Joshua terug. Drieëndertig is hij, opgeleid tot arts. De jaren in IJmuiden waren jaren vol heimwee, hij voelde zich er niet thuis. Zijn terugkeer was onontkoombaar, al had hij geen idee wat hij aan zou treffen. Er was al jaren geen contact meer met zijn broer en zijn inmiddels overleden vader. Hij is verbijsterd door wat hij aantreft maar maakt al snel deel uit van JC’s leven. En zijn expertise als arts is er zeer welkom!

Nu hevige orkanen en overstromingen aan de orde van de dag zijn, is het scenario dat Chris Polanen schetst niet eens zo onvoorstelbaar. Zonder een overkoepelend gezag verloedert de samenleving snel, als daar überhaupt nog sprake van is.
Maar het achterliggend thema van het verscheurde gezin, de heimwee, het je nergens thuis voelen, is van alle tijden. Hier is de roman actueel:

‘In Suriname scheen de zon, werd je op straat herkend, was er altijd een reden om te lachen en te feesten, maar kon je ten onder gaan tijdens een van de vele crises met hun schaarste en inflatie. In Nederland kwijnde je weg omdat je de zon maandenlang nauwelijks zag, liep men je voorbij alsof je onzichtbaar was, maar was er in moeilijke tijden altijd subsidie of een uitkering. In Suriname kon je in de kracht van je leven overlijden aan de steek van een besmette muskiet, omdat men in het ziekenhuis geen medicijnen had of gewoon vergat dat je er lag. In Nederland hield men de meest agressieve vormen van kanker met geavanceerde behandelingen tegen zodat je nog jaren achter glas kon wegkwijnen, dromend over Suriname.’


Waterjager is het debuut van een in Suriname geboren dierenarts, die zelf ook last heeft van heimwee. Ook al speelt het verhaal in de toekomst, het is te realistisch om sciencefiction genoemd te worden. Helemaal een realistische roman is het evenwel ook niet, daarvoor is er te veel nadruk op de dromen, en is de rol van de overleden jongen Ambrose te groot.
Maar is een verzonnen verhaal mag alles, en het geheel is - op en wat uitgesponnen einde na - overtuigend, al was het maar door de fraaie manier van schrijven. Chris Polanen schrijft helder en schuwt geen moeilijke scenes. De liefde tussen twee broers in een verloederde samenleving waar een machtsstrijd gaande is levert en prachtig verhaal op.
Er is een verklarende woordenlijst van Surinaamse woorden achter in het boek.

Chris Polanen (1963) was zelf twintig toen hij naar Nederland kwam. Dit boek werd geïnspireerd door zijn eigen heimwee, maar hopelijk heeft Polanen nog genoeg thema’s om over te schrijven!


ISBN 9789048837137 | Paperback | 288 pagina's | Lebowski Publishers | mei 2017

© Marjo, 22 september 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Het geheim van mevrouw Grünwald Het geheim van mevrouw Grünwald


Anna wordt door haar oma naar een vriendin gestuurd. Dat is mevrouw Grünwald, een oude vrouw, die alleen woont. Als ze de deur opendoet voor Anna vraagt ze boos: ‘Wie ben je? Wat wil je van me?’ en ze grijpt naar een gouden halsketting waaraan piepkleine, blauw-violette vlinders hangen. Die ketting speelt een belangrijke rol in het verhaal dat mevrouw Grünwald vervolgens aan Anna vertelt.

Dat verhaal onthult een vergeten historische feit: de internering van mensen van Duitse afkomst, die op Suriname woonden toen Nederland aan Duitsland de oorlog verklaarde. De Nederlandse gouverneur Kielstra besloot de ‘Duitsers’ op te sluiten in kampen. Om de rust in Suriname te handhaven werden alle Duitsers geïnterneerd, ongeacht hun idealen. Zo eindigen nazi’s en zelfs joden in dezelfde interneringskampen.

Mevrouw Grünwald, haar man Fritz en hun twee kinderen waren onder hen. Ze werden bijna zeven jaar lang opgesloten in Kamp Copieweg. Ze hadden Duitsland nog nooit gezien, laat staan dat ze iets te maken hadden met het nazisme.
Voor zover dat lukte kregen de mensen in het kamp wel hulp van de Surinaamse bevolking. Ondanks hun Duitse naam waren zij immers Surinamers. Zo werden ze dagelijks van voedsel voorzien. Na de oorlog duurde het nog maanden voor ze eindelijk terug mochten naar hun oude leven.

In dit boek worden alle ontberingen, de angsten en de honger uit de doeken gedaan, als ook wat er binnen de gezinnen over wie zij haar verhaal vertelt allemaal speelde. En wat er gebeurde toen zij na de oorlog met haar kinderen in Amsterdam terecht kwam. Het doel was Duitsland, maar daar waren zij niet welkom, omdat het dorp waar ze heen wilden in Oost-Duitsland lag.
In Amsterdam was hen ook geen warm welkom ten deel gevallen, vooral de kinderen hadden het moeilijk op school en op straat: ze waren gekleurd in een tijd dat de samenleving niet zo gemêleerd was als nu. Hun Nederlands was niet zoals de Amsterdammers het kenden, ze spraken natuurlijk met een Surinaamse accent.

‘Opnieuw maakten ze ons uit voor rotte vis en wat dies meer zij. Je zou denken dat ze daar schoon genoeg van zouden hebben, dat het hen was gaan vervelen. Niets van dat alles. Stuk voor stuk deden ze mee. Heus niet alleen de militairen, heel gewone burgers namen met even groot enthousiasme aan die scheldpartij mee. Dat deden ze overigens niet omdat we hen iets misdaan hadden, maar louter omdat wij Duitsers waren. Het mooist van alles is, dat de meesten van ons nog nooit in Duitsland waren geweest, sommigen geen enkel woord Duits spraken…’


Het Geheim van Mevrouw Grünwald is fictief, maar wel gebaseerd op ware feiten. Het verhaal betreft een schandvlek uit het verleden, alsmede een probleem dat helaas van alle tijden is: kindermishandeling. Je vraagt je als lezer af waarom voor deze constructie gekozen is: het verhaal door de oudere vrouw laten vertellen aan een kind. Het is natuurlijk wel hetgeen de schrijfster kwijt wil aan de lezer, maar wat moet het kind Anna er mee? Natuurlijk blijkt er een verband te zijn, want het boek gaat ook om een groot sociaal probleem. Wat mevrouw Grünwald heeft meegemaakt, moet Anna’s ogen openen.

Diana Tjin (1961, Amsterdam) is van Surinaamse afkomst, maar geboren in Nederland. Aan de Universiteit van Amsterdam studeerde ze klassieke talen. Ze is informatiewetenschapper bij de Universiteitsbibliotheek. Het geheim van Mevrouw Grünwald is haar debuutroman.


ISBN 9789062659548 | Hardcover | 232 pagina's | Uitgeverij In de Knipscheer | april 2017

© Marjo, 17 augustus 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Sterker door strijd Sterker door strijd


Jeetje, de hoofdpersoon maakt kennis met Hyves!! En het boek speelt nog maar tien jaar geleden! Wat zijn de ontwikkelingen snel gegaan…
De 32-jarige Anouk is neergestreken in Rotterdam, een voor haar onbekende stad. Ze heeft er een baan, waar ze zich ten volle op werpt. Ze is manager van een werving- en selectiebureau.
Een grotere uitdaging is het om de stad te leren kennen. Haar vriendin Es zegt:

‘Van jou verwacht ik creativiteit en geen monddoodheid. Word lid van die sportschool bij jou in de straat. Ga met Anne en Simon de hort op en klets dan tegen mensen aan met wie je later kunt afspreken. Of gebruik Hyves.’


Anouk maakt een account aan en heeft binnen de kortste keren contacten, waarvan sommigen inderdaad goede kennissen lijken te worden. Natuurlijk heeft ze buren, een ervan is een oudere vrouw, Sjaan, die haar van alles vertelt over Rotterdam, hoe de stad was in haar jonge jaren. Zo krijgen we heel veel informatie mee: over de Hef, over het bombardement op Rotterdam, over het zomercarnaval, over Kaat Mossel. Heel veel sfeerbeelden.
Ook leert ze een man kennen, via Hyves. Wat begint met leuke chatmomenten wordt een relatie. Mark is eigenaar van twee clubs in Amsterdam.
Zo leert ze langzaam Rotterdam en zijn inwoners kennen en voelt ze zich steeds meer thuis.

Maar natuurlijk gaat niet alles goed. Toen ze promoveerde tot manager passeerde ze daarbij haar collega Marieke, die er bepaald niet gecharmeerd van was dat zij de baan niet kreeg. Zij is wraakzuchtig, stookt de anderen op kantoor op achter Anouks rug, en verzint steeds dingetjes om Anouk te pesten. Tot ze op een dag te ver gaat. Wie gaan de collega’s geloven? Marieke of Anouk?
Ongeveer op het zelfde moment doet Mark een voorstel waar Anouk geen zin in heeft. Dat leidt tot vervelende ontdekkingen.

Een roman die speelt in een tijd waarin al de moderne communicatiemiddelen nog niet bestonden. Het waarom daarvan wordt duidelijk als je weet dat de schrijfster in 2007 aan dit boek, haar debuut, begon. Het wordt geschreven vanuit een ik-persoon. Er zitten dan ook autobiografische elementen in.
De sfeertekeningen en verhalen over de geschiedenis van de stad zijn heel boeiend, ze brengen de omgeving tot leven. Maar helaas doen veel dialogen soms nogal gekunsteld aan. Twee mensen die elkaar nog niet kennen, voeren een gesprekje aan de bar. Het lijkt eerder een sollicitatiegesprek.

‘Kappen is mijn lust en mijn leven.’
’Dat is mooi, dat kunnen niet alle werkenden zeggen. Waarom is het je passie?’
’Het veranderen van haar is het maken van een creatie,’ straalde ze. ‘Toen ik in het vak stapte, en kennis en inspiratie van mijn leermeester kreeg, groeide mijn verlangen met de dag om het kapsel te maken dat bij mijn klanten paste. Je bekroont daarmee iemands persoonlijkheid.’


Aangenaam leesvoer. De schrijfster weet nu wel dat een roman schrijven nog iets anders is dan een blog. Maar als debuut valt het helemaal niet tegen.

Julie van Mol (1974) woont in Rotterdam en werkt als freelancer marketing en communicatie overal binnen Nederland. Vanaf haar tiende schreef ze in dagboeken, daarna voor haar werk. In 2005 durfde ze het aan om op Hyves verhalen te publiceren, en werd zo een van de bekendste bloggers.


ISBN 9789491773570 | Paperback | 324 pagina's | Uitgeverij Palmslag | april 2017

© Marjo, 13 juli 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De sarcofaag De sarcofaag
uit het leven van een Amsterdamse rechter-commissaris


Als Daniël Dumarin betrokken raakt bij de zaak tegen twee Marokkaanse broers, komt zijn verleden boven. Het huis waarin hij na de dood van zijn vader opgroeide is voor hem als een sarcofaag: zijn moeder wilde niets veranderen in het huis: geen stoel of tafel mocht van zijn plek, geen schilderij werd verhangen, het is alsof de tijd stil is blijven staan. Maar dat is het enige dat zijn moeder niet stilzet: de klokken. En zo verloopt de tijd normaal in een huis waar alles is gebleven zoals het ooit was. En zijn vader was altijd aanwezig op de momenten dat zijn moeder haar opvoedende taak vervulde: ‘Jongen, je vader wil zoiets niet.’

‘Mijn ouderlijk huis begon op een sarcofaag te lijken. Ik leerde het begrip kennen in de eerste klas van de middelbare school bij de geschiedenis van Egypte. Een sarcofaag is een stenen grafkist, waarin de overleden farao omringd door kostbare gebruiksvoorwerpen en sieraden op zijn tocht naar de eeuwigheid gezelschap werd gehouden door zijn weduwe, kinderen en slaven, soms in het echt, soms gesymboliseerd door poppen.’


Als geen ander kent hij het begrip ‘onschuldschuld’. Natuurlijk kon hij niets aan de situatie veranderen, hij moest mee in het leven dat zijn moeder wilde leiden. Zou hij iets anders willen, dan was er een schuldgevoel. Hij kon haar niet alleen laten. Toen het eindexamen naderde, wist hij dat al zijn plannen om elders te gaan studeren op fantasie berusten.

Daniël ontwikkelt een eigen morele code: thuis is alles wat zijn moeders verdriet vergroot, moreel fout en andersom. Zakgeld vragen is fout, want zijn moeder kan niet overleggen met zijn vader. Dus haalt hij het uit haar portemonnee.

De liefde was eveneens een probleem. Van een vriendinnetje zou zijn moeder ook verdrietig worden. De relatie met Wolf gebeurt in het geniep. Na een dramatisch voorval slaagt Daniël er in om zijn opleiding te voltooien. Hij is rechter commissaris te Amsterdam. In deze hoedanigheid betreedt hij het huis van het Marokkaanse gezin. Het overvalt hem: ook dit huis is een sarcofaag.
Hij voelt een verwantschap met de twee broers Bouzarouch, en waarschijnlijk komt het daardoor dat hij zich terughoudend opstelt. Of, zoals hij zegt tegen Renata van Noordt, de officier van justitie: hij fungeert als advocaat van de duivel. De zaak loopt danig uit de hand, en het feit dat er een beginnende romance ontstaat tussen Daniël en Renata maakt het allemaal niet gemakkelijker.

Dit verhaal is een misdaadroman, die speelt in Amsterdam: een duidelijk verhaal over hoe vooroordelen werken, hoe dingen vreselijk uit de hand kunnen lopen, met begrip voor deze Marokkaanse jongeren, die in een sarcofaag opgroeien. Het is meer een whydunnit dan een whodunnit, met een magisch-realistisch tintje, vanwege de vele toevalligheden. Of is het niet toevallig, is het een lotsbestemming?

Fan Eberhard (1947) werkte lange tijd in verschillende functies op de rechtbank te Amsterdam, de laatste tien jaar als kinderrechter. Voor die tijd woonde en werkte hij als sociaal advocaat in de Staatsliedenbuurt. De sarcofaag is zijn debuut.


ISBN 9789492241139 | Paperback | 268 pagina's | Uitgeverij Magonia | oktober 2016

© Marjo, 20 mei 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De Wetenschap van Tara De Wetenschap van Tara


De zandraket is de superster van de moleculaire energie.


Een puike eerste zin voor een debuutroman, dat mag gezegd. Je zit met één klap meteen midden in de leefwereld van Nils Renkema, moleculair bioloog op de universiteit van Utrecht. Nils onderzoekt daar het verouderingsproces van planten, met name dus dat van de Arabidopsis thalania, de zandraket. Het is een veilige leefwereld, met voorspelbare collega’s en een vaste routine. Een prima omgeving voor deze wat wereldvreemde man. Maar in dat voorspelbare leven komt snel verandering als Slavko Živković, de conciërge van de universiteit, onverwachts overlijdt. Tot ieders verbijstering, vooral die van Nils, bevat zijn testament een afscheidsbrief voor Nils waarin hij hem vraagt zijn lichaam naar zijn geboorteland Servië te brengen. Bij de brief zit een foto van een oude vrouw en een fles met šljivovica, Servische pruimenjenever.


Waarom hij zijn laatste wens aan Nils toevertrouwt, is niet duidelijk, ook niet na lezen van het boek. Slavko deed weliswaar naast zijn werk op de universiteit op zaterdag vaak klusjes in huis voor Nils, maar van een band, laat staan een vertrouwelijke, was geen enkele sprake. Nils weet dan ook nagenoeg niets van de man. Toch neemt hij de opdracht aan, in eerste instantie met de gedachte iemand te vinden die Slavko nader staat dan hijzelf dat deed en de opdracht over te dragen, maar dat blijkt nog niet mee te vallen. Uiteindelijk maakt hij, in een oude Cadillac –Brougham Superior van de firma Steenbergen Rouwvervoer, met de kist met Slavko achterin, zélf de gehele reis naar Servië. Zijn tocht voert hem vanuit Utrecht naar België, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, en Hongarije.


Het leven van Slavko blijkt bevolkt geweest te zijn met een stoet van kleurrijke figuren. Hij ontmoet de vermeende broer van Slavko, enkele oude en soms grote liefdes, zijn voormalige beste vriend en een aantal wonderbaarlijke maffiosi. Doordat de reis van het eindpunt naar het begin gaat, ontvouwt het leven van Slavko zich in omgekeerde volgorde. Je verwacht gezien de tijd en plaats waarnaar Nils terug reist, Servië rond 1990, dat de oorzaak van Slavko’s vlucht naar het westen alles met de oorlog, of met zijn daden toen, te maken heeft, maar de oorlog blijkt verrassenderwijs meer een decor wat de omstandigheden schiep voor de keuzes die Slavko maakte, dan de uiteindelijke oorzaak.


Beetje bij beetje komt Nils steeds meer te weten over zijn voormalige collega, ook al omdat Slavko zelf vanuit zijn kist uitzonderlijk spraakzaam blijkt te zijn. Stukken spraakzamer dan bij leven. Het beeld wat oprijst lijkt dan ook per kilometer minder op dat van de wat teruggetrokken conciërge die hij in Utrecht kende.


Het boek is een onvervalste roadnovel en doet met name bij de hilarische fragmenten soms vaag denken J. Kessels van P.F Thomése, maar het gaat ook over een man die zijn veilige leven en alles wat hij altijd met ijzeren hand onder controle hield, los moet laten en in een totaal andere wereld terecht komt. Of Nils na het volbrengen van zijn taak weer huiswaarts richting zijn oude leven in Utrecht zal weerkeren, vermeldt het boek niet, maar ik vermoed het niet. Zó ver buiten je veilige comfortzone treden is niet risicoloos. Maar dat kon in zijn geval, en misschien wel in dat van ons allemaal, wel eens meer winst zijn, dan verlies.


Tim van der Veer is Head of Brand bij Oxfam International. Tijdens de oorlog in voormalig Joegoslavië reisde hij, voor de liefde, veelvuldig op en neer naar Belgrado en leerde zo het land van binnenuit kennen. De wetenschap van Tara is zijn debuutroman, eerder publiceerde hij al een hardloopboek Runner’s high.


ISBN 9789029509992 | Paperback | 220 pagina's | De Arbeiderspers | juni 2016

© Willeke, 25 maart 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Gardi Gardi


Alter ego Erwin Wesseling, ook schrijver wordt wakker in het bed van een vriend. Dè vriend? Dat is nog niet duidelijk. De man is er namelijk niet. Er is wel een kat, Chandler. Die is aan komen lopen en biedt tenminste nog enige gezelligheid. Waar is de vriend dan? En wie is hij? Dat zal langzaam verteld worden in deze novelle, die over liefde gaat met al zijn facetten: verlangen, jaloezie, heimwee, en wanhoop. Maar ook passie en geluk.

Een oplettende lezer kan weten waar het verhaal naar toe gaat, omdat het boek begint met een chronologische opsomming van de gebeurtenissen van die ene dag, 22 juli 2011, toen er iets vreselijks gebeurde in Noorwegen.
Die wetenschap doet aan de spanning niets af. Het is het punt waar naar toe geschreven wordt, maar het verhaal gaat over de relatie tussen Erwin en Gardi, toen die nog niet bestond, en toen die langzaam groeide, met alle ups en downs.
Er wordt een veeg uit de pan gegeven richting de moderne media die iedereen bekend kunnen maken, ook hen die het nauwelijks verdienen. Daar oreert Edwin Wesseling over als hij geïnterviewd wordt door een bewonderaarster. Ook zegt hij:

‘Afstand is noodzakelijk. Wat wel en niet werkelijk gebeurd is, moet in het midden blijven. (-)
Dat is de waarde van fictie. Juist door die onduidelijkheid. Door het artificiële kan een schrijver eerlijk zijn. Eerlijker dan in zijn meest intieme gesprekken of zelfs in een dagboek.
‘Een schrijver liegt de waarheid,’ misschien, maar de leugen redt hem van de schaamte; daar gaat het om.’


En dus kan het verhaal autobiografisch lijken maar niet zijn. Of andersom. Maar het doet er niet echt toe. Het is een helder, klein en indringend verhaal. Mooi is hoe de verteller zijn leven trefzeker en toch met afstand beschrijft, tegelijk ook vertellend over dat andere leven dat zo plotsklaps geëindigd is, een leven dat nog maar net begonnen was. Het is als een ode aan al die onschuldige slachtoffers van al die rampen die de laatste decennia de Westerse wereld overkomen.

Erwin Gaur is de schrijversnaam van Erwin Angad-Gaur (1970, Den Haag). Hij is de zoon van een Hindoestaanse vader en een Nederlandse moeder.
Hij studeerde Kunst en Cultuurwetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en werkte als muziekproducer, zanger en componist/tekstschrijver met onder meer Bart Brandjes en zijn eigen band Radjinder (waarmee hij twee albums – Just another millionaire (2002); The World (2007) – en een DVD – Homogenous (2005) – uitbracht). Met het nummer Nice & Easy scoorde hij een kleine hitnotering in de Mega Top 100.

Deze kleine roman is zijn debuut.


ISBN 9789082656305 | Paperback | 96 pagina's | Uitgeverij Multilibris | februari 2017
Imprint AGMP

© Marjo, 24 maart 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Stromen die de zee niet vinden Stromen die de zee niet vinden
Verhalen


Wereldliteratuur

Het lezen van Stromen die de zee niet vinden van Rob Verschuren, een Nederlandse schrijver die al geruime tijd in Vietnam woont, is een bijzondere ervaring. In elf verhalen raak je verzeild in uiteenlopende werelden.

De reis begint in een schroevenfabriek, die ontwaakt ‘als een beer uit zijn winterslaap,’ waar de verteller droomt van verre kusten. In het volgende verhaal rijden we mee naar ‘het donkere land,’ een mysterieuze streek in Frankrijk. De hoofdpersoon zit naar De Vos, een oudere local, te luisteren wanneer dit gebeurt: ‘In het raam achter De Vos verscheen de kop van een grote hond, harig en haveloos en woest. Een barbaarse bedelaar bedekt met het stof van de steppe. Het beest keek de gelagkamer rond. De trage blik achter het raam had iets droevigs en berustends, alsof hij wist dat hij niet zou vinden wat hij zocht.’
Niet vinden wat je zoekt, zoals het meisje Joe dat eigenlijk Hong Hanh heet, en aanvankelijk tierig het leven in springt, of een ander niet bij name genoemd meisje dat teleurgesteld in haar liefde uiteindelijk een ander soort troost ervaart.

Met deze verhalen reis je niet alleen over de aardbol, maar ook in de geest. Ze brengen je dicht op de huid, hier en daar onder de huid van mensen in Vietnam, India, Nederland, Frankrijk. De schrijver zoemt in op gedachten en emoties van een personage, en stijgt naar de omgeving, de natuur en de stad en dat alles op een moeiteloze, soepele manier. Zoals in Krabnevel, dat ergens op zee begint met twee krabben die opgevist worden onder de sterren, twee mensen die elkaar ontmoeten en verliezen gekoppeld aan de geschiedenis van twee identieke eettentjes tegenover elkaar waar uiteindelijk het krabbenpaar opgediend wordt onder een stralende Krabnevel in de sterrenhemel.
Het is zo zintuiglijk geschreven dat je de smeerolie in de fabriek ruikt en de cantharel in het sparrenbos, de zachte zeegolfjes aan je voeten voelt en nu eens het mompelen van een gevangene hoort, dan weer hemelse lijsterzang.
De reis ontvouwt een historische dimensie in ‘Nieuwe maan,’ waarin drie vrouwen die na de Vietnamoorlog een opvallende keuze gemaakt hebben, terugblikken op hun leven.

Veelkantig, gelaagd proza dat het bijzondere van onbekende mensen, de magie van het alledaagse tot leven brengt. Universeel. En dat alles geschreven in een stijl die doet denken aan Luceberts woorden: ‘ik tracht op poëtische wijze / dat wil zeggen / eenvouds verlichte waters / de ruimte van het volledig leven / tot uitdrukking te brengen’.

Wereldliteratuur.


ISBN 9789062659456 | Paperback | 174 pagina's | Uitgeverij In de Knipscheer | november 2016
Extazereeks 3 (een serie debuten van talentvolle auteurs die eerder in het literaire tijdschrift Extaze publiceerden)

© Yolande Belghazi-Timman, 28 december 2016


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Kopvoeter Kopvoeter


Kristof De Muynck

Op de flap:
Erwin Verschote trekt op een dag weg uit de stad om op het platteland een nieuw leven te beginnen. Hij komt er terecht tussen kleurrijke figuren. Er is Marre, de stugge boerin die hem een kamertje geeft op haar erf, Alma, de genereuze kleermaakster uit het dorp, en Antoine, de gevierde acteur. En dan is er nog Modest, de kopvoeter. Hij is al een maand of drie dood, maar hij becommentarieert nog steeds uitgebreid Erwins leven. Zo komen we te weten dat Erwin niet de vrijbuiter is die hij denkt te zijn. Voor hij het weet is hij de wereld binnengedrongen die zijn vader vlak na de Tweede Wereldoorlog is ontvlucht, een plek vol onverwerkte verhalen en onbeantwoorde vragen. Want wie was bijvoorbeeld Elza en wat is er met haar gebeurd?
--

Kristof de Muynck heeft een bizar verhaal geschreven met prachtige zinnen. Het boek zou zwart zien als je al die schoonheid zou arceren.

‘Nu moest hij zijn voeten eens verzetten om een beetje lucht toe te laten in zijn vochtige rubberen laarzen, waarin hij geen kousen droeg. Zijn verweekte tenen waren witgeblakerd van het dagelijkse schuren in de uitgesleten binnenkant. Zijn weke vel omzwachtelde zijn taaie zwartgerande teennagels. Voor geen geld zou hij ze ooit publiekelijk uitdoen. Een hoer die haar rijlaarzen aanhoudt tijdens het werk’.


Het duurt even voor je begrijpt wat hier in feite verteld wordt. Zoals ook hier:

‘Met de moed die hem ingegeven werd door een mok sterke koffie had Erwin zijn ochtendlijke belagers weer het matras in geslagen – terug naar het vage niemandsland, waar geen wetten of restricties gelden, maar waar je ook niet te lang kunt verblijven. ‘

‘Erwin schouwde haar rammelende geraamte als een beenhouwer die radeloos met zijn alaam tegenover een geatrofieerd stuk wild staat, dat aan het einde van een hongerwinter uiteindelijk toch nog geslachtofferd werd.’
‘De oudste duwde hij op het hakblok, dat net stabiel genoeg was om haar te dragen, en dreef Jan Klaassen door het vleesgordijn haar poppenkast binnen, tot hij het publiek hoort gillen.’


En dan de constructie. Dit stukje begint met een summiere samenvatting, maar het boek is zoveel meer dan het verhaal. De symboliek, de stijlvormen, teveel om op te noemen. Ook op de flap staat de informatie dat deze nieuwe schrijver al vroeg vertrouwd raakte met Homerus, en Ovidius. Dat is duidelijk van invloed op zijn manier van schrijven. En ook op het verhaal. Lees mee met de dode Modest die steeds in cursief lettertype de gebeurtenissen van commentaar voorziet en en passant ook nog in het verleden duikt, zodat we kunnen beginnen begrijpen hoe het verhaal in elkaar steekt. Dat is duidelijk een element uit de klassieken. Zoals het paard en het meisje dat ook zijn.
En de vele metaforen, die met de jacht te maken hebben, in vele betekenissen.
Nee, makkelijk is het boek niet, maar het is ongelooflijk boeiend om te ontdekken wat er aan de hand is. Je moet daarvoor goed tussen de regels door lezen.
Wat is er gebeurd daar op de grens van Veldebeke en Aardegem, dat nu nog zo’n impact heeft op het leven van de bewoners? Kan iemand nog weten wat de waarheid is? En hoe moet je daar dan mee omgaan?

Kristof De Muynck (1970) vindt dat hij kapper, paardenhouder, voormalig kostuummaker, cafébaas, modeontwerper en friturist is, maar schrijver? Dat durft hij nog niet te beweren. Dat mag toch best na een debuut als Kopvoeter, dat immers nog lang nadreunt.


ISBN 9789463101332 | Paperback | 288 pagina's | Uitgeverij Polis | mei 2016

© Marjo, 22 februari 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De man die niet schoot De man die niet schoot


‘Het verhaal wordt door iedereen een beetje anders verteld.’

Zo begint deze debuutroman. Als dan verteld wordt waar het mee begon, de man die over de Meir in Antwerpen loopt, op de eerste lentedag van het jaar, dan is dat een feit. Zoals het ook een feit is dat de man een pistool heeft, dat hij richt op willekeurige mensen die in zijn buurt komen. De paniek die volgt is een feit. Mensen beginnen te gillen en duiken weg.

‘Voor dat ene stelletje is het te laat: zij hadden de pech het pad te kruisen van de man met zijn pet of Stetson. Ze waren weggedoken maar kunnen nu geen kant meer op: de dichtstbijzijnde bank staat een paar meter verder. Bevend zakken ze op hun knieën, de man heft zijn linkerarm afwerend voor het gezicht van de vrouw, wat halfslachtig weliswaar, alsof hij zich al heeft neergelegd bij wat komen zal.’


Al richt hij zijn pistool op het voorhoofd van de man en daarna op de vrouw, de man schiet niet. Hij loopt door, mensen in grote verwarring achterlatend. Later zullen getuigen heel diverse feiten verkondigen over hoe de man er uit zag, hoe hij zich gedroeg. Hun waarneming is wazig geworden door de angst.

Het verhaal is actueel, het is de tijd na de diverse aanslagen op allerlei plekken in de hele wereld. De dreiging van terroristen beheerst het leven. En de man is verdwenen. Waar is hij? Wacht hij op het goede moment om toch nog slachtoffers te maken?

De stad raakt volledig uit balans. Omdat de man misschien een groene pet op had, of misschien een Stetson, worden die hoofddeksels verboden. Overal staan bewapende militairen, de staat van beleg is van kracht. Mensen durven de straat niet op, men vertrouwt elkaar niet meer. Is er eigenlijk wel een aanslag gepleegd? Wat is er precies gebeurd? Omdat iedereen de dader kan zijn volgen er razzia’s, en een proces met 4200 verdachten.

‘Zo loop ik hier vanavond door het park, langs de tentjes van de vierduizend tweehonderd, als dader onder de daders, de lucifer in een brandend bos. Gedreven door schuldgevoel. Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ook dat me de afgelopen weken bijna elke avond naar Park Spoor Noord gedreven heeft. Misschien zelfs vooràl dat. Zou het zonder mij ook zover gekomen zijn? Zonder die aprildag?’


In deze onwerkelijke toestand hebben twee mannen elkaar herkend. Ze waren ooit bevriend, maar hebben elkaar jaren niet gezien. Nu blijken ze in hetzelfde woonblok te wonen. Wie is Anders? Wat voor verleden hebben hij en zijn vriend Alex, die volkomen van slag is na de niet-aanslag? Natuurlijk is er ook een vrouw, Mailka, van wie ook al niet duidelijk is wie zij precies is. En dan is er de goeroe, de man die mensen om zich heen weet te verzamelen als een sekte.

‘Na 9/11 is het in de Verenigde Staten gelukt. Een oorlog die de aandacht afleidt van wat er echt fout gaat, vaten vol olie om de economie draaiende te houden… en het enige dat daarvoor nodig was, waren een stuk of tien high-level politici en legerleiders die samen een aanslag hebben opgezet. Dus waarom zouden ze het hier dan ook niet eens proberen, een aanslag op zijn Belgisch?‘


Een actueel verhaal met absurde wendingen, dat je verbijsterd achterlaat. Omdat Anders als verteller van het verhaal een ‘onbetrouwbare’ verteller is, weet de lezer niet wat hij hier nu mee moet. Ja, soms lijken de maatregelen die genomen worden naar aanleiding van een (dreigende) aanslag overtrokken, een massahysterie. Vincent Merckx laat zien dat dit een schijnveiligheid is. Maar dat weten we toch wel?

Vincent Merckx werkt bij de VRT. Korte verhalen en columns van zijn hand verschenen eerder in Tirade en SLANG Magazine. ‘De man die niet schoot’ is zijn romandebuut.


ISBN 9789401446358 | Paperback | 217 pagina's | Uitgeverij Lannoo | september 2017

© Marjo, 13 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Offer voor een verloren zaak Offer voor een verloren zaak


De Eerste Wereldoorlog is losgebarsten en jonge mannen in Europa melden zich en masse om strijd te gaan leveren. Zij geloven allemaal in een goede zaak, en ze weten niet beter – want dat vertellen hun vaders – dan dat oorlog eervol is. Natuurlijk kan je sneuvelen in de strijd, maar dat is dan een offer voor een eervolle zaak. We weten allemaal dat het anders verloopt. Dat de meeste jonge mannen, van welke nationaliteit ook, vaak een zinloze dood stierven, en dus een offer brachten voor een verloren zaak.

Dit boek speelt van 6 augustus 1914 tot 16 november 1914 en vertelt over een Duitse soldaat die ook persoonlijke redenen heeft om dienst te nemen.

Heinrich Ohlenforst, afkomstig uit het dorp Havert heeft ruzie met de burgemeester van zijn dorp. Heinrich heeft namelijk diens dochter verleid en is niet de gewenste partij. Hij hoopt in de oorlog roem en eer te vinden zodat de relatie met het meisje toch geaccepteerd zal worden. Burgemeester Hilger sluit echter zijn dochter op in een klooster waar zij een gezonde zoon baart, en waar ze behalve met die ene vertrouwelinge geen woord meer zal spreken. Omdat Hilger niet weet dat zij en Heinrich in het geheim getrouwd zijn, beraamt hij een plan: hij belooft zijn dochter aan een andere dorpsgenoot als die er in slaagt Heinrich uit de weg te ruimen.

Terwijl we ook de gebeurtenissen in Havert volgen, speelt het grootste deel van het verhaal toch aan het front. Heinrich bevindt zich in de voorste linies, en valt met zijn collega’s België binnen, waarna de opmars Frankrijk in gaat. Tot het stagneert bij Verdun.

Het verhaal is erg plastisch beschreven, misschien een tikkeltje te veel, al stoorde het mij niet. Luijten schuwt de details niet en je hoort als het ware het gedreun van de kanonnen en je voelt de wonden die de mannen oplopen. Alle ellende komt voorbij. Het contrast tussen wat de mannen in de realiteit op het slagveld meemaken en het gebral en de hoogmoed van de oudere mannen aan het thuisfront die rustig achter hun bureautje nog maar eens een sigaar opsteken, is groot.
Door de dubbele insteek heb je als lezer af en toe respijt; even bijkomen van al die ellende, en je groen en geel ergeren aan het thuisfront, om dan weer naar de soldaten terug te keren.

Het idee om er een plot in te verwerken levert een spanningsboog op, waardoor je tot de laatste pagina geboeid blijft lezen. In de strijd is er al de zinloosheid van een mensonterende oorlog, terwijl je via het thuisfront ook nog wat meekrijgt over de sociale omstandigheden van die tijd, en over het Oostfront. En dan zijn er natuurlijk de vrouwen die zich grote zorgen maken over hun echtgenoten en zonen.

Hugo Luijten (1969, Nieuwstadt, Limburg) is historicus en schrijver. Een bidprentje van een verre voorouder (Heinrich dus) uit Duitsland die in de Eerste Wereldoorlog is gesneuveld, wekte zijn interesse. De opbrengst van zijn speurwerk voegde hij bij zijn rijke fantasie en het resultaat is een zeer lezenswaardige, historisch goed gedocumenteerde oorlogsroman. Hij heeft daarbij hulp gekregen van twee zeer goed gedocumenteerde schrijvers: Leo van Bergen en Tom Tacken.
Deze debuutroman maakt grote indruk.


ISBN 9789044350708 | Paperback | 416 pagina's | The House of Books | januari 2017

© Marjo, 01 januari 2018


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Liever niet op reis Liever niet op reis


De schrijfster is geboren in 1963, ruim na de Tweede Wereldoorlog. Haar familie is Joods, in het gezin werd niet gepraat over het oorlogsverleden. In dit boek vertelt ze haar verhaal bij monde van Rivka, een jonge Joodse vrouw, op zoek naar haar afkomst. Ze is alleen: haar man is afwezig en hun enige dochter is vertrokken voor een wereldreis.

Als haar vriendin Eva haar vertelt over een groepsreis die ze gaat maken, onder leiding van een Amerikaanse boeddhistische voorman, besluit Rivka deze kans aan te grijpen en mee te gaan. Dat haar medereizigers gaan om er te mediteren, maakt niet uit. Ze vindt dat ze toch eens naar Auschwitz-Birkenau moet, waar haar voorouders het leven lieten. Ze zal de reis maken zoals ze dat zelf wil. Als voorbereiding maakt ze een lijst van al haar familieleden die ‘weggekomen zijn’. Zo noemt de familie dat als mensen niet teruggekomen zijn uit de concentratiekampen. In Auschwitz leest ze de namen voor.

‘Nadat alle namen gelezen zijn gaan we naar een vrouwenbarak. Er staat een ceremonie op het programma. Ik vind het lastig om de barak binnen te gaan. Wat kom ik hier doen, met mijn thermo-ondergoed en warme sokken? Doelloos loop ik rond, neem de houten britsen in me op en strijk met mijn vingers langs de wanden in de hoop iets te voelen in de hoop iets te voelen, wat me een beetje in contact zal brengen met .. Ja, met wat eigenlijk?
Met de geschiedenis van mijn familie, met mezelf?’


Rivka gaat op een eigen manier op zoek, waarbij we vooral lezen over hoe de overlevenden omgingen met het voor hen nog verse verleden. Alleen de oma van Rivka heeft het overleefd, zij sprak er niet over. Haar moeder was zestien in november 1942, toen haar ouders weggevoerd werden. Zelf ontsnapte ze door onder een bed te gaan liggen. Dan is er nog tante Leny, de zus van Rivka’s vader, veelal verhalen uit de tweede hand.

Zodoende gaat dit boek meer over de tweede en zelfs derde generatie kinderen. Zij hebben last een verzwegen verleden. En naarmate het langer geleden is, zijn de feiten moeilijker te achterhalen. Wie waren die mensen waar soms over gepraat werd? Wie waren de twee jongetjes op de foto in de kamer bij oma? Hoe ga je om met zulke drastische gebeurtenissen? Mensen die uit het gewone leven gerukt worden, ineens alleen komen te staan? Hoe komt het dat het verleden zolang door suddert? Angst blijkt een gevoel dat van generatie op generatie doorgegeven wordt zonder dat duidelijk wordt waar die angst vandaan komt. En daar moet een einde aan komen, besluit Rivka.

‘Liever niet op reis’. Als je de geschiedenis van het Jodendom bekijkt, met al het vrijwillige, maar vaak ook onvrijwillige gereis, dan is deze titel logisch. Maar Rivka gaat wel op reis, en leert overweg te kunnen met haar verleden.

Bertien Minco (Groningen, 1963) werkte in het theater, bij de radio en is directeur van het door haar opgerichte Jeugdcultuurfonds. Sinds een aantal jaren doet ze onderzoek naar haar familiegeschiedenis. Liever niet op reis is haar debuutroman.


ISBN 9789492241085 | Paperback | 208 pagina's | Uitgeverij Magonia | oktober 2016

© Marjo, 26 augustus 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Ravijn Ravijn


‘Het voelde alsof ik zojuist een sprong gemaakt had over een ravijn. Het was alleen onzeker of ik de overkant zou halen.’

Een jong stel komt op Tenerife wonen. Het is 1970, de tijd van generaal Franco.
De ik-figuur, Thomas Verhelst, heeft een baan gekregen bij de Britse firma Santa Cruz Wholesale. De verkoop dus. Bier en toffees. Thomas ontdekt al gauw dat de Spanjaarden er andere ideeën op na houden als het gaat om marketing. Ook blijken de Spaanse normen en waarden anders te zijn. Het begint al op kantoor. Van op tijd komen en afspraken nakomen is nauwelijks sprake.

Met Ramon Trujillo, zijn Spaanse collega, is vanaf het begin de omgang enigszins problematisch. Dat wordt erger als Thomas diens vrouw Nuria wel ziet zitten. Ook Thomas’ partner, Jet, is daar niet van gecharmeerd natuurlijk. Zij heeft het toch al moeilijk: in Spanje hoort een vrouw thuis, met haar kinderen en huishouden. Zij heeft niets te doen, en haar poging een dansschool op te zetten wordt niet gewaardeerd. Thomas daarentegen lijkt zijn weg wel te vinden. Het doet hun relatie geen goed.

Niet alleen het Tenerife van 1970 speelt een rol in het verhaal, ook Rotterdam, de stad waar Thomas geboren is, waar zijn vader een oorlogsheld was, en waar Thomas kennis maakte met het ruige leven.

‘Rotterdam, jij desolaat wederopbouwgedrocht dat ik met hart en ziel verdedigd had tegen Leidenaren die je het liefst in de achteruitkijkspiegel zagen, tijdens het bombardement op je centrum werd ik geboren, gelukkig ver buiten het bereik van de Heinkels in kakkineus Hillegersberg.’


Het verleden van Thomas met de verstoorde relatie tot zijn ouders, vooral zijn vader, speelt een steeds grotere rol. Thomas moet constateren dat hij niet zo veel anders is dan zijn vader en dat bevalt hem niet.

Deze debuutroman smaakt naar meer. De soms staccato-achtige stijl geeft swung aan de tekst, en terwijl er geen woord teveel staat, zijn er toch soms die mooie treffende vergelijkingen.

Jasper van Buren (Schiedam, 1970) studeerde rechten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en is al jarenlang werkzaam als copywriter bij reclamebureaus. Zijn interesse in film, literatuur en alles wat niet Nederlands is, is direct terug te vinden in zijn werk. Ravijn is zijn debuutroman.
En bekijk de mooie omslag...


ISBN 9789492241115 | Paperback | 168 pagina's | Uitgeverij Magonia | september 2016

© Marjo, 24 januari 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Symfonie der dagelijkse dingen Symfonie der dagelijkse dingen


‘Een woord is slechts een woord totdat iemand komt en er betekenis aan geeft.’

Als Maria, de echtgenote van Alec Gonzaga, een ongeneeslijke ziekte blijkt te hebben, vraagt Alec haar wat ze nog graag zou willen in haar leven. Dat ze graag nog naar Indonesië en naar New York zou willen verbaast hem niet, en eigenlijk weet hij dat ook haar laatste verzoek niet zomaar uit de lucht komt vallen. Ze wil graag dat hij haar vertelt over zijn jeugd. Waarom wil hij daar nooit over praten? Hij is toch ook vanwege zijn jeugd de man geworden wie hij is en van wie zij houdt? En misschien lucht het op, hij heeft immers last van nachtmerries? Maar – zegt Alec – ik heb Maman beloofd er over te zwijgen.
Schrijf er dan over, zegt Maria.

Hij stemt er in toe in ieder geval een psycholoog te raadplegen. Hij gaat in therapie, al duurt het lang voor hij zijn eigen grenzen kan overschrijden. Zijn weerstand is en blijft groot. Tot ze in Indonesië komen en dat land – logisch natuurlijk – zijn herinneringen doet ontwaken. Ze zijn op Java, het land waar hij geboren is, en vanwaar het gezin Gonzaga in de jaren vijftig noodgedwongen en tegen hun zin moest vertrekken.

Zijn vader was krijgsgevangen, en kwam vel over been en vooral zwijgend terug bij zijn gezin. Dat zwijgen bleef, er werd niet over de tijd op Java gesproken. Alec weet nauwelijks iets over die periode. Hij was nog een klein kind toen het gezin de bootreis naar Nederland ondernam. In Nederland was hij een buitenbeentje, een pinda, maar wonderlijk genoeg is het niet zozeer die kille ontvangst in Nederland, maar vooral het afscheid van zijn verzorgster, Nonni, dat hem getraumatiseerd heeft.

Terwijl Maria afscheid moet nemen van het leven, komt bij Alec zijn verleden volledig binnen. Zijn leven wordt vol, de moeite waard. Hij kan schrijven. Niet de filmscenario’s die hij altijd al schreef, maar een roman. Maria stimuleert hem daarin, ook na haar dood.

‘Ineens realiseer ik me wat Maria verlangt. Dat ik echt zal gaan leven volgens principiële beginselen en of die nu geworteld zijn in sociaaldemocratische gedachten, het liberale erfgoed of de christelijke overlevering blijft mijn keuze. Maar ik moet kiezen. (-) Zij wil dat ik op zelfgekozen beginselen sta, niet de beginselen van mijn ouders of de streek waarin ik ben opgegroeid. Dan pas ben ik in haar ogen een echte vent.’


Het boek is opgedeeld in 4 delen, met voor ieder hoofdstuk een overdenking, of een citaat, en bij het begin van het hoofdstuk een muzikale aanduiding.

Muziek en dans spelen een grote rol in de levens van de echtelieden. Dat we over hun drie dochters alleen maar lezen dat ze er zijn en dat ze weer eens naar een tante gebracht worden, werkt heel bevreemdend. Ook is er een spanningsboog waardoor de verwachting gewekt wordt dat er iets schokkends gebeurd is in het verleden van Alec. Dat is dan ook wel zo, maar het wordt heel bedekt verteld, zonder poespas, koel zelfs. Zodat die spanningsboog niets oplevert.

Wat het boek wel oplevert zijn inzichten. Inzichten in een leven met dagelijkse dingen. Het is inderdaad de symfonie der dagelijkse dingen. De schrijver duikt diep in zijn personage en misschien wel in zichzelf gezin het feit dat er veel overeenkomsten zijn tussen Alec en Aloysius. Het boek is hier en daar langdradig, alsof de schrijver zichzelf niet los kan laten. Jammer.
Achterin het boek staan nog lijsten met de vertalingen van woorden en de betekenis van bepaalde muziektermen.

Aloysius Keller (1948) werd geboren te Buitenzorg – het huidige Bogor - in het voormalig Nederlands-Indië. Hij studeerde af aan het Amerikaanse Wheaton College, waar hij literatuur- en schrijfcolleges volgde. Zijn bevindingen over posttraumatische stressstoornis en therapeutische schrijftrajecten zijn gebaseerd op persoonlijke ervaringen. ‘Symfonie der dagelijkse dingen’ is zijn debuutroman.


ISBN 9789492115157 | Paperback | 573 pagina's | Godijn Publishing | september 2016

© Marjo, 25 juni 2017

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER


ISBN 9789492115157 | Paperback | 573 pagina's | Godijn Publishing | september 2016

© Marjo, 25 juni 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Een held in onze tijd Een held in onze tijd


Als achter de Hermitage in Amsterdam twee Russen zijn neergeschoten - waarschijnlijk een afrekening in het criminele circuit - gaat Geert Swaab, journalist, poolshoogte nemen op de plaats delict. Dat komt hem duur te staan. Hij wordt neergeschoten en bewusteloos afgevoerd naar het ziekenhuis. Door wie of waarom?

Lucy Munt, de voormalig secretaresse van hoofdpersoon Maarten Hecht, belt haar ex-chef met dit bericht. Hecht neemt onmiddellijk vanuit Lissabon, waar hij met vrouw en zoon woont, het vliegtuig. Hij is Swaab iets verschuldigd vindt hij, hij zal onderzoeken wat er gebeurd is.

Maarten Hecht is oud-wethouder te Amsterdam, en door Lucy en Gert uit Amsterdam weggeholpen toen hij instortte tijdens een raadsvergadering. Zijn carrière was ten einde, hij had zich misdragen en van zijn collega’s was geen enkele sympathie meer te verwachten. Zijn verleden heeft hem niet losgelaten al is hij tevreden met zijn nieuwe rustige leventje in Lissabon. Dus daar is hij, gekomen om zijn vriend te bezoeken en te helpen. Tot zijn verbijstering is Geert Swaab verdwenen uit het ziekenhuis. Zelfs de bewakingsfilmpjes waar zijn aanwezigheid op geregistreerd was, zijn gewist. Waar is Swaab gebleven? Wie heeft er belang bij zijn verdwijning? Samen met Lucy en een andere vriend, de activist Aäron van der Poel, gaat hij op zoek. Maar ze zijn hun leven niet zeker, er zijn meer kapers op de kust.

Intussen zijn de belevenissen in Amsterdam, vooral de fietstochtjes, voor Hecht een terugreis naar het verleden. Herinneringen aan zijn tijd in de raad, aan wat hij wel en wat hij niet voor elkaar heeft gekregen overvallen hem terwijl ze proberen Swaab te vinden en te redden.
Op deze manier is behalve Hecht vooral de stad Amsterdam de hoofdpersoon van dit verhaal. Het heden en verleden van het ontstaan van de stad vormen naast machtsspelletjes en gekonkel in de ambtenarij een belangrijke verhaallijn naast het thrillerachtige plot. En er is een lijntje over de Joden in de stad, als het over de voorouders van Hecht en Swaab gaat.

Persoonlijk houd ik daar van, als andere dingen dan alleen het plot belangrijk zijn en goed uitgewerkt worden zoals in dit boek zeker gebeurt. Het boek wordt dan ook terecht aangeprezen als een roman, niet als een thriller.
Het boek leest vlot weg en boeit van begin tot eind.

Bert Bakker (1949) schrijft verhalen, essays, novellen en romans, hij is gepromoveerd in de sociale wetenschappen en woont afwisselend in Amsterdam en Zuid-Frankrijk.


ISBN 9789492241146 | Paperback met flappen | 128 pagina's | Uitgeverij Magonia | januari 2017

© Marjo, 22 april 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Stromen die de zee niet vinden Stromen die de zee niet vinden


Elf korte verhalen die de lezer even laten stilstaan in het leven. Het zijn verhalen als anekdotes, een momentopname, maar wel een die herhaald kan worden. Als een pop-upverhaal, soms simpel, vaker complex.
Het zijn sfeertekeningen waarbij de setting niet altijd even duidelijk is. Maar dat maakt ook niet uit. De personages beleven een ongemakkelijk moment, ze zijn op zoek. En helaas vinden ze niet altijd: de stromen die de zee niet vinden.

Het lijken verhalen waarin niets gebeurt. Dat is ook zo, er gebeurt weinig, maar in ieders leven zijn een heleboel van dit soort momenten. Het is heel knap zoals Rob Verschuren die momenten uit licht, even oproept en ze dan weer te laten vallen. Als de golven waarop de personages meedrijven.

Het verhaal Krabnevel:

‘Twee parende krabben worden van de bodem van de Zuid-Chinese zee geveegd door een met blokken kalksteen verzwaard sleepnet en aan boord gehesen van een vissersboot die geregistreerd staat onder nummer QNG 96416-TS. Een visser genaamd Hai peutert ze uit de mazen en laat ze in een ton met zeewater vallen. Hij heeft bruine voeten met dikke, gekloofde tenen en bruine handen met witte littekens en hij denkt aan Phuong met de kalfsogen.‘


En dan blijkt dat deze visser en de vrouw waar hij aan denkt geen rol meer spelen. Het gaat om de twee krabben, en om twee restaurants die in een zijstraat van de boulevard verschijnen. Maar de toon is gezet, er heerst een melancholische sfeer, een vage neiging tot verliefdheid, die door de schrijver verrassend uitgewerkt in een mooie vergelijking, tussen de krabben en de restaurantjes.

In alle verhalen vind je mooie natuurbeschrijvingen, en eenzelfde haast stilstaande sfeer.

Rob Verschuren (1953) debuteert met Stromen die de zee niet vinden. Vier van de elf verhalen werden al eerder gepubliceerd, onder meer voor het literaire tijdschrift Extaze. De hoofdstukken variëren in lengte van zo’n acht tot 25 pagina’s.


ISBN 9789062659456 | Paperback | 174 pagina's | Uitgeverij In de Knipscheer | november 2016

© Marjo, 31 maart 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Schuim der aarde Schuim der aarde


Drie verhaallijnen in dit omvangrijke verhaal dat zich afspeelt in een zinderend heet Brazilië, de stad, de sloppen en het achterland.

Anjo, ongeveer 11 jaar, is opgegroeid in een schuur, ergens op de eindeloze zandvlakte, de sertão, waar hij met enkele andere jongens en een hond zo goed en kwaad als het gaat in leven probeert te blijven. Twee oudere mannen, net zo haveloos en verdoemd als de kinderen, gebruiken hen als slaafjes, louter en alleen omdat ze ouder zijn. Paria’s zijn ze, uitgestotenen, die af en toe bezocht worden door hoeren, die gelukkig wat voedsel meenemen. Anjo heeft het kleine meisje Alma in bescherming genomen, vanaf het moment dat zij gedumpt werd. Honger maakt de verhoudingen scherper. De kinderen vrezen voor hun leven. Als de jongen Alma niet meer kan beschermen, vlucht hij.
Verderop ligt de enorm grote stad, met zijn enorme sloppenwijken, waar de Organisatie het voor het zeggen heeft.

‘Er zit een zekere ordening in de wijze waarop de mensen hier bestaan, gecombineerd met een levenslust (-). De verschillende bairro’s hebben alle hun eigen luitenant met een rits personeel. Onder zijn toezicht wordt alles nauwgezet bijgehouden: infrastructuur, hoeveel bakkers, slagers, fruittentjes, rijstverkopers of hoeren de wijk herbergt. Zijn het er ter weinig, dan worden nieuwe aangewezen. Zijn het er teveel, dan moet een aantal hun activiteiten staken. Zo worden ook de baantjes in de bovenwereld bijgehouden: de naaisters, schoonmakers, kindermeisjes, chauffeurs, schoenpoetsers, hondenuitlaters en strontruimers die iedere ochtend als een eindeloze mierenstoet de berg afdalen, worden volgens strak stramien geregistreerd en gecontroleerd. De lange arm van de Organisatie reikt zelfs tot achter gesloten deuren. Mannen die hun vrouw mishandelen of hun dochters verkrachten, moeders die hun kinderen overdag thuis opsluiten als zij aan het werk zijn: de gevolgen variëren van een waarschuwing tot een doodvonnis. Zeker als iemand de fout begaat het wankele evenwicht binnen de bairro’s te verstoren, of erger nog: tussen de bairrio’s en de bovenwereld, grijpt de Organisatie keihard in.’


Maar af en toe wil de regering een daad stellen en dan pakken zij de Organisatie aan. Daar wordt op een dag het kindhoertje Lucy de dupe van. Zij wordt met vele anderen opgepakt. Lucy en Angelica, haar vriendin, wonen samen. Familie hebben ze niet, ze zorgen voor elkaar.
In een leven als dit is een kind niet welkom. Het wordt vaak meegenomen door Maria, de vrouw die voor mensen uit de stad die een kind willen adopteren hun wens vervult.

Via Maria is er de link met de derde verhaallijn: de agente Elizabet, getrouwd met de hoofdcommissaris van politie die vecht tegen de corruptie in zijn korps. ‘Een vrouw is pas volwaardig vrouw nadat ze heeft geworpen.’ En Elizabet raakt niet zwanger. Ze raadpleegt haar huishoudster, die, zelf afkomstig uit de sloppenwijk, Maria wel kent. Zo komt de jongen Edson in haar leven. Elizabets grote geheim.

Het vertelperspectief van Anjo is in de ik-vorm. Zijn verhaal is nog indringender dan dat van de vrouwen, Lucy en Elizabet, over wie in de derde persoon verteld wordt.

De kern van alle levende wezens is overleven. Leven, overleven, hoe dan ook. Een hard bestaan maakt keiharde mensen. Voor de jongens in de sertão telt het leven van een ander nauwelijks, getraumatiseerd als ze zijn.
De drie verhaallijnen grijpen hier en daar in elkaar, en gaan steeds meer in elkaar over.
Niet alleen het verhaal, ook de schrijfstijl kruipt onder je huid. Van Iperen geeft angst een vorm:

‘Ik voel niets, dacht niets, maar tegelijkertijd leek het alsof miljoenen krioelende beesten een weg door mijn aderen zochten. En was niet genoeg ruimte in mijn lichaam. Ik dwong mezelf niet toe te geven aan de neiging mijn huid open te krabben om ze die ruimte te geven. Het gekriebel was gekmakend, ze zaten overal.’


‘Er zit een aap op mijn rug. Ze voelt zijn harige lijf tegen haart wervelkolom drukken, zijn pezige armen en benen strak om haar nek en middel geklemd. Als ze per ongeluk in de spiegel kijkt, kijkt hij over haar schouder mee en ontbloot zijn tanden. (-) Ze voelt hoe de aap op haar rug naar haar nek springt en haar hoofd bijna in haar bord duwt. Zijn vingers graaien aan weerszijden naar haar strot.’


Een keihard gruwelijk verhaal, over een door en door rotte maatschappij, waarin het bestaan nauwelijks nog menswaardig is. Het schuim der aarde, precies.Toch weet Roxane van Iperen enkele personen die zich daar staande moeten zien te houden een gezicht te geven, waardoor je met hen gaat meeleven. En dat terwijl je weet dat je misschien wel net als Elizabet nooit een fooi zou geven aan die zwervertjes die, als je stil staat bij de stoplichten, je ramen schoonpoetsen. En dat zijn dezelfde mensen…
Als een boek iets met de lezer doet, is het een goed boek. En dan is Schuim der Aarde een ontzettend goed boek. Het verplettert je!

Roxane van Iperen (1976) is jurist, strateeg en publicist. Ze combineert een zakelijke adviespraktijk met onderzoek en publicaties, met name gericht op politiek, bedrijfsethiek en mensenrechten. Zo was ze ook adviseur voor de tv-rubriek Buitenhof en kwam ze min of meer spelenderwijs in de journalistiek terecht. Ze debuteert met dit ijzersterke boek Schuim Der Aarde.


ISBN 9789048824205 | Paperback | 368 pagina's | Lebowski Publishers | juli 2016

© Marjo, 26 januari 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Retour Calypso Retour Calypso


Gozo is een klein eiland dat bij Malta hoort. Als haar vader haar laat weten dat hij ongeneeslijk ziek is, komt Suzy voor het eerst in tien jaar terug op het eiland. Op Malta woont ze samen met Victor. Ze maken allebei schilderijen, en kunnen daar redelijk van leven.


‘De zon verschijnt boven Malta en nu het licht wordt, zie ik Gozo als een zwarte monoliet uit het water steken, en voordat alles wat in dat zwart verborgen zit, helder verlicht wordt, draai ik me om.’


Suzy heeft meer slechte dan goede herinneringen aan het eiland. Haar vader, Alfred, was een dwingeland. Hij stond zijn vrouw niet toe haar eigen leven te leiden. Ze ging er aan ten onder. En Suzy greep de komst van Victor met twee handen aan: wèg wilde ze!

Wat er allemaal in haar verleden gebeurd is, komt in flarden terug. Ze ontmoet mensen van vroeger, bezoekt plekken waar ze eerder was, en ontkomt niet aan de herinneringen aan haar moeder. Ze verbaast zich over het kleine meisje dat ze was, dat zo ijverig haar vader hielp in het restaurant dat hij nog steeds open houdt. Maar natuurlijk had ze als kind geen idee. Ze wist niet van de verlangens van haar moeder, ze had geen idee dat er buiten Gozo meer te ontdekken viel.

Tot haar eigen ergernis valt ze moeiteloos terug in een dienstbaarheid aan Alfred en aan het restaurant. Ze probeert er tegen te vechten. Maar als zelfs een stomme hark herinneringen oproept, als de flessen met drank zoals die in een restaurant staan, haar niet met rust laten, dan wil ze maar één ding: opnieuw verdwijnen. Maar ze kan haar steeds zieker wordende vader niet alleen laten. En ook moet ze dat trauma uit het verleden onder ogen zien.

Het boek zal niet voor niets de titel Retour Calypso hebben meegekregen. Calypso en Odysseus, een van de oude legenden die op dit eiland nog steeds in ere wordt gehouden, speelt waarschijnlijk een rol. Calypso is een nimf uit de Odyssee van Homerus. Zij, woonachtig op Gozo, schonk Odysseus gastvrijheid na zijn schipbreuk. De beminnelijke Calypso beloofde Odysseus onsterfelijkheid als hij bij haar zou blijven. Op het eiland bevindt zich de grot waar Odysseus een tijdlang door Calypso gevangen is gehouden. De grot speelt ook een rol in het verhaal.

Er is natuurlijk de symboliek. De moeder van Suzy voelde zich een gevangene, van haar man, van het restaurant. Net als Odysseus wilde zij weg. Net als Calypso hebben haar man en dochter haar moeten laten gaan. Ook Suzy zelf wilde weg, en wist te ontsnappen. Maar het kind, de jongen Daniël niet. Wie is dat jongetje voor wie een onduidelijke, maar belangrijke rol is weggelegd? Zal Suzy met zichzelf in het reine komen?

In korte hoofdstukken vertelt debutant Eijgelshoven een beklemmend verhaal. Het is fragmentarisch en geheimzinnig. Zoals het leven is, lijkt hij te willen zeggen. Kloppen onze herinneringen wel? De kern van het verhaal is de wens om te ontsnappen aan een benauwend leven. Vrij zijn. Maar wanneer ben je vrij?
Het is meer een verhaal dat vragen oproept dan dat ze beantwoord worden, een droefgeestig, maar mooi verhaal, met mooie zinnen, en een knap in elkaar gewrocht plot. Dat is het enige minpuntje: dat het verhaal soms nogal geconstrueerd aandoet.

Matthijs Eijgelshoven (1975) groeide op in Noordhorn en woont met zijn vrouw en twee zoons in Weesp. Hij studeerde geschiedenis in Groningen, Bilbao en Brighton en werkt als docent Nederlands en Engels in Amsterdam.


ISBN 9789035101012 | Hardcover | 218 pagina's | Ambo|Anthos Uitgevers | april 2001

© Marjo, 20 januari 2017


Lees de reacties op het forum en/of reageer: