Junior monsterboek 6
Twaalf duivelse griezelverhalen, geschreven met bloed en tranen...
Tekst: Diverse auteurs 10-12 jr
Illustraties: Bart Mertens
De schrijvers van deze bundel vol griezelverhalen zijn : Nico De Braeckeleer, Rob Baetens, Johan Deseyn, Tamara Geraeds, Marina Defauw, Kris Kowlier, Ronald Verheyen, Bart Mertens, Karel Smolders, Tom Bergs & Kris van der Sande, Marie Uiterwijk.
Marie Uiterwijk verdient (opnieuw) een speciale vermelding: zij is verreweg de jongste schrijver met haar veertien jaar. Maar wat nog specialer is, is het feit dat zij al twee keer de verhalenwedstrijd won, die iedere keer verbonden is met het verschijnen van een nieuw Monsterboek. En na die tweede keer werd zij een vaste medeschrijver. Haar verhaal gaat over twee jongen die tegen het verbod van hun ouders in gaan kamperen in het bos. Als daar vreemde dingen gebeuren gaat een van hen op zoek naar informatie. Waar doet hij dat? In de bibliotheek!! Dat vind ik zo leuk gevonden: het is dé plek om dingen te weten te komen’ schrijft Marie. Haar idee van haar verhaal is ook leuk, en niet al te gruwelijk uitgewerkt. Prima! Dit is tenslotte een bundel voor kinderen.
Ook de verhalen van de Nico de Braeckeleer en Tom Bergs & Kris van der Sande zijn eerder leuke en een beetje griezelige verhalen, maar dat van Karel Smolders is al een graadje erger. Toch is het gegeven niet enger: er is een foute burgemeester, die druk bezig is iedereen die hem niet aanstaat te laten verdwijnen. Hoofdpersoon is Juno, en al is zij een heks, het is erg spannend of zij wel tegen dat monster op kan!
Alle verhalen zijn leuk hoor, maar er moet er altijd een het leukste zijn, en een het minst leuk.
Bart Mertens, de illustrator van het boek, wint de prijs voor het leukste verhaal. Hij vertelt in het voorwoord bij zijn verhaal ook nog dat de omslagtekening geïnspireerd is op het fipronilei! Grappig!
Dat is zijn verhaal ook, over een meisje dat koekjes moet brengen naar oma. Zij trekt haar rode trui aan met dat kapje, ook rood natuurlijk. Het best wel enge verhaal gaat in die stijl verder, en met al die verwijzingen naar het bekende sprookje is dat gewoon erg leuk!
Het minst leuke is dat van Rob Baetens, over een soort vampier. Ik weet dat hij beter kan, dus waar ligt het dan aan dat ik ‘Nacht van een Pamvier’ niet zo geslaagd vind? Waarschijnlijk aan de hoeveelheid informatie, er gebeurt in de eerste helft van het verhaal vrij weinig. Als dat eenmaal voorbij gelezen is, komt het allemaal goed, dat wel!
Verhalen waarin oude legenden of spookverhalen in een nieuw jasje worden gestoken, of een eigentijds vervolg hebben vind ik altijd leuk. Het verhaal van Kris Kowlier is er zo een.
Een spannend verhaal met een griezelig, maar ook romantisch tintje.
En dan is er natuurlijk de nieuwe prijswinnaar: Hanne Goorickx, elf jaar oud. Zij schreef: 'Slangengefluister', het laatste verhaal in het boek. Een lekker eigentijds verhaal over een moedig meisje: In de krant wordt gewaarschuwd voor de waarzegster, die op de winterkermis staat met haar stand. Nadja gaat er toch heen. Natuurlijk gebeurt er iets akeligs, de waarzegster is echt een heks!!!
Het was weer lekker griezelen met deze twaalf verhalen!
ISBN 9789462420748 | Hardcover | 303 pagina's | Uitgeverij Kramat | oktober 2017
Leeftijd: 10+
© Marjo, 01 maart 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer:
Zarja en de uil van Orplid
Tekst: Christianne Stotijn
Illustraties: Sieb Posthuma
‘Hij hoorde in de verte een hond huilen.
En iets wat leek op een kreet.
Hij wist dat hij moest gaan.’
Zarja is een jong meisje dat op zoek is naar haar uil. Al drie dagen roept ze hem, en loopt ze zoekend rond. De uil verdween toen ze samen aan het water liepen, daar waar aan de overkant het spookeiland ligt. Dat eiland heet Orplid en de uil heeft haar verboden daar heen te gaan. Maar nu moet ze wel. Haar uil is vast daar.
Het dier is heel belangrijk voor haar, hij heeft haar opgevoed, omdat ze geen moeder had. Dus stapt Zarja naar de veerman, die haar tegen zijn zin overzet. Het is gevaarlijk, zegt hij.
‘Er wonen alleen nog maar een kluizenaar, wiens naam niemand kent, en een handjevol dwerggeesten.’
‘Dwerggeesten?’
En de veerman vertelt het verhaal over de mensenkoning en de elfenkoning. De koning van de elfen was verliefd op de koningin, en hij was erg jaloers. Toen de koning en de koningin een zoon kregen, gebeurde er iets vreselijks. Wat precies, dat vertelt hij niet, ze zijn aangekomen bij het eiland.
‘Wees voorzichtig, Zarja!’
Door het lezen van dit prachtige sprookje, dat gelukkig, in tegenstelling tot de meeste sprookjes, een goede afloop heeft, heb ik heel veel geleerd.
Sieb Posthuma kende ik wel. Hij was een bekend illustrator, schrijver en ontwerper. Helaas is hij al drie jaar niet meer onder ons en werd hij slechts 54 jaar. Maar ik kende de schrijfster niet, en ging op zoek.
Christianne Stotijn (Delft, 1977) is een Nederlandse mezzosopraan. Op haar site vind je ook informatie over de Stichting Orplid opgericht in 2013 dat tot doel heeft om vernieuwende muziekprojecten te bedenken en uit te voeren van zowel voor het bestaande en nieuwe concertpubliek als voor kinderen. Zij maakte samen met haar vaste begeleider Hans Eijsackers een
voorstelling ‘De Uilenpriesteres van Orplid’ .
If The Owl Calls Again verwijst dan weer naar een
gedicht van John Haines.
En de naam Zarja is vast ook niet voor niets. Het was in 1900 de naam van een Russische onderzoeksboot, waarmee Baron Toll en drie metgezellen naar het legendarische Sannikovland zochten.
Mocht al deze informatie je niet interesseren dan blijft er nog altijd een prachtig kleurrijk geïllustreerd boek over met een sprookjesachtig verhaal over een meisje en haar uil.
ISBN 9789025871468 | Hardcover | 48 pagina's | Uitgeverij Leopold | november 2017
Leeftijd: 10+
© Marjo, 27 februari 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer:
De witte stip
Tekst: Gerard van Gemert
Illustraties: Mark Janssen
Onesmus Malandi woont in een dorpje in Kenia. Voetballen is zijn lust en zijn leven. Als het even kan volgt hij stiekem de trainingen van de voetbalschool Ndoto Ni, wat 'Dromen bestaan' betekent. En dromen doet Onesmus... Hij wil later naar Engeland om mee te doen aan de Premier League.
Maar Ubora, de directeur van de voetbalschool even verderop wil Onesmus talent niet onder ogen zien, sterker nog, hij verbiedt Onesmus de entree op de trainingsvelden. De directeur heeft namelijk zijn eigen dromen. Hij wil dat zijn eigen zoon gekozen wordt door de scouts die regelmatig komen kijken of er nog nieuw talent is te vinden. En als Onesmus mee zou doen in de wedstrijden dan kon zijn zoon het wel vergeten, Onesmus is veel te goed!
Ook al weet Onesmus dat zijn ouders de school niet eens kunnen betalen, hij blijft toch hopen en geloven dat hij op een dag zijn droom waar zal kunnen maken, eens zal het gebeuren dat ze zien hoe fantastisch hij speelt. En die kans krijgt hij ook! De beste spelers van de voetbalschool moeten namelijk tegen een aantal jongens van het dorp spelen, zodat de getrainde voetballertjes goed opvallen tussen de slechte spelers natuurlijk.
Jongens kunnen zich voor een test aanmelden bij Habo, een van de trainers van de school. De beste spelertjes zullen geselecteerd worden. En zo komt het dat Onesmus en zijn goede vriend Jamar eindelijk wèl op het trainingsveld van de school mogen komen. Ze kunnen hun geluk niet op als blijkt dat ze gekozen zijn uit de lange rij met jongens die ook graag verder willen komen met voetballen.
Het is voor de jongens best vreemd om met een echte voetbal te spelen in plaats van een bal gemaakt van oude lappen. Ook krijgen ze echte voetbalschoenen en een echt voetbaltenue. En dat mogen ze allemaal nog houden ook! Dat alleen is al geweldig.
Natuurlijk valt het prachtige spel van Onesmus en Jamar op. Ze spelen de sterren van de hemel in zoverre dat gaat met een ongetraind team. De scouts zijn enthousiast. Maar de jongens hebben buiten de macht van de directeur gerekend. Die heeft nog een paar vervelende trucjes voor de jongens bedacht...
Ondertussen loopt het thuis bij Onesmus ook niet zo lekker. Zijn straatarme ouders werken elke dag heel hard op het land en nu is de oogsttijd aangebroken. Onsemus móet helpen en dat kan nu net niet. Als hij niet op de training verschijnt dan is het einde oefening. Dan kan Onesmus een glanzende voetbalcarrière wel vergeten. Onsemus is in heftige tweestrijd. Wat te doen?
Gerard van Gemert kan als geen ander een lekker spannend voetbalverhaal met een persoonlijk tintje schrijven. Bovendien heeft hij een prettige, beeldende vertel'stem'. Je ziet de jongens voor je en voelt de spanning van Onesmus en Jamar tijdens de trainingen en de wedstrijden.
Dit verhaal heeft dit bovenstaande ook weer allemaal in zich. Het bijzondere is echter dat het zich dit keer afspeelt in een klein plaatsje Kenia waardoor je terloops geïnformeerd wordt over de armoede en woonomstandigheden van de mensen die daar wonen. Vooral de blijdschap van de jongens rond hun nieuwe kleding en schoenen is iets om even bij stil te staan. Allemaal dromen ze van een beter bestaan en voetballen biedt ze die mogelijkheid... Dit is subtiel en mooi weergegeven door de schrijver.
Gelukkig komt er nog een vervolg want ik ben inmiddels erg benieuwd hoe het de jongens zal vergaan op hun weg naar de grote voetbalwereld.
ISBN 9789044831160 | Hardcover | 143 pagina's | Clavis Uitgeverij | november 2017
Leeftijd: 11+
© Dettie, 20 februari 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer:
Niet thuis
Jacques Vriens
De verteller van dit verhaal is een 16-jarig meisje. Zij woont in een leefgroep, niet bij haar ouders. Die zitten in een vechtscheiding, en dat ging ten koste van Hannah.
De leefgroep bestaat uit kinderen van verschillende leeftijden, Julius is de oudste, vijftien is hij. Twanneke is pas vijf. Daar tussen in zitten Hannah zelf, ze zit in groep 8, en Rosalie die in de brugklas zit. Zij is verliefd op Julius, en denkt dat het wederzijds is. En twee jongere jongens: Bjorn, licht contactgestoord, en Mathijs, een pestkop.
Zoals dat gaat bij een groep kinderen: soms kunnen ze het prima met elkaar vinden, soms is er ruzie. Ze zitten er natuurlijk niet voor niets, ze hebben ieder een rugzakje. Hun begeleiders proberen de rol van ouders te vervullen, en ook daar is het zoals dat gaat: met de een klikt het makkelijker dan met de ander. Ludo is superstreng, en Marieke juist heel lief. En er is een huishoudster, Lies, die altijd heel aardig en zorgzaam is.
Als het verhaal begint hoort Hannah de leiding praten: er is iets aan de hand, iets wat de een wil vertellen aan de kinderen, maar de ander niet. Natuurlijk is Hannah heel nieuwsgierig, en tenslotte komt ze er achter: de leefgroep dreigt opgeheven te worden. Bezuinigingen. Maar dat kan niet! Waar moeten ze dan naar toe? Zij zelf kan niet naar huis, en de andere kinderen evenmin! Er zit maar een ding op: Als niemand anders kan hen helpen, dan moeten ze het zelf doen.
Het is nogal een drastisch plan, en of het zal werken? Tenslotte is de bezuiniging ook niet de schuld van de leiding…
Jacques Vriens schrijft in een nawoord dat hij zelf ooit in een leefgroep zat, en nog steeds van plan was om daar een boek over te schrijven. Ook heeft hij onderzocht hoe het er vandaag de dag aan toe gaat, hoe de regels zijn, en over de bezuiniging heeft hij ook genoeg gehoord.
In dit verhaal komt de problematiek aan de orde vanuit het gezichtspunt van de kinderen zelf. Dat heeft deze schrijver als geen ander in zijn vingers!
Jacques Vriens (1946) is één van de bekendste en succesvolste auteurs van kinderboeken in Nederland. Hij is geboren in Den Bosch en verhuisde in 1952 naar Helmond, waar zijn ouders een hotel begonnen. Daar schreef hij ook veel boeken over!
ISBN 9789000356126 | Hardcover | 128 pagina's | Van Holkema & Warendorf | september 2017
Leeftijd: 10+
© Marjo, 20 februari 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer:
Op zoek naar de Vindeleer
Rob Geukens
Katherine (Kat) woont al zolang ze zich kan herinneren in het weeshuis Saint Jude's. Het enige wat echt van haar is, is meneer Eccleston, de teddybeer. Ze zijn dan ook onafscheidelijk. Maar op een dag is meneer Eccleston verdwenen! Het vervelende is dat er in Saint Jude's wel vaker spullen verdwijnen. De weeshuiskinderen zijn er bijna zeker van dat de opzichter tevens kokkin, mevrouw Noggins, hun spullen meeneemt naar haar kamer, want daar mag niemand komen. Kat is er beroerd van dat haar beer weg is en zelfs de vervelende Jim wil haar helpen. Hij zal op wacht gaan staan als mevrouw Noggins haar kamer uitgaat zonder de deur op slot te doen, en dat gebeurt alleen als iemand het weeshuis verlaat...
Eindelijk is het zover. Maar er is geen beer te vinden in de kamer van Noggins, wel een stel geheimzinnige boeken, waarvan Kat er stiekem één meeneemt. In het boek zit een papiertje en daarop staat:
Voor al uw vondsten en te vinden dingen
De Vindeleer
Het gekke is dat er geen adres of iets bij staat. Alleen maar een tekening van een oester. Maar even later komt ene meneer Trouvé op bezoek bij de directrice, en laat er op zijn kaartje nu ook zo'n oester staan! Jim gaat in zijn eentje op onderzoek uit maar natuurlijk gaat Kat hem even later achterna, ze wil meneer Eccleston terug!
En dan begint het wonderlijke verhaal pas goed. Kat ontmoet de meest vreemde dieren en soms hartveroverende én bizarre 'mensen'. Ze betoveren haar bijna en Kat gaat er zo in op dat ze bijna haar doel vergeet, maar gelukkig komt ze tot bezinning en zet ze de zoektocht voort... Zal ze Jim, De Vindeleer en meneer Eccleston vinden?
Het verhaal begint heel meeslepend, je hebt te doen met de zevenendertig weeskinderen die onder het strenge regime van mevrouw Noggins staan. Kat sluit je meteen in je hart en je hoopt erg voor haar dat er een leuk stel komt dat haar zal adopteren. Je verwacht dat diep in je hart ook, misschien is die leuke meneer Trouvé wel een geschikte vader voor haar. Dat hoop je stiekem wel...
Maar eenmaal buiten het weeshuis krijgt het verhaal een heel andere wending. De rode draad is nog steeds de zoektocht naar De Vindeleer en de beer, maar de omgeving is van realistisch verandert in een soort magische, sprookjesachtige wereld. Dat is erg leuk en verrassend maar soms worden enkele gebeurtenissen niet goed uitgewerkt of is er een té onverwachte, abrupte ommekeer in het verhaal. Mogelijk heeft de schrijver teveel personages en ideeën in het zeer fantasievolle verhaal willen stoppen. Maar dat neemt niet weg dat het een vlot geschreven, boeiend verhaal is, zeker voor een debuut. En de grote vraag blijft... Bestaat alles wat Kat hoort en ziet nu wel of niet? Alleen de personages in het boek zullen het weten... toch?
ISBN 9789044831276 | Hardcover | 128 pagina's | Clavis Uitgeverij | oktober 2017
Leeftijd: 10+
© Dettie, 13 februari 2018
Hoe niemand mij geloofde en ik bijna alles verloor
Gertrud Jetten
De twaalfjarige Iris is echt wat je noemt een paardenmeisje. Ze is extra blij met haar verzorgpony Binkie, omdat haar ouders, die een pannenkoekenrestaurant runnen, steeds minder tijd hebben voor hun kinderen. Haar broertje Sep lijkt niet te lijden onder het gebrek aan aandacht, maar hun oudste zus Alex doet steeds gekkere dingen, die behoorlijk opvallen: ze heeft piercings, doet hele bijzondere make-up op, en scheert zelfs haar hoofd half kaal. Haar ouders reageren nauwelijks. Pas als ze haar rapport overhandigt en aankondigt dat ze van school gaat, komt er enige reactie.
Iris weet dat allemaal, en ze aarzelt des te meer om haar eigen problemen bij haar ouders neer te leggen. Want problemen heeft ze. ‘Zeg het nou tegen je ouders’, pusht Lara haar. Lara is haar beste vriendin en de enige die weet dat Erik, de eigenaar van de verzorgpony handtastelijk is. Hij dringt Iris tegen een muur zodat ze niet weg kan, hij bedreigt haar. Iris wordt er wanhopig van: ze wil dit niet, en probeert de man zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Maar hoe kan ze dan voor Binkie zorgen? Die moet iedere dag naar buiten, en de stal moet uitgemest worden! Erik doet dat werk niet. Expres niet natuurlijk.
‘Ik voel Erik overal in de kamer, ook al is hij er niet. Wanneer ik mijn ogen open, zie ik hem, en wanneer ik ze dichtdoe ook. De hele tijd zie ik zijn harde blauwe ogen voor me en zijn brede schouders. Ik voel me klein en kwetsbaar, als een mier in een zandbak met kleuters.’
Het is duidelijk dat er iets gebeuren moet. De pogingen om het papa te vertellen mislukken. Erik is ook al 30 jaar diens beste vriend! Hij zou het toch niet geloven!
Ze vertelt het tegen haar zus. En die is niet voor een gat te vangen. Ze bedenkt een plannetje. En ja, die opzet slaagt. Maar de gevolgen zijn ook heel erg. Thuis verandert er heel veel. En het ergste is dat Binkie ineens weg is! Iris is ontzettend verdrietig. Je zou misschien denken dat haar nieuwbakken vriendje Daan een vervanger is, maar voorlopig is het meisje nog zo jong dat de pony meer voor haar betekent dan wie ook. Er worden wel oplossingen gevonden, maar dat zijn niet de goede…
Natuurlijk gaat het boek over paarden, de schrijfster is tenslotte Gertrud Jetten, bekend om haar series over paardenmeisjes. En we lezen ook wel over rassen en krijgen tips. Maar het thema ongewenste intimiteiten en wat er aan te doen staat toch het meest op de voorgrond. De wanhoop, de (tijdelijke) oplevingen, en dan weer het verdriet wordt allemaal heel goed weergegeven. En niet te vergeten de schuldgevoelens zoals een slachtoffer die altijd krijgt.
Iris is echt een meisje van twaalf, een puber. School is belangrijk, de eindmusical in groep 8 en haar vriendje, allemaal heel belangrijk, maar Binkie is echt alles voor haar. We lezen hoe ze moed verzamelt, om het te vertellen, aan haar ouders en aan de psycholoog. En hoe ze alle ellende verwerkt.
Achter in het boek staan adressen vermeld waar kinderen terecht kunnen met hun vragen over dit onderwerp. Ook kunnen ze hier hulp krijgen wanneer ze misbruik vermoeden of zelf worden misbruikt.
Het is een mooi vormgegeven boek. De bladspiegel is ruim; boven de vrij korte, dus behapbare hoofdstukken staan leuke versierinkjes en de omslag is een mooie foto met positieve uitstraling. Alles komt vast wel goed dan...
ISBN 9789020624793 | Hardcover | 196 pagina's | Uitgeverij Kluitman | september 2017
Leeftijd: 10+
© Marjo, 01 maart 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer:
Lampje
Tekst en illustraties: Annet Schaap
Dit bijzondere verhaal begint vrij gewoon: er is een jong meisje dat haar moeder moet missen en wegens onvermogen van haar vader hun huishouden draaiende houdt. Zoiets hebben we al wel vaker gelezen. Maar na een introductie over wie Lampje is, en hoe het komt dat zij dit avontuur gaat beleven, zijn wij lezers al van plan om dit vrij dikke boek in een adem uit te lezen!
Augustus is de vuurtorenwachter. Iedere avond moet het licht aangestoken worden, en iedere morgen moet het weer gedoofd worden. Het is een waarschuwing voor schepen op zee, want als er geen licht is, lopen ze op de rotsen. En dat gebeurt op een stormachtige nacht. Er was geen licht. Waarom heeft Augustus het licht deze avond niet aangestoken?
Daar zit het bijzondere van dit verhaal: het is niet de man die iedere dag eenenzestig treden op en af gaat om het licht te regelen, dat doet zijn dochter, Emilia, oftewel Lampje. Haar vader is waardeloos als vuurtorenwachter: hij drinkt te veel sinds het overlijden van zijn vrouw, twee jaar terug, en hij heeft ook maar één been. Lampje ging van school waar ze nog maar twee weken zat, toen haar moeder ziek werd, om thuis in de toren alles te regelen. Om eerst voor haar moeder, en daarna voor haar vader te zorgen. En ook dus voor het belangrijke licht in de vuurtoren.
Maar op de avond dat het verhaal begint, is ze vergeten lucifers te kopen! ’s Avonds, bijna te laat, gaat ze naar het dorp, en kan nog net een doos kopen, maar onderweg naar huis krijgt de wind vat op haar en haar mandje. Weg lucifers. En die nacht loopt er een schip op de rotsen.
‘Vijfduizend dollar,’ hoort ze de juffrouw opeens zeggen.
‘Ruim. En dat brengen die spulletjes van jullie niet op, hoor, vijfduizend dollar.’
Van schrik gaat Lampje overeind zitten. De poes springt verontwaardigd op de grond. ‘Vijfduizend d…? Dat hebben wij helemaal niet.’
‘Natuurlijk niet,’ zegt juffrouw Amalia. ‘Niemand heeft dat. Daarom moet er ook voor gewerkt worden, daar helpt geen lieve moeder aan. En werken kun je toch wel?’
‘Wat moet ik dan doen? Waar moet ik dan werken? N… niet gewoon thuis?’
Zo gebeurt het: terwijl vader Augustus opgesloten wordt in de toren - met voldoende lucifers voor zeven jaar! - moet zijn dochter gaan werken voor de de admiraal, eigenaar van het schip. Zeven jaar lang.
In het huis waar ze heen gebracht wordt is, woont een monster. Tenminste, dat zeggen ze in het dorp, want iedereen die er werkte is er weggelopen. Er is alleen nog een huishoudster met haar verstandelijke beperkte zoon en een klusjesman. En iemand of iets in die kamer waar het meisje Lampje niet naar binnen mag.
Natuurlijk doet ze de deur toch open. En dan ontspint zich een wonderlijk sprookjesachtig verhaal over dapperheid, over de ander accepteren zoals hij is, een avontuur waarin je helemaal verdwijnt. Hoe zal het aflopen met dat moedige maar nog zo jonge meisje, dat moet opboksen tegen een realiteit die niet bepaald alledaags is?
Het is prachtig geschreven jeugdboek en dit is een debuut! Nu heeft Annet Schaap natuurlijk als illustratrice al heel wat boeken gelezen maar dat wil nog niet zeggen dat je zelf ook kunt vertellen. Nou: dat kan ze!
Ze schrijft bijzonder beeldend, filmisch, met een mooi taalgebruik en inzicht in de psychologie van de personages. Lampje is meestal het vertelperspectief, maar soms ook is het haar vader, of de huishoudster, en het werkt heel goed om af en toe vanuit een volwassen standpunt naar de gebeurtenissen te kijken. Daardoor hou je grip op de realiteit.
Een lekker ouderwets dus tijdloos avontuur.
ISBN 9789045120379 | Hardcover | 328 pagina's | Querido | november 2017
Leeftijd: 10+
© Marjo, 20 februari 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer:
Christopher Plum en de Woeste Waterstaf
Christopher Plum: Deel 2
Tekst: Tamara Geraeds
Illustraties: Stieven Van der Poorten
Even een terugblik voor wie onze Ridders van de Ronde Tafel al (bijna) vergeten zijn. Eh, ridders van de Ronde Tafel?
Jawel, ook in deze tijd zijn er twaalf ridders, die allerlei avonturen beleven. Nu is de aanduiding ‘deze tijd’ nogal twijfelachtig, want er komt heel veel magie aan te pas die wij in onze wereld helemaal niet kennen. Maar de hoofdpersonen zijn echte personages die heel herkenbaar zijn: de twaalfjarige Christopher Plum die in eerdere avonturen heeft ontdekt dat hij de leider is van de Orde van de Ronde Tafel. En hij heeft twee andere ridders leren kennen: Elisabeth die in het Huis voor Lastige Kinderen woont, en Baris, met wie ze in het Engels communiceren. Hij woont in Turkije.
De ridders hebben allemaal een ‘familiair’, dat is een wezen dat onzichtbaar is voor anderen, en vaak heel nuttig. Voor Christopher is dat de vleermuis Vito, voor Elisabeth de trol Toing en Baris heeft hulp van Bora de wolf. De Vrouwe van het Meer gaf hen eerder een medaillon waarmee ze elkaar kunnen oproepen. Een heel handig ding!
Wat ze ook in een eerdere avontuur hebben gekregen is een opdracht, en een beperkte tijd waarin ze die moeten vervullen. Het zal een echte race tegen de klok worden: ze moeten de Tien Geboden naar Petrus brengen. Aan de hemelpoort ja.
Dat die Tien Geboden er niet voor niets zijn ontdekken de ridders op het moment dat ze de kist waarin de stenen liggen openen en ze voor hun ogen zien hoe de stenen uit elkaar vallen. Vanaf dat moment heerst er chaos in de wereld: er zijn geen normen en waarden meer!
Niet alleen de klok van Petrus tikt meedogenloos verder, het ligt ook in de handen van onze vrienden om die chaos tot stilstand te brengen.
Hoe hard dat nodig is blijkt als er vlakbij de plek waar ze zich bevinden een vliegtuig neerstort en de overlevenden elkaar welhaast naar het leven staan!
Op hun queeste ontmoeten ze vijanden: oude vijanden die ze al eerder hebben ontmoet, maar ook nieuwe en onverwachte vijanden, in de vorm van monsterlijke stenen. Gelukkig zijn er ook vrienden. En ze hebben de beschikking over allerlei magische hulpmiddelen, waaronder de staf van Mozes en Caduceus, de staf van de god Hermes.
Het verhaal bevat behalve die magie ook veel leerzame elementen, over de Bijbel en de godenwereld, maar over het geheel genomen is het een doldwaas avontuur, met veel humor, waarbij het goede natuurlijk wint van het kwaad. Hoewel, winnen? Dat valt nog te bezien: het is een open einde! Er moet een vervolg komen, want de ridders zijn nog lang niet klaar in deze wereld!
Tamara Geraeds (1981) begon met schrijven toen ze 15 was en wist toen al dat ze er nooit meer mee wilde stoppen. In 2012 verscheen haar debuut Nergens bij Uitgeverij Kluitman Alkmaar. Tamara werkt als freelance docent Engels, Nederlands en creatief schrijven.
ISBN 9789462420724 | Hardcover | 352 pagina's | Uitgeverij Kramat | september 2017
Leeftijd: 10+
© Marjo, 20 februari 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer:
De goudvisjongen
Tekst: Lisa Thompson
Illustraties: Anneke Bok
‘Nooit wachten tot het noodweer voorbijtrekt. Je moet naar buiten gaan en dánsen in de regen.’
Nog niet zo lang geleden was de twaalfjarige Matthew een normale jongen, maar ergens is iets fout gegaan. Wat is er gebeurd met deze jongen? Waarom heeft hij deze dwangstoornis ontwikkeld? Alles moet brandschoon zijn en blijven, zijn angst voor ziekteverwekkers is manisch geworden. Niet alleen staan er schoonmaakmiddelen klaar voor als iemand iets aanraakt in zijn kamer, hij wil nog liever dat er niemand binnen komt. Het raam mag niet open, en onder zijn bed staat een geheime doos. Zijn moeder weet wat er in zit, zijn vader niet. Eigenlijk vindt zijn vader dat zijn moeder hem te veel zijn zin geeft, Matthew moet 'normaal' doen.
In de loop van het verhaal wordt Matthew ook nog steeds banger voor het getal dertien.
Hoe kan een jongen van twaalf zo leven? Hij gaat niet naar school - onder het mom van de ziekte van Pfeiffer - er komen geen vrienden, het enige dat hij kan doen is naar buiten kijken. Hij heeft boekjes vol geschreven met aantekeningen over de buren, met wat zij zoal doen op een dag.
In de doodlopende straat wonen een meisje en een jongen van zijn leeftijd: Jack was ooit zijn vriend, maar nu zien ze elkaar alleen door de ruit. Van de zeven huizen in de straat kent Matthew iedereen. Die buren weten ook dat hij daar voor het raam staat, al probeert hij weg te duiken als iemand hem opmerkt.
De dag dat er een auto stopt bij de oudere buurman verandert er van alles: er worden twee kinderen afgezet, hun moeder vertrekt meteen weer. Het is voor de buurman te belastend om zomaar ineens voor Teddy, nog geen twee jaar, en de vijfjarige Casey te moeten zorgen. Hij laat de kinderen vaak aan hun lot over. Het gebeurde al een keer dat Matthew zag hoe het joch in de vijver terecht kwam, toen wist hij hun opa te waarschuwen, maar de dag dat Teddy verdwijnt, en Matthew degene is die hem het laatst gezien heeft, heeft hij geen idee waar het kind gebleven is.
Het onderzoek van de politie bedreigt zijn steriele wereld, omdat ze hem willen ondervragen. Ook Melody het meisje van de overkant van de straat laat hem niet zomaar gaan. Zij krijgt hem zover dat ze zelf gaan zoeken naar Teddy. Is hij meegenomen door die oude mevrouw die als een kluizenaar leeft? Heeft zijn zusje misschien wraak genomen voor het vernielen van haar pop?
Natuurlijk kan je geen onderzoek doen zonder met de buitenwereld in contact te komen. Herhaaldelijk staat Matthew voor een moeilijke keuze, en de raad van de psychologe waar hij uiteindelijk onder druk van zijn ouders naar toe gaat is dan ook dat hij dingen moet doen die tegen zijn gevoel in gaan, en zo moet ontdekken dat het geen gevaar oplevert. Makkelijk gezegd, maar dat kost veel moeite! En Matthew blijft observeren en opschrijven. Hij ziet dingen die niemand anders ziet…
Het duurt even voor het verhaal goed op gang komt, omdat er veel verteld moet worden wil je de kern kunnen volgen. Dat zijn zeker geen saaie uitweidingen geworden, de stijl van Lisa Thompson is vlot, en de bladspiegel is ruim, dat scheelt ook. Er zijn e-mailberichten die net als de notities die Matthew maakt het verhaal breken. En natuurlijk willen we ook weten hoe het zover heeft kunnen komen met een jongen van twaalf. Een dwangneurose op die leeftijd, dat is niet niks!
Thompson beschrijft de problemen van de jongen heel duidelijk, als ook de impact die dit heeft op het gezin. Matthew wil ook graag anders, maar hoe dan?
Mooi en overtuigend debuut!
ISBN 9789030503316 | Hardcover | 340 pagina's | MEIS & MAAS | september 2017
Leeftijd: 10+
© Marjo, 13 februari 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer:
Het lied uit de verte
Tekst: A.F. Harrold
Illustraties: Levi Pinfold
De tienjarige Francesca, in het dagelijkse leven Frank genoemd, is op zoek naar haar kat. Ze heeft posters gemaakt die ze overal op gaat hangen. In het park wordt ze gestoord. Achter zich hoort ze:
‘Is die arme Fwanfefka haar lieve poefje kwijt?’
Haar hart slaat op hol: het is die pestkop Neil Noble, vergezeld door zijn twee vazallen. Neil zit haar altijd op haar kop, ze is zijn geliefde doelwit. Ook nu sneren en joelen ze, en verscheuren haar posters, om daarna haar tas in de brandnetels te gooien. Als de pesters haar eindelijk met rust laten, duikt Nicholas Underbridge op. Hij redt haar tas uit de brandnetels. Frank is er niet zo zeker van dat ze nu beter af is. Nick is die enorme jongen uit haar klas die zo raar ruikt, en iedereen zegt dat hij vlooien heeft. Maar als Neil terugkeert en reuze lol heeft omdat ‘die stinkerd’ Franks vriendje is, trekt ze Nick mee. ‘Kom! Wegwezen!’
Het is het begin van een vreemde vriendschap. Vreemd omdat Frank het eigenlijk helemaal niet wil. Wat zullen ze op school wel niet zeggen na de vakantie? Zij, bevriend met die logge jongen? Maar ze gaat zelfs mee naar Nicks huis, en ze gaat er de volgende dagen opnieuw heen. Het is er fijn, en die mooie muziek die ze daar soms hoort, sleept haar helemaal mee. Ze wordt er warm van. En Nick vertelt haar een geheim. Nu mag je een geheim niet verder vertellen, en dat wilde ze ook niet, maar Frank valt opnieuw in de handen van Neil en zijn volgers, en ze weten haar alles te ontfutselen.
Dat dit foute boel zou zijn, begreep ze wel, maar ze besefte nog maar een fractie van de gevolgen…
Het verhaal speelt zich af in slechts enkele dagen en valt in twee stukken uiteen. Aanvankelijk lijkt verhaal te gaan over pesten, maar als we eenmaal Nicks geheim kennen, verandert het in een spookachtig verhaal over twee werelden met slechts een klein raam als doorgang. Vanaf dat moment beginnen er schaduwen over de pagina’s te dwarrelen, steeds meer, steeds groter. Ze worden getekend door Levi Pinfold, die ook de overige grijzige tekeningen in het boek verzorgd heeft. Prachtige sfeervolle tekeningen, die uitstekend passen bij het vreemde verhaal, ze verhogen het mysterieuze gehalte in het verhaal.
Of poes Quintilius Minimus gevonden wordt? Dat zal je zelf moeten ontdekken…
Een mooi, fantasierijk verhaal over een bijzondere vriendschap. Harrold laat zien hoe een klein bangig meisje sterker wordt door deze vriendschap. Haar ouders zijn op de achtergrond, maar Frank laat hen niet toe in deze nieuwe wereld. Ze weet dat het geen zin heeft. Haar moeder werkt hard, en haar vader luistert toch niet. Ze moet zelf haar problemen oplossen. Dat doet ze met de hulp van haar maag. Beetje vreemd natuurlijk, maar op een gegeven moment zegt die maag: ‘je weet toch wel dat je dit zelf bent?’ en zo is dat. Misschien zitten de emoties van een tienjarig meisje wel in de maag. Lichamelijke klachten uiten zich bij kinderen eerder via de maag en buik. Of het is dichterlijke vrijheid, Harrold is immers ook dichter. Dat vind je ook terug in zijn stijl: mooie zinsconstructies in een beeldende taal, met leuke dialogen.
'Frank wist uit ervaring dat ze het soort jagers waren dat hun prooi niet perse wilde vangen. Het was niet zoals op tv, waar de leeuwen of jachtluipaarden de antilope achtervolgden tot ze hun klauwen en tanden erin konden zetten, tot ze grip op het arme dier kregen en het definitief konden verslinden. Noble was anders. Noble was de leeuw die met lange sprongen naast de antilope holde en daarmee zijn prooi net zolang kwelde tot die zich huilend overgaf. Dan pas was hij tevreden.'
A.F. Harrold (1975) is dichter en schrijver. Onderhavig boek is het tweede dat in het Nederlands vertaald werd, en was in ‘De spinsels’ het gedicht dat vooraf gaat aan het verhaal niet vertaald, bij dit boek is dat wèl het geval. Het is een gedicht van Brian Patten.
Met prachtige tekeningen van Levi Pinfold.
ISBN 9789044829679 | Hardcover | 206 pagina's | Clavis Uitgeverij | mei 2017
Vertaald uit het Engels door Tine Poesen | Leeftijd: 10+
© Marjo, 13 februari 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer: