Thea Beckman

Toon alleen recensies op Leestafel van Thea Beckman in de categorie:
  Categorie: Recensies 13-15jr

De Stomme van Kampen De Stomme van Kampen


Hendrick Avercamp is de oudste zoon van Beatrix en Barend Avercamp. Het is een welgesteld gezin, want Barend is de stadsapotheker van Kampen. Rond Hendricks derde jaar ontdekt de apotheker dat zijn zoon doof is. In de zestiende eeuw betekent dat dat je niet meetelt in de maatschappij, want je kunt niets horen, je kunt niet praten, laat staan dat men je iets kan leren. Zijn vrouw vermoedde dit al een tijd. Barend is diep teleurgesteld, want Hendrick zal nooit naar school gaan en dus nooit de familietraditie kunnen voortzetten. Maar Beatrix is vastberaden en zweert dat Hendrick de wereld nog eens versteld zal doen staan.

Omdat Beatrix niet wil dat haar zoon geen vak zal kunnen leren, leert ze hem lezen en schrijver. Ze heeft daarvoor een eigen methode ontwikkeld. Hendrick is erg leergierig en snel van begrip. Hij heeft enorm plezier in het schrijven.
Langzamerhand ontdekt Hendrick dat hij anders is. Waarom happen mensen steeds in de lucht tegen elkaar? Als Beatrix vergeet inkt en ganzenveer op te ruimen tekent Hendrick zijn familie met de namen eronder. Het blijkt bovendien dat Hendrick tekentalent heeft. Als de IJssel tijdens een strenge winter dichtvriest is hij niet weg te slaan van het ijs. Gefascineerd kijkt hij naar de mooi aangeklede mensen en de vrolijkheid. 's Avonds thuis probeert hij die schaatsers te tekenen. Ook tekent hij de happende mensen. Zijn moeder kan hem duidelijk maken dat zij praten en dat Hendrick dat niet kan. Op straat schelden en lachen mensen hem uit maar hij lacht de mensen vriendelijk toe, hij hoort het immers niet.

Als Hendick oud genoeg is om een vak te leren vraagt zijn moeder overal aan leermeesters of haar zoon in de leer mag. Maar niemand wil hem hebben omdat hij doofstom is. Als Beatrix en haar zoon weer op zoek gaan naar een goede leermeester voor Hendrick, komen ze op straat een tekenaar tegen. Hendrick ziet hoe deze man een portret tekent en is er diep van onder de indruk. Matteus Klaasz uit IJsselmuiden, met de bijnaam Kladde, vertelt dat hij wel een leerjongen kan gebruiken. Kladde beseft dat Hendrick talent heeft en leert hem zoveel in zin vermogen ligt. Kladde is geen verdienstelijk schilder, maar hij kent de techniek en leert Hendrick de basisbeginselen. Maar dan breekt de pest uit. Hendricks vader en broer overlijden eraan maar ook Kladde. Kladde heeft Hendrick geld nagelaten en als Hendricks oom Samuel vraagt of hij iets voor het gezin kan doen besluit Beatrix dat Hendrick verder met leren in Amsterdam.
Daar aangekomen krijgt Hendrick les van David Vinckboons die schildert in de Vlaamse schildertraditie. Dankzij de erfenis kan Hendrick de lessen betalen. Langzamerhand leert Hendrick alles wat hij weten moet en behaalt de meestertitel. Hendrick kan niet wennen aan de stad en keert terug naar Kampen waar hij tot zijn dood (1643) zal blijven wonen. Hendrick wordt vooral bekend door zijn winterlandschappen.

Een prachtig verhaal zoals je van Thea Beckman gewend bent. Duidelijk wordt hoe moeilijk het in die tijd was als je een handicap had. De belevingswereld van iemand die doof is wordt goed duidelijk gemaakt. Zij beschrijft hoe Hendrick zich ondanks zijn handicap weet te ontwikkelen tot een bekend schilder, wiens winterlandschappen nu in musea over de hele wereld hangen.


ISBN 905637690X | Hardcover | 176 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 1992
Leeftijd: 13+

© Dettie, mei 2005


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De Stomme van Kampen


vertelt ons een verhaal over de schilder Hendrick Avercamp, die leefde van 1585 tot 1634, in Kampen. Het is bekend dat hij doof was en niet kon praten, en Beckman heeft daar een mooi verhaal van gemaakt. Ze zal ongetwijfeld onderzoek gedaan hebben naar hoe mensen leefden in die tijd, maar de manier waarop ze het vertelt komt op mij belerend over.

Het verhaal:
Vader Avercamp is apotheker in Kampen, zijn vrouw helpt hem met de kruidentuin en met het klaarmaken van recepten. Hendrick is de eerste zoon die geboren wordt. Er volgen nog vijf jongens en twee meisjes. Eén meisje is te zwak om te overleven.
In die tijd waren er geen hulpmiddelen om een doofstom kind te leren liplezen, of op een andere manier te laten communiceren. Ze moesten maar zien hoe ze aan de kost kwamen. Zeker in zo'n groot gezin was daar geen tijd voor!

Moeder Avercamp vindt dat ze aan haar eer verplicht is hem toch een en ander te leren. Ze weet dat hij niet dom is, en inderdaad: ze leert hem lezen en schrijven. Maar de beleving van zijn omgeving is voor een doofstom kind heel anders, erg moeilijk. Na veel mislukte pogingen bij allerlei leermeesters vind ze een plaats voor hem bij de schilder Kladde. Die ziet zijn tekeningen en zijn talent. Hij doet erg zijn best om hem naar Amsterdam te krijgen, want zelf is hij, Kladde, maar een schilder van niks.
In 1601 breekt de pest uit, Kladde sterft, en met hem vele anderen. Ook in Hendricks familie sterven mensen, onder andere zijn vader. Zijn oom die in Amsterdam woont biedt dan aan om Hendrick te huisvesten, zodat hij in die stad verder kan leren. En zo geschiedt het..
Hendrick Avercamp wordt een bekend en succesvol schilder van Hollandse landschappen. Hij heeft een voorkeur voor schaatstaferelen en winterlandschappen.

Beckman zegt ergens dat dove mensen niet kunnen denken omdat ze geen woorden hebben. Dat lijkt me onzin. Ze denken in beelden! Maar misschien was dat nog niet bekend in 1992, toen ze het boek schreef. Als je wat meer wil weten over de zestiende eeuw is dit een boek waar je veel aan hebt. Maar de schrijfster wil het allemaal erg graag vertellen. Ze laat de personages steeds lange verhalen ophangen tegen de dove Hendrick, terwijl ze weten- want dat zeggen ze- dat hij het toch niet hoort. Dat is een beetje raar. Waarom laat ze het hen dan niet opschrijven? Niet iedereen zal hebben kunnen schrijven, maar een aantal toch wel, Hendrick verkeerde in de betere kringen. Toen ik eenmaal aan het belerende toontje gewend was, las het als een trein. Toch zijn de boeken van de modernere (speelsere?) Simone van der Vlugt prettiger om te lezen, vooral voor de jeugd. Klein beetje gedateerd dus, heel klein beetje...


ISBN 905637690X | Hardcover | 176 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | november 2008
Leeftijd: 13+

© Marjo, augustus 2006


 

De Gouden Dolk De Gouden Dolk


Jiri Rambor woont rustig met zijn familie in een dorp in Bourgondië en werkt in de smederij van zijn vader. Dan wordt bekend dat Bernard van Clairvaux met Pasen in Vézelay zal preken en namens de paus een oproep zal doen tot een nieuwe kruistocht.

In het dorp heerst grote opwinding want de onlangs overleden grootvader Rambor is lang geleden ook op kruistocht geweest en heeft daar spannende verhalen over verteld. Vooral het verhaal over de gouden dolk, die nu in handen is van de heerser van Aleppo Nour-ed-Din, heeft diepe indruk gemaakt op Jiri. Met een aantal familieleden gaan ze dan ook op weg om de beroemde abt te horen preken.
In Vézelay voorspelt een genezeres met voorspellende gaven, vrouw Cantal, Jiri de toekomst: ze ziet hem in een stad met hoge torens en gouden koepels én ze ziet hem met een prachtige gouden dolk in zijn handen. Dé gouden dolk, weet Jiri onmiddellijk. Als hij later door de heer van hun dorp aangewezen wordt voor de kruistocht gaat hij dan ook graag mee. Samen met zijn neef vertrekt hij richting het oosten; ook zijn broer Aycan wil vreselijk graag mee, maar moet achterblijven om in de smidse te helpen. Jiri komt er later pas achter dat hij van huis weggelopen is en zich bij de pelgrims aangesloten heeft.

Kou, hitte, ziekte, honger en dorst worden veel kruisvaarders fataal, tienduizenden sterven op weg naar Palestina. Jiri en zijn neef Arnold komen wél veilig aan in Antiochie, evenals Oda, een dienstmeisje van de koningin dat hij onderweg heeft leren kennen en op wie hij hevig verliefd is. Aycan heeft de kruisvaarders in Turkije verlaten om zich aan te sluiten bij de moslims, een feit waarover Jiri zich vreselijk schaamt.
Het avontuur gaat door: Jiri en Arnold trekken met het leger mee naar Jeruzalem en van daaruit naar Damascus, waar ze gevangen genomen worden. Ze worden verhandeld en komen als slaaf in het legerkamp van Nour-ed-Din terecht. Aycan blijkt inmiddels een geliefde dienaar van de heerser te zijn en hoewel hij vroeger niet goed met Jiri kon opschieten koopt hij de mannen toch vrij. Als Jiri voor de machtige man staat en de gouden dolk aan diens gordel ziet hangen, begrijpt hij dat de vrouw in Vézelay het bij het verkeerde eind had, nooit zal hij die dolk in handen krijgen.

Na talloze ontberingen komen de mannen terug in hun dorp. Al snel vinden ze het te stil, te rustig, te gewoon. Ze kunnen er na al die jaren niet meer wennen. Daarbij is het meisje van Arnold aan iemand anders uitgehuwelijkt en verlangt Jiri naar Oda.. Als ze dan ook door een gouden dolk de kans krijgen hun leven een andere wending te geven, vertrekken ze naar Parijs.

Een heerlijk boek waarin Thea Beckman heel goed beschrijft wat een hel zo’n kruistocht eigenlijk was en hoe weinig de idealen van velen voorstelden. Ik heb alleen één hele grote maar en dat is het laatste hoofdstuk: een slappe oplossing voor het raadsel van de gouden dolk, onwaarschijnlijk, niet goed gevonden. Jammer!


ISBN 9060695186 | Hardcover | 304 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 1982
Leeftijd: 13+

© Janna, augustus 2006


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Hasse Simonsdochter Hasse Simonsdochter


Holland rond 1450-1482.

Hasse Simonsdochter is de dochter van een mandenvlechter in Kampen. Hasse is anders dan de andere kinderen in het gezin, opstandig, brutaal, wild en mensen denken dat zij een elfenkind is . Dit houdt volgens de verhalen in dat zij als kind door de elfen is verwisseld. Als zij maar slecht behandeld wordt zullen de elfen dit niet aan kunnen zien en haar terughalen. Vanaf die tijd wordt zij vreselijk behandeld. Hasse is daardoor het liefste in de buitenlucht. Zij bouwt een hut in de rietlanden en schiet haar eten met pijl en boog. Als ze op een dag door de rietlanden dwaalt wordt ze lastiggevallen door drie veedrijvers. Een passerende ruiter komt haar te hulp en doodt een van haar belagers. De andere twee weten te ontvluchten.

Als Hasse later weer eens thuis is hoort ze dat de ruiter, Jan van Schaffelaar, onthoofd wordt voor de moord op een van de veedrijvers. Zij haast zich naar de plek van executie en verbidt Jan. Dit houdt in dat ze onmiddellijk met hem moet trouwen en zij beiden uit de streek verbannen worden. Zo redt zij Jan's leven.
Samen gaan ze naar Zutphen waar Jan aanvoeder blijkt te zijn van een groep huurlingen. Na een paar dagen moet Jan weg en laat Hasse in het huisje dat Jan voor haar heeft gehuurd achter. Hasse mist jan vreselijk en koopt een hondje dat ze Tieske noemt en trekt samen met hem de bossen in. Als zij aan het eind van de zomer terugkomt in Zutphen wordt haar verteld dat Jan dood is.
Onmiddellijk verlaat ze Zutphen en gaat naar de plek waaraan ze goede herinneringen heeft, daar bracht ze haar eerste nacht met Jan door. Jan is echter niet dood en gaat Hasse achterna, uiteindelijk vinden ze elkaar weer.

Jan en Hasse betrekken samen met een paar andere huurlingen een boerderij vanwaar zij (met Hasse) veel strooptochten ondernemen, ze vallen alles en iedereen aan om aan geld en eten te komen.
Ondertussen is Gerrit met zijn oom naar Zutphen (een beroemd klokkengieter) vertrokken om daar nieuwe kerkklokken te maken. Onderweg worden zij overvallen door de bende van Van Schaffelaar. Zij worden daar een tijdeje vasgehouden en in die tijd wordt Gerrit verliefd op Hasse.

De bende van Van Schaffelaar wordt weer ingehuurd en gaat in de buurt van Barneveld wonen. Hasse bevalt hier van een dochtertje. De bende is nietsontziend en de Barnevelders gaan gebukt onder hun tirannie.
Samen met soldaten van de steden Amersfoort en Nijkerk wordt er een leger gevormd en ze vallen de bende aan. Uiteindelijk vlucht de bende met Hasse de toren en de kerk van Barneveld in. Wat de bende niet wist is dat het leger kanonnen had en ze beseffen dat zij niet levend uit de kerk zullen komen. De mannen op de toren verzoeken om een onderhoud, en bieden aan zich over te geven, maar het leger van Amersfoort gaat hier niet op in. Zij willen Jan van Schaffelaar! De bende weigert echter Jan uit te leveren. Waarop Jan van Schaffelaar onder de woorden : "Lieve gezellen, ik moet toch eenmaal sterven, ik wil u geen moeilijkheden bezorgen." boven op de toren ging staan, zijn handen in zijn zij zette en naar beneden sprong. Hij overleefde zijn val maar werd door zijn vijanden gedood.
Hasse smeekte Jan het niet te doen maar Jan wilde Hasse's leven sparen zodat zij voor hun dochtertje kan zorgen.
Hasse gaat met haar kind terug naar Kampen waar ze de klokkengieter Gerrit weer ontmoet.


ISBN 9060695402 | Hardcover | 328 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 1983
Leeftijd: 13+

© Dettie, februari 2005


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Hasse Simonsdochter


Twee historische feiten: Jan van Schaffelaar sprong van een toren in Barneveld, en op een plaquette staat de tekst "Hasse, vrouw van Gert de klokkengieter", in Oudnederlands overigens. Rondom deze gegevens heeft Thea Beckman een spannend verhaal geschreven, dat speelt in de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten.

Hasse is een vrijgevochten jongedame, wonend in de rietlanden nabij Kampen. Als ze uitgehuwelijkt dreigt te worden, loopt ze weg, naar de stad. Daar arriveert ze net op het moment dat er een volksoploop is, Er gaat een man terecht gesteld worden..als ze naam van de misdadiger hoort, Jan van Schaffelaar, beseft ze dat ze de man kent. Hij heeft haar nog niet zo lang geleden gered uit de klauwen van een stelletje onverlaten, en daarbij een ervan gedood. Kan ze hem nu op haar beurt redden? Zal iemand haar geloven als ze de ware toedracht van de 'moord' vertelt? Ze denkt van niet, maar bedenkt zich dan dat er een andere uitweg is: Als een misdadiger terechtgesteld gaat worden kan men hem 'verbidden'. Opeisen. En net op tijd roept ze: "ik verbid hem".. Nu moeten ze wel meteen voor het oog van al dat volk in de echt verbonden worden, en of dat goed zal gaan, weten ze geen van tweeën.

Ze gaat met hem mee naar Zutphen, en als Jan, die huursoldaat is, in opdracht van de hertog van Gelre, naar Doornik moet, blijft ze alleen achter in Zutphen. Maar het leven in de stad bevalt haar niet, en samen met Tieske, de hond, trekt ze de bossen in, waar ze zich prima in leven weet te houden. Jan komt terug, en moet de nodige moeite doen om zijn vrouw terug te vinden.

Jan van Schaffelaar is nu gehuurd om de geldtransporten die naar de hertog van Bourgondië gaan te onderscheppen met zijn troep woeste ruiters. Hasse sluit zich erbij aan, in manskleren en als volleerd boogschutter dwingt ze respect af bij de mannen. Maar natuurlijk worden de activiteiten van de roversbende met lede ogen aangezien door de steden... en als dan de Dominicaan Egidius kans ziet om de haat die hij ten opzichte van Hasse voelt (godslasterlijk: een vrouw in manskleren, met nog een grote mond ook) worden Jan en zijn mensen gedwongen zich terug te trekken in de toren van Barneveld. Na Jans dood trekt Hasse zich terug met hun dochtertje, maar ze zal een nieuw geluk vinden.

Thea Beckman heeft een mooi verhaal geschreven, maar behalve enkele historische feiten is het natuurlijk fictie. Wie weet zou het zo gebeurd kunnen zijn. Maar of de manier van leven in die tijd echt zo was, dat weten we niet. De uitbuiterij van de boeren, het aanzien van adel en geestelijkheid, dat zal wel zo geweest zijn, maar was Kampen inderdaad een schonere stad dan andere steden? Jammer dat die Hoekse en Kabeljauwse twisten zo ingewikkeld waren, ik had er graag een beter en begrijpelijker overzicht van gekregen.
Niettemin, een mooi boek...


ISBN 9060695402 | Hardcover | 260 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | 1983
Leeftijd: 13+

© Marjo, juli 2006


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Geef me de ruimte! Geef me de ruimte!


Dat Thea Beckman schrijven kan bewijst dit boek opnieuw.
Het verhaal speelt zich af omstreeks 1350 tijdens de honderdjarige oorlog tussen de Engelsen en de Fransen

Marije Wartelsdochter woonachtig in het Belgische Brugge moet trouwen met Jan van Gouwe. Ze wil dit absoluut niet en vlucht weg op het paard van haar vader, verkleed als jongen. Ze vlucht naar Frankrijk richting Bretagne, het land van Tristan en Isolde. Ze vermijdt mensen en zoekt eten op het land. Onderweg ziet Marije een Engels leger met Franse gevangenen en uit angst vlucht ze het bos bij Crecy in, overlag liggen er lijken ten gevolge van een veldslag. In het bos verstopt ze zich in een hut, in deze treft ze de gewonde troubadour Berton de Fleur aan. Hij ontdekt dat ze een meisje is en vanaf die tijd noemt ze zichzelf Marie-Claire. .
Na een tijdje worden ze gevonden door monniken die hen meenemen naar hun klooster. In dit klooster ontmoeten ze Jean D’Ailly, dit is een zanger die van edele afkomst is. Ze besluiten om met zijn drieen verder te trekken en her en der op te treden. Berton en Marie Claire worden elkaars grote liefde.

Ondertussen maken we kennis met Matthis. Hij is acht jaar en woont in Amiens waar iedereen angstig is voor de pest die door Frankrijk waart. De bewoners denken dat de joden de pest verspreiden en velen worden daarom vermoord. Maar evengoed breekt ook de pest uit in Amiens en Matthis verlies zijn ouders en zusjes.
(In deze tijd van ellende ziet Matthis een prachtige geklede ridder en vanaf die tijd is zijn droom ook zo'n ridder te worden).
Matthis vlucht de stad uit en wordt gevonden door Marie-Claire. Matthis blijkt een prachtige stem te hebben en vanaf die tijd reist en zingt hij met de andere drie mee.
Ze vertrekken naar Parijs en blijven daar een half jaar. Ze verdienen veel geld, alleen wil Marie-Claire nog steeds naar Bretagne. Jeans stem gaat namelijk achteruit en de zeelucht zou hem goed doen. Onderweg naar Bretagne ontmoeten ze Bertrand du Guesclin, een boer met een klein leger die constant de Engelse troepen in Frankrijk aanvalt. Hij wordt gevreesd én bewonderd door de Engelsen.
Ze sluiten vriendschap en blijven een tijdje bij Bertrand en zijn leger. Hierdoor zien ze hoe veel krijgskundig inzicht Bertrand heeft als er weer gevechten uitbreken.
Jean verzwakt steeds meer en ze trekken naar Melle het geboortedorp van Berton, waar Jean overlijdt.
Matthis is inmiddels dertien jaar geworden en heeft de baard in de keel. Nu hij niet meer kan zingen wil hij ridder worden en gaat naar Betrand om te leren vechten, hoezeer Marie-Claire daar ook op tegen is.

Berton en Marie-Claire besluiten om er weer op uit te trekken met hun huifkar. Ze gaan op zoek naar Matthis en Bertrand en na vele hindernissen vinden ze die. Ze treden ook weer op en prins Charles, de zoon van koning Jean, is zo gecharmeerd van vooral Marie-Claire dat hij hen verzoekt met hem mee te reizen. Bij het gezelschap van de koning is ook de nar Moro, die hen vertelt dat er een complot tegen de koning en zijn zoon gesmeed wordt door Karel van Navarra. Berton en Marie-Claire weten dit complot te verhinderen door koning Jean te waarschuwen. Deze neemt onmiddellijk maatregelen en uiteindelijk worden vele edelen onthoofd zonder enige vorm van rechtspraak, Karel van Navarra wordt gevangen gezet. Ondertussen helpt Bertrand ridders in nood en het volk van Frankrijk en strijdt tegen de Engelsen. Hij krijgt echter geen erkenning van de aristocratie omdat hij 'maar' boer is.

Engeland bezit Bordeaux en Normandie en Bretrange worden steeds meer Engelsgezind zeker na de onthoofdingen van de edelen.
Koning Jean brengt een enorm leger op de been om eindelijk de prins van Wales te verslaan. De prins van Wales verslaat ieder Frans leger die hij tegenkomt en vernield elke plaats waar hij doorheen trekt.
Door een toevallige gebeurtenis worden Moro, Berton en Marie-Claire gevangen genomen door de Engelsen.
Uiteindelijk lukt het het Franse leger om de Engelsen in een hoek te drijven, het ziet er naar uit dat de Fransen eindelijk zullen winnen. Maar het Engelse leger is veel gedisciplineerder en daardoor winnen ze de belangrijke slag bij Poitiers.

Berton en Marie-Claire wisten daarvoor te ontvluchten en waarschuwden koning Jean dat de Engelsen een list hadden verzonnen. Koning Jean wilde echter niet luisteren omdat Berton zijn erewoord tegen de Engelsen verbroken had. Dit erewoord hield de belofte in niet te vluchten.
De koning wordt gevangen genomen en Berton en Marie-Claire keren terug naar Melle.
Matthis sluit zich opnieuw aan bij Bertrand du Gueslin

Een spannend verhaal waarbij je veel leert over de verloop van de honderd-jarige oorlog.


ISBN 9789060698440 | Hardcover | 406 pagina's | Uitgeverij Lemniscaat | februari 2000
Leeftijd: 13+

© Dettie, juli 2005


Lees de reacties op het forum en/of reageer: