Thea Beckman

Toon alleen recensies op Leestafel van Thea Beckman in de categorie:
 

Het wonder van Frieswijck Het wonder van Frieswijck


Het verhaal speelt zich af in 1470.

Alijt Kuinretorfs woont samen met haar ouders Hendrik en Mette en zus Agnes in Kampen. Haar vader is een rijke reder. Als op een dag gaat Alijt wandelen met haar hond Tieske en wordt ze gepest door Kootje van den Vene, een rederszoon. Tieske begint de grommen en als Kootje door blijft gaan bijt hij in zijn arm.
Tieske (de hond dus) moet voor het gerecht komen. Normaalgesproken zou hij doodgemaakt worden maar omdat Alijt vertelt dat het Kootjes eigen schuld was krijgt hij alleen een straf. De hond moet een bedvaart maken voor het eind van de zomer.

Na een hevige storm vaart er een zwaar beschadigd Portugees schip de haven van Kampen binnen. Van boord komen de kapitein en zijn zwart slaaf Danga. Danga zit aan een riem vast. Iedereen in Kampen is bang voor de donkere jongen, ze denken dat hij een zwarte duivel is.

De vader van Alijt laat de kapitein en Danga in zijn huis logeren totdat het schip gemaakt is. Alijt ziet dat Danga nog maar een jongen is en heeft erge medelijden met hem. De kapitein heeft tijdens de storm aan Maria beloofd dat hij een bedevaart zou maken als ze er heelhuids uit zouden komen. Dat komt mooi uit! De kapitein, Danga, Alijt, Agnes en Aagje, de meid, vertrekken naar de Heilige Boom in Frieswijck.
In de Heilige Boom staat een beeldje van Maria. De kapitein bidt en Alijt weet niet zo goed wat ze moet doen en loopt met Tieske maar zeven keer om de boom in de hoop dat dat genoeg is. En dan gebeurt het wonder... Danga's ketting is los! en het sleuteltje ligt op Maria's voeten! Danga is vrij! Het was de wil van Maria...

Een aardig verhaaltje maar Thea Beckman heeft veel betere verhalen geschreven. Misschien omdat het het kinderboekenweekgeschenk 1991 was en ze zich aan een bepaald aantal pagina's moest houden? Het is leuk het gelezen te hebben maar het verhaal was deze keer wel érg voorspelbaar.

De herkomst van het beeld van O.L. Vrouw van Frieswijk is niet meer te achterhalen. Het dateert uit circa 1500 en is ongeveer 40 centimeter hoog. Het beeld stelt een staande Maria voor. In haar rechterarm houdt zij het kindje Jezus vast dat een druiventros in zijn handen heeft; van het kind ontbreken het linker onderbeen en de rechtervoet. Het eikenhouten beeld was oorspronkelijk gepolychromeerd. Maria droeg een rode mantel en een goud gekleurd kroontje terwijl het front wit was.
Lees verder klik Hier

(Alijt heeft, net als de rest, echt bestaan. Ze trouwde met Jacob Johansz de Lege maar bleef haar meisjesnaam houden. Ze kreeg acht kinderen en werd de stammoeder van een bekend Kampens geslacht: Kuinretorfs de Lege.)

Dit boek is uitgegeven door de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek ter gelegenheid van de Kinderboekenweek 1991. In 2005 is het boek opnieuw uitgebracht en er bestaat ook een luisterboek van.


ISBN 9056376403 | Hardcover | 120 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 2005
Leeftijd: 11+

© Dettie, maart 2007


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Het geheim van Rotterdam Het geheim van Rotterdam


Het is 6 januari 1473, Driekoningen dus, als Truitje stilstaat bij een rommelig hoopje doeken op een hoek van de straat. Als ze de hoop vodden onderzoekt vindt ze niet, zoals ze verwacht, een nest jonge hondjes, maar een vieze, kerngezonde, pasgeboren baby. Voor Truitje en meester-kuiper Jan Blasius komt dit kind als een godsgeschenk, ze hebben net hun eigen baby moeten begraven en zijn nog erg verdrietig. Als niemand in de buurt iets weet over een te vondeling gelegde jongen besluiten ze hem op te nemen in hun huishouden. Ze noemen hem Caspar, naar een van de drie koningen, op wiens dag hij gevonden is. Hij groeit voorspoedig op en wordt een echte Rotterdamse kwajongen. Als enkele jaren later Truitje en Jan toch nog een eigen kind krijgen, dochtertje Eva, verandert dat niets aan hun gevoelens voor Caspar.

Op zijn tiende ontmoet hij op straat Grietje, die belaagd wordt door vier Delfshavense jongens die proberen haar eiermandje af te pakken. Zij vindt hem geweldig en ze wordt helemaal enthousiast als ze zijn naam hoort, lijkt het nauwelijks te kunnen geloven en vraagt hem wel drie keer of hij echt Caspar heet. Hij begeleidt haar naar huis waar hij haar vader, de chirurgijn Melchior van Capelle, zijn vrouw Hanna en de gezel Balthasar leert kennen. Groot is zijn verbazing als ook zij zeer in hem geïnteresseerd zijn en Grietjes vader hem zelfs aanbiedt hem Latijn te leren op zijn vrije zondagmiddagen. Jan Blasius heeft grote moeite met het idee van een geleerde zoon; een leerling-kuiper heeft toch niets aan Latijn? Truitje haalt hem echter over en hij stemt uiteindelijk toe op voorwaarde dat Caspar over niet al te lange tijd gewoon als leerling-kuiper in de werkplaats komt.
Als Caspar naar het huis met de groene luiken gaat voor zijn eerste les kan hij niet vermoeden hoe de ontmoeting met Grietje zijn leven zal veranderen. Melchior en Balthasar blijken zich nog met heel andere dingen bezig te houden dan met het chirurgijnswerk en er blijkt in het chirurgijnshuis meer ruimte te zijn dan de buitenkant laat zien...

Het boek volgt Caspar gedurende de jaren daarna waarin hij leerling-kuiper wordt, op de zondagen Latijn en andere zaken leert en zich, net als de andere inwoners van Rotterdam, probeert staande te houden als de politieke ontwikkelingen het leven van de poorters zwaar maakt. In het grote huis van Melchior weet hij het geheime werk een andere richting te geven, een richting die het leven van iedereen in Rotterdam zal veranderen...
Helaas leiden de werkzaamheden in het huis van de chirurgijn wel tot een breuk met zijn vader en diens gezin en zelfs tot Caspars arrestatie en opsluiting in een cel. Als hij daar wacht op ondervraging door de inquisitie staat Melchior klaar om hem uit deze netelige positie te redden. Toch scheiden hun wegen...

Een mooi, boeiend en vooral interessant verhaal! Leuk om eens een historisch jeugdboek te lezen dat in Rotterdam speelt; iik realiseerde me tijdens het lezen dat het oude Rotterdam voor mij een volkomen onbekende stad is. Ook de historische gebeurtenissen zijn nieuw voor mij.
De psychologische ontwikkeling van de hoofdfiguur, de vondeling Caspar, is goed uitgewerkt, misschien wel beter dan in veel andere boeken van Thea Beckman. Het moeilijke en treurige besluit dat Caspar aan het eind van het boek neemt, móet nemen eigenlijk, komt heel logisch uit die ontwikkeling voort.
Volgens mij is dit een wat onbekendere “Thea Beckman”, maar daarom zeker niet minder!


ISBN 9060697758 | Hardcover | 212 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 2002
Leeftijd: 10+

© Janna, maart 2007


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Saartje Tadema Saartje Tadema


Als hun moeder, nog geen jaar na hun vader, overlijdt, worden de drie kinderen Tadema plotsklaps volle wezen. Hoewel er aanvankelijk nog twijfels bestaan over het poorter-schap van de ouders worden ze tot hun geluk opgenomen in het Burgerweeshuis van Amsterdam. Tot hun geluk ja, want dit weeshuis stond, hoewel het geen prettig oord was, bekend als het beste weeshuis van Amsterdam. Voor Saartje is het echter een ramp. Haar kleine broertje is nog te jong voor het weeshuis, en moet verplicht naar een minnemoei die het kind zal verzorgen tot het vier jaar is. Saartje, zeven jaar oud, wordt opgenomen in het kinderhuis, terwijl haar oudere broer Dirk geplaatst wordt in het jongenshuis. Saartje is een zorgzaam, lief, maar vooral nieuwsgierig meisje en dat wordt nu juist niet op prijs gesteld door de moeders en vaders, de regenten en de regentessen. Haar twijfel aan de dingen, haar leergierigheid en haar commentaar op de wereld om zich heen, worden door de volwassenen om haar heen onnatuurlijk gevonden voor een meisje en al helemaal voor een arm weesmeisje. Dankbaarheid, nederigheid en gehoorzaamheid zijn de belangrijkste deugden die ze nodig heeft zodat ze na haar opleiding een goed dienstje kan verwerven bij één van de rijke families aan de Amsterdamse grachten. Die zien de goed opgeleide en goed gedrilde dienstmeisjes graag komen.

Saartje raakt steeds verder verwijderd van Dirk, die zich prima thuisvoelt en een goede opleiding tot timmerman krijgt. Als Kobbetje op zijn vierde in het weeshuis verschijnt, kent hij Saartje helemaal niet meer. De andere meisjes vinden de weerspannigheid en de opstandigheid, die haar nog al eens in moeilijkheden brengen, maar vreemd en zoeken niet echt contact met haar. Kortom, Saartje is behoorlijk alleen. Alleen Geesje, een ouder meisje die vaak toezicht moet houden op de kinderen, wordt een echte vriendin van Saartje. Omdat de leiding niet goed weet wat ze met de wilde Saartje aan moet wordt ze al vroeg overgeplaatst naar het meisjeshuis.

Als ze zeventien is heeft ze schoon genoeg van het weeshuis en op een Zondagse wandeling door de stad gaat ze naar het IJ om daar te dromen van alle landen die zij nooit zal zien en van de avonturen die zij niet zal meemaken. Heel ongewoon voor een weesmeisje, neemt ze het initiatief om bij de Herberg-op-het-IJ te vragen of ze niet een baantje voor haar hebben. Na enig twijfelen en na aandringen van zijn vrouw neemt de herbergier haar aan. Ze krijgt toestemming van het weeshuis, waar men blij is dat ze het lastige, trotse meisje kwijt zijn, en neemt haar intrek in de herberg. Daar leert ze Auke kennen, de grote, blonde Friese houthandelaar uit Harlingen. Hierdoor krijgt haar leven een ander perspectief...

In tegenstelling tot veel andere boeken van Thea Beckman is hier geen sprake van spannende gebeurtenissen en woeste avonturen; eerlijk gezegd kabbelt het verhaal een beetje voort. Het geeft echter een prachtig beeld van het Amsterdam van het begin van de 18de eeuw én van het leven in het Burgerweeshuis, dat, naar ik vermoed helemaal niet slecht was voor die tijd. Extra leuk wordt het verhaal door het feit dat het weeshuis gevestigd was in het pand waarin nu het Historisch Museum zit en dus door iedereen gewoon bekeken kan worden. Achter in het boek staat ook een uitgebreide plattegrond waarop de genoemde plekken terug te vinden zijn.
Een heerlijk boek!


ISBN 9056376918 | Hardcover | 212 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 2005
Leeftijd: 11+

© Janna, maart 2007


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De Gouden Dolk De Gouden Dolk


Jiri Rambor woont rustig met zijn familie in een dorp in Bourgondië en werkt in de smederij van zijn vader. Dan wordt bekend dat Bernard van Clairvaux met Pasen in Vézelay zal preken en namens de paus een oproep zal doen tot een nieuwe kruistocht.

In het dorp heerst grote opwinding want de onlangs overleden grootvader Rambor is lang geleden ook op kruistocht geweest en heeft daar spannende verhalen over verteld. Vooral het verhaal over de gouden dolk, die nu in handen is van de heerser van Aleppo Nour-ed-Din, heeft diepe indruk gemaakt op Jiri. Met een aantal familieleden gaan ze dan ook op weg om de beroemde abt te horen preken.
In Vézelay voorspelt een genezeres met voorspellende gaven, vrouw Cantal, Jiri de toekomst: ze ziet hem in een stad met hoge torens en gouden koepels én ze ziet hem met een prachtige gouden dolk in zijn handen. Dé gouden dolk, weet Jiri onmiddellijk. Als hij later door de heer van hun dorp aangewezen wordt voor de kruistocht gaat hij dan ook graag mee. Samen met zijn neef vertrekt hij richting het oosten; ook zijn broer Aycan wil vreselijk graag mee, maar moet achterblijven om in de smidse te helpen. Jiri komt er later pas achter dat hij van huis weggelopen is en zich bij de pelgrims aangesloten heeft.

Kou, hitte, ziekte, honger en dorst worden veel kruisvaarders fataal, tienduizenden sterven op weg naar Palestina. Jiri en zijn neef Arnold komen wél veilig aan in Antiochie, evenals Oda, een dienstmeisje van de koningin dat hij onderweg heeft leren kennen en op wie hij hevig verliefd is. Aycan heeft de kruisvaarders in Turkije verlaten om zich aan te sluiten bij de moslims, een feit waarover Jiri zich vreselijk schaamt.
Het avontuur gaat door: Jiri en Arnold trekken met het leger mee naar Jeruzalem en van daaruit naar Damascus, waar ze gevangen genomen worden. Ze worden verhandeld en komen als slaaf in het legerkamp van Nour-ed-Din terecht. Aycan blijkt inmiddels een geliefde dienaar van de heerser te zijn en hoewel hij vroeger niet goed met Jiri kon opschieten koopt hij de mannen toch vrij. Als Jiri voor de machtige man staat en de gouden dolk aan diens gordel ziet hangen, begrijpt hij dat de vrouw in Vézelay het bij het verkeerde eind had, nooit zal hij die dolk in handen krijgen.

Na talloze ontberingen komen de mannen terug in hun dorp. Al snel vinden ze het te stil, te rustig, te gewoon. Ze kunnen er na al die jaren niet meer wennen. Daarbij is het meisje van Arnold aan iemand anders uitgehuwelijkt en verlangt Jiri naar Oda.. Als ze dan ook door een gouden dolk de kans krijgen hun leven een andere wending te geven, vertrekken ze naar Parijs.

Een heerlijk boek waarin Thea Beckman heel goed beschrijft wat een hel zo’n kruistocht eigenlijk was en hoe weinig de idealen van velen voorstelden. Ik heb alleen één hele grote maar en dat is het laatste hoofdstuk: een slappe oplossing voor het raadsel van de gouden dolk, onwaarschijnlijk, niet goed gevonden. Jammer!


ISBN 9060695186 | Hardcover | 304 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 1982
Leeftijd: 13+

© Janna, augustus 2006


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De Stomme van Kampen


vertelt ons een verhaal over de schilder Hendrick Avercamp, die leefde van 1585 tot 1634, in Kampen. Het is bekend dat hij doof was en niet kon praten, en Beckman heeft daar een mooi verhaal van gemaakt. Ze zal ongetwijfeld onderzoek gedaan hebben naar hoe mensen leefden in die tijd, maar de manier waarop ze het vertelt komt op mij belerend over.

Het verhaal:
Vader Avercamp is apotheker in Kampen, zijn vrouw helpt hem met de kruidentuin en met het klaarmaken van recepten. Hendrick is de eerste zoon die geboren wordt. Er volgen nog vijf jongens en twee meisjes. Eén meisje is te zwak om te overleven.
In die tijd waren er geen hulpmiddelen om een doofstom kind te leren liplezen, of op een andere manier te laten communiceren. Ze moesten maar zien hoe ze aan de kost kwamen. Zeker in zo'n groot gezin was daar geen tijd voor!

Moeder Avercamp vindt dat ze aan haar eer verplicht is hem toch een en ander te leren. Ze weet dat hij niet dom is, en inderdaad: ze leert hem lezen en schrijven. Maar de beleving van zijn omgeving is voor een doofstom kind heel anders, erg moeilijk. Na veel mislukte pogingen bij allerlei leermeesters vind ze een plaats voor hem bij de schilder Kladde. Die ziet zijn tekeningen en zijn talent. Hij doet erg zijn best om hem naar Amsterdam te krijgen, want zelf is hij, Kladde, maar een schilder van niks.
In 1601 breekt de pest uit, Kladde sterft, en met hem vele anderen. Ook in Hendricks familie sterven mensen, onder andere zijn vader. Zijn oom die in Amsterdam woont biedt dan aan om Hendrick te huisvesten, zodat hij in die stad verder kan leren. En zo geschiedt het..
Hendrick Avercamp wordt een bekend en succesvol schilder van Hollandse landschappen. Hij heeft een voorkeur voor schaatstaferelen en winterlandschappen.

Beckman zegt ergens dat dove mensen niet kunnen denken omdat ze geen woorden hebben. Dat lijkt me onzin. Ze denken in beelden! Maar misschien was dat nog niet bekend in 1992, toen ze het boek schreef. Als je wat meer wil weten over de zestiende eeuw is dit een boek waar je veel aan hebt. Maar de schrijfster wil het allemaal erg graag vertellen. Ze laat de personages steeds lange verhalen ophangen tegen de dove Hendrick, terwijl ze weten- want dat zeggen ze- dat hij het toch niet hoort. Dat is een beetje raar. Waarom laat ze het hen dan niet opschrijven? Niet iedereen zal hebben kunnen schrijven, maar een aantal toch wel, Hendrick verkeerde in de betere kringen. Toen ik eenmaal aan het belerende toontje gewend was, las het als een trein. Toch zijn de boeken van de modernere (speelsere?) Simone van der Vlugt prettiger om te lezen, vooral voor de jeugd. Klein beetje gedateerd dus, heel klein beetje...


ISBN 905637690X | Hardcover | 176 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | november 2008
Leeftijd: 13+

© Marjo, augustus 2006


 

Hasse Simonsdochter


Twee historische feiten: Jan van Schaffelaar sprong van een toren in Barneveld, en op een plaquette staat de tekst "Hasse, vrouw van Gert de klokkengieter", in Oudnederlands overigens. Rondom deze gegevens heeft Thea Beckman een spannend verhaal geschreven, dat speelt in de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten.

Hasse is een vrijgevochten jongedame, wonend in de rietlanden nabij Kampen. Als ze uitgehuwelijkt dreigt te worden, loopt ze weg, naar de stad. Daar arriveert ze net op het moment dat er een volksoploop is, Er gaat een man terecht gesteld worden..als ze naam van de misdadiger hoort, Jan van Schaffelaar, beseft ze dat ze de man kent. Hij heeft haar nog niet zo lang geleden gered uit de klauwen van een stelletje onverlaten, en daarbij een ervan gedood. Kan ze hem nu op haar beurt redden? Zal iemand haar geloven als ze de ware toedracht van de 'moord' vertelt? Ze denkt van niet, maar bedenkt zich dan dat er een andere uitweg is: Als een misdadiger terechtgesteld gaat worden kan men hem 'verbidden'. Opeisen. En net op tijd roept ze: "ik verbid hem".. Nu moeten ze wel meteen voor het oog van al dat volk in de echt verbonden worden, en of dat goed zal gaan, weten ze geen van tweeën.

Ze gaat met hem mee naar Zutphen, en als Jan, die huursoldaat is, in opdracht van de hertog van Gelre, naar Doornik moet, blijft ze alleen achter in Zutphen. Maar het leven in de stad bevalt haar niet, en samen met Tieske, de hond, trekt ze de bossen in, waar ze zich prima in leven weet te houden. Jan komt terug, en moet de nodige moeite doen om zijn vrouw terug te vinden.

Jan van Schaffelaar is nu gehuurd om de geldtransporten die naar de hertog van Bourgondië gaan te onderscheppen met zijn troep woeste ruiters. Hasse sluit zich erbij aan, in manskleren en als volleerd boogschutter dwingt ze respect af bij de mannen. Maar natuurlijk worden de activiteiten van de roversbende met lede ogen aangezien door de steden... en als dan de Dominicaan Egidius kans ziet om de haat die hij ten opzichte van Hasse voelt (godslasterlijk: een vrouw in manskleren, met nog een grote mond ook) worden Jan en zijn mensen gedwongen zich terug te trekken in de toren van Barneveld. Na Jans dood trekt Hasse zich terug met hun dochtertje, maar ze zal een nieuw geluk vinden.

Thea Beckman heeft een mooi verhaal geschreven, maar behalve enkele historische feiten is het natuurlijk fictie. Wie weet zou het zo gebeurd kunnen zijn. Maar of de manier van leven in die tijd echt zo was, dat weten we niet. De uitbuiterij van de boeren, het aanzien van adel en geestelijkheid, dat zal wel zo geweest zijn, maar was Kampen inderdaad een schonere stad dan andere steden? Jammer dat die Hoekse en Kabeljauwse twisten zo ingewikkeld waren, ik had er graag een beter en begrijpelijker overzicht van gekregen.
Niettemin, een mooi boek...


ISBN 9060695402 | Hardcover | 260 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 1983
Leeftijd: 13+

© Marjo, juli 2006


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Kruistocht in spijkerbroek Kruistocht in spijkerbroek


Wat me tegenhield weet ik niet, maar het boek heeft me nooit getrokken... om de een of andere reden bleef het maar liggen in de kast. Was het het woord 'kruistocht'?, of stond de omslag me niet aan?

Dolf is een jongen van 15, die twee geleerden ervan overtuigt dat het geen kwaad kan hem in een tijdmachine te plaatsen en zo terug te flitsen tot in de Middeleeuwen. Hij heeft de bedoeling om in Frankrijk een riddertoernooi te gaan bekijken, maar door een foutje komt in in Duitsland terecht, midden in een Kinderkruistocht.

Door een tweede foutje is hij niet op tijd op de afgesproken plek om teruggeflitst te worden, en hij besluit om dan maar mee te gaan met de kinderen. Dat zijn er zo'n achtduizend, onder leiding van twee monniken, kinderen van zijn leeftijd, maar vooral heel veel jongere.
Het verbijsterd hem: steeds vallen kinderen langs de weg neer, uitgeput, ziek, of erger, en niemand bekommert zich erom. De kinderen zijn veelal haveloos gekleed, lopen op blote voeten, en toch gaan ze maar door. Al gauw werpt Dolf zich op om de kinderkaravaan beter te organiseren, wat hem met zijn moderne kennis van zaken heel goed lukt. De monniken vinden het maar niks, maar zien toch dat er zo meer kinderen overblijven, en laten het toe.

Het doel is Jerusalem, de heilige stad bevrijden van de Saracenen. De kinderen zijn er van overtuigd dat die hen maar hoeven aan zien komen, en ze zullen vluchten..tenslotte hebben zij een heilige missie. Hun leider Nicolaas, een eenvoudig herdersjongen, heeft een visioen gehad, en omdat er ook kinderen van edelen in de karavaan zijn geloven de kinderen absoluut dat zij zullen slagen.

De tocht gaat naar Genua, waar Nicolaas maar hoeft te bevelen en de zee zal opensplijten om hen doortocht te verlenen naar Jerusalem. Dolf verbaast zich: Genua? Dat ligt helemaal niet op de juiste route! En hoe moeten die kinderen de bergen over? Ze hebben niet eens warme kleren, en goede schoenen..nog steeds vallen iedere dag kinderen weg. Maar er komen er ook bij.. Dolf verbaast zich ook over het vaste geloof in God, en hun vertrouwen in de monniken. Als hij openlijk blijk geeft van zijn wantrouwen wordt hij aangezien als ketter. Er komt zelfs een proces!
Ze bereiken Genua... krijgt Dolf gelijk?

Dit boek is zeer de moeite waard, vanaf de eerste bladzijde was ik geboeid. Ok, het begin (en het eind) is onwaarschijnlijk, ik bedoel dat twee volwassenen zomaar een kind zijn zin geven en een gevaarlijk experiment uitvoeren?? Dat kan alleen in een jeugdboek denk ik.
En er zit een saai stuk in, met veel opsommingen, beschrijvingen, waardoor ik begreep wat mijn zoon bedoelde: hij had het boek nooit uitgelezen omdat er niets gebeurde.
Ik zag dat anders: al die dingen waar een 20ste-eeuws kind op stuit als hij onverwacht in de Middeleeuwen leeft, dat boeide mij. Dat heeft Beckman heel geloofwaardig neergezet, dunkt mij. Het geheel is een spannend verhaal, ik wacht nu op de verfilming...


ISBN 9056375172 | Paperback | 133 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | april 2004
Leeftijd: 10+

© Marjo, augustus 2005


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Geef me de ruimte! Geef me de ruimte!


Dat Thea Beckman schrijven kan bewijst dit boek opnieuw.
Het verhaal speelt zich af omstreeks 1350 tijdens de honderdjarige oorlog tussen de Engelsen en de Fransen

Marije Wartelsdochter woonachtig in het Belgische Brugge moet trouwen met Jan van Gouwe. Ze wil dit absoluut niet en vlucht weg op het paard van haar vader, verkleed als jongen. Ze vlucht naar Frankrijk richting Bretagne, het land van Tristan en Isolde. Ze vermijdt mensen en zoekt eten op het land. Onderweg ziet Marije een Engels leger met Franse gevangenen en uit angst vlucht ze het bos bij Crecy in, overlag liggen er lijken ten gevolge van een veldslag. In het bos verstopt ze zich in een hut, in deze treft ze de gewonde troubadour Berton de Fleur aan. Hij ontdekt dat ze een meisje is en vanaf die tijd noemt ze zichzelf Marie-Claire. .
Na een tijdje worden ze gevonden door monniken die hen meenemen naar hun klooster. In dit klooster ontmoeten ze Jean D’Ailly, dit is een zanger die van edele afkomst is. Ze besluiten om met zijn drieen verder te trekken en her en der op te treden. Berton en Marie Claire worden elkaars grote liefde.

Ondertussen maken we kennis met Matthis. Hij is acht jaar en woont in Amiens waar iedereen angstig is voor de pest die door Frankrijk waart. De bewoners denken dat de joden de pest verspreiden en velen worden daarom vermoord. Maar evengoed breekt ook de pest uit in Amiens en Matthis verlies zijn ouders en zusjes.
(In deze tijd van ellende ziet Matthis een prachtige geklede ridder en vanaf die tijd is zijn droom ook zo'n ridder te worden).
Matthis vlucht de stad uit en wordt gevonden door Marie-Claire. Matthis blijkt een prachtige stem te hebben en vanaf die tijd reist en zingt hij met de andere drie mee.
Ze vertrekken naar Parijs en blijven daar een half jaar. Ze verdienen veel geld, alleen wil Marie-Claire nog steeds naar Bretagne. Jeans stem gaat namelijk achteruit en de zeelucht zou hem goed doen. Onderweg naar Bretagne ontmoeten ze Bertrand du Guesclin, een boer met een klein leger die constant de Engelse troepen in Frankrijk aanvalt. Hij wordt gevreesd én bewonderd door de Engelsen.
Ze sluiten vriendschap en blijven een tijdje bij Bertrand en zijn leger. Hierdoor zien ze hoe veel krijgskundig inzicht Bertrand heeft als er weer gevechten uitbreken.
Jean verzwakt steeds meer en ze trekken naar Melle het geboortedorp van Berton, waar Jean overlijdt.
Matthis is inmiddels dertien jaar geworden en heeft de baard in de keel. Nu hij niet meer kan zingen wil hij ridder worden en gaat naar Betrand om te leren vechten, hoezeer Marie-Claire daar ook op tegen is.

Berton en Marie-Claire besluiten om er weer op uit te trekken met hun huifkar. Ze gaan op zoek naar Matthis en Bertrand en na vele hindernissen vinden ze die. Ze treden ook weer op en prins Charles, de zoon van koning Jean, is zo gecharmeerd van vooral Marie-Claire dat hij hen verzoekt met hem mee te reizen. Bij het gezelschap van de koning is ook de nar Moro, die hen vertelt dat er een complot tegen de koning en zijn zoon gesmeed wordt door Karel van Navarra. Berton en Marie-Claire weten dit complot te verhinderen door koning Jean te waarschuwen. Deze neemt onmiddellijk maatregelen en uiteindelijk worden vele edelen onthoofd zonder enige vorm van rechtspraak, Karel van Navarra wordt gevangen gezet. Ondertussen helpt Bertrand ridders in nood en het volk van Frankrijk en strijdt tegen de Engelsen. Hij krijgt echter geen erkenning van de aristocratie omdat hij 'maar' boer is.

Engeland bezit Bordeaux en Normandie en Bretrange worden steeds meer Engelsgezind zeker na de onthoofdingen van de edelen.
Koning Jean brengt een enorm leger op de been om eindelijk de prins van Wales te verslaan. De prins van Wales verslaat ieder Frans leger die hij tegenkomt en vernield elke plaats waar hij doorheen trekt.
Door een toevallige gebeurtenis worden Moro, Berton en Marie-Claire gevangen genomen door de Engelsen.
Uiteindelijk lukt het het Franse leger om de Engelsen in een hoek te drijven, het ziet er naar uit dat de Fransen eindelijk zullen winnen. Maar het Engelse leger is veel gedisciplineerder en daardoor winnen ze de belangrijke slag bij Poitiers.

Berton en Marie-Claire wisten daarvoor te ontvluchten en waarschuwden koning Jean dat de Engelsen een list hadden verzonnen. Koning Jean wilde echter niet luisteren omdat Berton zijn erewoord tegen de Engelsen verbroken had. Dit erewoord hield de belofte in niet te vluchten.
De koning wordt gevangen genomen en Berton en Marie-Claire keren terug naar Melle.
Matthis sluit zich opnieuw aan bij Bertrand du Gueslin

Een spannend verhaal waarbij je veel leert over de verloop van de honderd-jarige oorlog.


ISBN 9789060698440 | Hardcover | 406 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | februari 2000
Leeftijd: 13+

© Dettie, juli 2005


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De Stomme van Kampen De Stomme van Kampen


Hendrick Avercamp is de oudste zoon van Beatrix en Barend Avercamp. Het is een welgesteld gezin, want Barend is de stadsapotheker van Kampen. Rond Hendricks derde jaar ontdekt de apotheker dat zijn zoon doof is. In de zestiende eeuw betekent dat dat je niet meetelt in de maatschappij, want je kunt niets horen, je kunt niet praten, laat staan dat men je iets kan leren. Zijn vrouw vermoedde dit al een tijd. Barend is diep teleurgesteld, want Hendrick zal nooit naar school gaan en dus nooit de familietraditie kunnen voortzetten. Maar Beatrix is vastberaden en zweert dat Hendrick de wereld nog eens versteld zal doen staan.

Omdat Beatrix niet wil dat haar zoon geen vak zal kunnen leren, leert ze hem lezen en schrijver. Ze heeft daarvoor een eigen methode ontwikkeld. Hendrick is erg leergierig en snel van begrip. Hij heeft enorm plezier in het schrijven.
Langzamerhand ontdekt Hendrick dat hij anders is. Waarom happen mensen steeds in de lucht tegen elkaar? Als Beatrix vergeet inkt en ganzenveer op te ruimen tekent Hendrick zijn familie met de namen eronder. Het blijkt bovendien dat Hendrick tekentalent heeft. Als de IJssel tijdens een strenge winter dichtvriest is hij niet weg te slaan van het ijs. Gefascineerd kijkt hij naar de mooi aangeklede mensen en de vrolijkheid. 's Avonds thuis probeert hij die schaatsers te tekenen. Ook tekent hij de happende mensen. Zijn moeder kan hem duidelijk maken dat zij praten en dat Hendrick dat niet kan. Op straat schelden en lachen mensen hem uit maar hij lacht de mensen vriendelijk toe, hij hoort het immers niet.

Als Hendick oud genoeg is om een vak te leren vraagt zijn moeder overal aan leermeesters of haar zoon in de leer mag. Maar niemand wil hem hebben omdat hij doofstom is. Als Beatrix en haar zoon weer op zoek gaan naar een goede leermeester voor Hendrick, komen ze op straat een tekenaar tegen. Hendrick ziet hoe deze man een portret tekent en is er diep van onder de indruk. Matteus Klaasz uit IJsselmuiden, met de bijnaam Kladde, vertelt dat hij wel een leerjongen kan gebruiken. Kladde beseft dat Hendrick talent heeft en leert hem zoveel in zin vermogen ligt. Kladde is geen verdienstelijk schilder, maar hij kent de techniek en leert Hendrick de basisbeginselen. Maar dan breekt de pest uit. Hendricks vader en broer overlijden eraan maar ook Kladde. Kladde heeft Hendrick geld nagelaten en als Hendricks oom Samuel vraagt of hij iets voor het gezin kan doen besluit Beatrix dat Hendrick verder met leren in Amsterdam.
Daar aangekomen krijgt Hendrick les van David Vinckboons die schildert in de Vlaamse schildertraditie. Dankzij de erfenis kan Hendrick de lessen betalen. Langzamerhand leert Hendrick alles wat hij weten moet en behaalt de meestertitel. Hendrick kan niet wennen aan de stad en keert terug naar Kampen waar hij tot zijn dood (1643) zal blijven wonen. Hendrick wordt vooral bekend door zijn winterlandschappen.

Een prachtig verhaal zoals je van Thea Beckman gewend bent. Duidelijk wordt hoe moeilijk het in die tijd was als je een handicap had. De belevingswereld van iemand die doof is wordt goed duidelijk gemaakt. Zij beschrijft hoe Hendrick zich ondanks zijn handicap weet te ontwikkelen tot een bekend schilder, wiens winterlandschappen nu in musea over de hele wereld hangen.


ISBN 905637690X | Hardcover | 176 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 1992
Leeftijd: 13+

© Dettie, mei 2005


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Kruistocht in spijkerbroek Kruistocht in spijkerbroek


Dolf Wega is op een dag bij Dr. Simiak, deze laat hem de tijdmachine zien die hij heeft uigevonden. Dr. Simiak flitst dieren over maar betreurt het dat zij niets kunnen vertellen. Dolf, een nieuwsgierig kind en gek op geschiedenis, biedt aan hem te laten gaan naar de Middeleeuwen. Dr. Simiak en zijn assistant Dr. Kneveltoer wijgeren aanvankelijk maar Dolf weet hen over te halen. Maar de berekeningen van de heren zijn echter fout en Dolf belandt in Keulen in plaats van Frankrijk, het is het jaar 1212. Dolf zou precies 4 uur na zijn aankomst weer teruggeflitst worden, maar dan moest hij op precies dezelfde plek staan als waar hij aangekomen was.
Dolf markeert de plek en loopt rond, op een weggetje ontmoet hij Leonardo Fiboncci. Hij raakt zo aan de praat (in Diets) dat hij de tijd bijna vergeet. Hij heeft nog maar 10 minuten! Hij rent terug naar de plek maar belandt tussen een ernorme groep zingende kinderen. Dolf worstelt zich door de kinderen heen maar haalt het niet, hij ziet een jongen vlak voor zijn ogen verdwijnen, die is in zijn plaats teruggeflits. Omdat de tijdmachine maar 1 maal in de zoveel maanden kan werken (de bedrading brandt door bij het terugflitsen) beseft Dolf dat hij verloren is. Hij weet niet wanneer de machine weer klaar is en hoe laat hij eventueel teruggeflitst wordt. Hij zal moeten blijven!

Hij besluit mee te trekken met de duizenden kinderen die op kruistocht zijn naar Jeruzalem om daar de Turken te verjagen. Leonardo gaat ook mee. De groep wordt geleid door Nicolaas, die via visioenen de heilige opdracht heef gekregen om met een grote groep kinderen op kruistocht naar Jeruzalem te gaan, en twee monniken Dom Johannis en Dom Anselmus. De kinderen zullen naar Genua lopen waar Nicolaas de zee zal splijten zodat ze rechtstreeks naar Jeruzalem kunnen lopen. Alle kinderen geloven hier heilig in. Dolf merkt al gauw dat er iets niet klopt. De monniken jagen de kinderen op en kijken niet naar ze om. Vele kinderen sterven langs de weg van uitputting of honger.
Dolf trotseert de monniken en Nicolaas en zorgt ervoor dat de kinderen het beter krijgen. De kinderen zien in Dolf een leider en dit zint vooral Anselmus niets. Anselmus verzint allerlei listen om Dolf weg te krijgen, wat hem maar niet lukt.
De weg naar Genua is lang en vol gevaren, ze trotseren stormen, ravijnen, overstromingen, honger, ziekte, geweld, wreedheid, bijgeloof en... de leiders. Zijn zij wel die zij beweren te zijn? De kinderengroep bestaat uit weeskinderen, kinderen uit het tuchthuis of waren slaven. Zij zijn nu wat waard, elk kind heeft zijn eigen kwaliteit, en ze zijn er trots op. Dolf maakt daar dankaar gebruik van. Alles loopt op rolletjes. Na de lange, barre tocht komen de kinderen in Genua aan. Vol verwachting wachten de kinderen op het wonder..... zal dit ook gebeuren?
Ondertussen is Dr.Simiak druk bezig om Dolf weer terug te kunnen flitsen, zal hem dat lukken en wil Dolf dat wel na al die jaren?
Mijn mening
Een prachtig boek, het verhaal is spannend en erg mooi verteld. Alles is erg geloofwaardig gebracht. Dolf die veel gereisd heeft met zijn ouders, verbaast zich over de prachtige natuur en de stilte, geen geraas van auto's en vliegtuigen, glasheldere meertjes en beken, véél vogels die in zijn tijd nauwelijks meer voorkomen. Wat je wel even doet nadenken...
Door zijn (school)kennis wordt hij als een zeer geleerde jongen gezien en dat is soms grappig. Maar wat vooral indruk maakt is de enorme onderlinge verbondenheid en bereidheid elkaar te helpen.
Lezen dit boek!

In de uitvoering als op de afbeelding:


ISBN 9056375172 | Paperback | 133 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | april 2004
Leeftijd: 10+

© Dettie, april 2005


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Hasse Simonsdochter Hasse Simonsdochter


Holland rond 1450-1482.

Hasse Simonsdochter is de dochter van een mandenvlechter in Kampen. Hasse is anders dan de andere kinderen in het gezin, opstandig, brutaal, wild en mensen denken dat zij een elfenkind is . Dit houdt volgens de verhalen in dat zij als kind door de elfen is verwisseld. Als zij maar slecht behandeld wordt zullen de elfen dit niet aan kunnen zien en haar terughalen. Vanaf die tijd wordt zij vreselijk behandeld. Hasse is daardoor het liefste in de buitenlucht. Zij bouwt een hut in de rietlanden en schiet haar eten met pijl en boog. Als ze op een dag door de rietlanden dwaalt wordt ze lastiggevallen door drie veedrijvers. Een passerende ruiter komt haar te hulp en doodt een van haar belagers. De andere twee weten te ontvluchten.

Als Hasse later weer eens thuis is hoort ze dat de ruiter, Jan van Schaffelaar, onthoofd wordt voor de moord op een van de veedrijvers. Zij haast zich naar de plek van executie en verbidt Jan. Dit houdt in dat ze onmiddellijk met hem moet trouwen en zij beiden uit de streek verbannen worden. Zo redt zij Jan's leven.
Samen gaan ze naar Zutphen waar Jan aanvoeder blijkt te zijn van een groep huurlingen. Na een paar dagen moet Jan weg en laat Hasse in het huisje dat Jan voor haar heeft gehuurd achter. Hasse mist jan vreselijk en koopt een hondje dat ze Tieske noemt en trekt samen met hem de bossen in. Als zij aan het eind van de zomer terugkomt in Zutphen wordt haar verteld dat Jan dood is.
Onmiddellijk verlaat ze Zutphen en gaat naar de plek waaraan ze goede herinneringen heeft, daar bracht ze haar eerste nacht met Jan door. Jan is echter niet dood en gaat Hasse achterna, uiteindelijk vinden ze elkaar weer.

Jan en Hasse betrekken samen met een paar andere huurlingen een boerderij vanwaar zij (met Hasse) veel strooptochten ondernemen, ze vallen alles en iedereen aan om aan geld en eten te komen.
Ondertussen is Gerrit met zijn oom naar Zutphen (een beroemd klokkengieter) vertrokken om daar nieuwe kerkklokken te maken. Onderweg worden zij overvallen door de bende van Van Schaffelaar. Zij worden daar een tijdeje vasgehouden en in die tijd wordt Gerrit verliefd op Hasse.

De bende van Van Schaffelaar wordt weer ingehuurd en gaat in de buurt van Barneveld wonen. Hasse bevalt hier van een dochtertje. De bende is nietsontziend en de Barnevelders gaan gebukt onder hun tirannie.
Samen met soldaten van de steden Amersfoort en Nijkerk wordt er een leger gevormd en ze vallen de bende aan. Uiteindelijk vlucht de bende met Hasse de toren en de kerk van Barneveld in. Wat de bende niet wist is dat het leger kanonnen had en ze beseffen dat zij niet levend uit de kerk zullen komen. De mannen op de toren verzoeken om een onderhoud, en bieden aan zich over te geven, maar het leger van Amersfoort gaat hier niet op in. Zij willen Jan van Schaffelaar! De bende weigert echter Jan uit te leveren. Waarop Jan van Schaffelaar onder de woorden : "Lieve gezellen, ik moet toch eenmaal sterven, ik wil u geen moeilijkheden bezorgen." boven op de toren ging staan, zijn handen in zijn zij zette en naar beneden sprong. Hij overleefde zijn val maar werd door zijn vijanden gedood.
Hasse smeekte Jan het niet te doen maar Jan wilde Hasse's leven sparen zodat zij voor hun dochtertje kan zorgen.
Hasse gaat met haar kind terug naar Kampen waar ze de klokkengieter Gerrit weer ontmoet.


ISBN 9060695402 | Hardcover | 328 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 1983
Leeftijd: 13+

© Dettie, februari 2005


Lees de reacties op het forum en/of reageer: