Dimitri Verhulst

Toon alleen recensies op Leestafel van Dimitri Verhulst in de categorie:
Dimitri Verhulst op internet:
 

De intrede van Christus in Brussel De intrede van Christus in Brussel


De titel van het boek is ontleend aan het beroemde schilderij De intrede van Christus in Brussel in 1889 van James Ensor. Bij het leven van Ensor hebben heel weinig mensen dit schilderij gezien, omdat het toen nauwelijks openbaar tentoongesteld is geweest. Het is een zeer groot doek, waarop een gigantische parade van groteske figuren afgebeeld staan, die vooral erg met zichzelf zijn ingenomen, in het midden is Jezus, waarvan de gelaatstrekken verdacht veel op die van Ensor lijken, op een ezeltje te zien.
Dit beeld van de met zichzelf gepreoccupeerde, eenzame en verdoolde mens geldt zeker ook voor de 21e eeuwse Brusselaar die Verhulst op messcherpe wijze beschrijft, precies zoals Ensor het 120 jaar geleden schilderde.

Er is dus eigenlijk niet zo veel veranderd in de laatste 120 jaar lijkt Verhulst te willen zeggen door de titel van zijn roman te verbinden met dit werk van Ensor. Het decor is natuurlijk wel veranderd, Brussel wordt anno de 21e eeuw bevolkt door vele nationaliteiten waarvan velen in de marges van de maatschappij verkeren door heersende werkloosheid, of vanwege langlopende bureaucratische processen in verband met de aanvraag voor een verblijfsvergunning.
De aankondiging van de intrede van Christus maakt echter een groot verschil in het leven van de stad. Ineens kunnen er allerlei zaken snel geregeld worden, zoals steden die de olympische spelen mogen organiseren in korte tijd volledige metamorfoses ondergaan. De straten worden geveegd, de ramen gelapt, zwervers van de straat gehaald en de plantsoenen worden opnieuw beplant met veelkleurige bloemen.
En zo realiseert het voorbereidingscomité zich plotseling dat Jezus geen Hebreeuws spreekt maar Aramees, een taal die geen enkele Belg beheerst.  Er moest dus voor zijn komst nog snel een tolk worden gevonden. En, oh hypocrisie, deze tolk vindt men in de persoon van de elfjarige Ohanna die met haar familie in het Transitcentrum is opgesloten om het land te worden uitgezet. Vanwege haar verdienste wordt ze met haar familie ondergebracht in het duurste hotel van de stad.

Alles lijkt anders te gaan, zo maakt de ik-persoon in de broeierige dagen voor de intrede van Christus plotseling contact met zijn buurman, terwijl zij voordien compleet langs elkaar heen leefden. Hij wordt zelfs met zijn vrouw uitgenodigd om bij hem te komen eten, en tijdens dit gebeuren biecht zijn buurman op zijn vrouw te hebben omgebracht, waarvan zij nu als enigen kennis hebben genomen.

Zo lijkt iedereen zich op zijn eigen wijze voor te bereiden op de 21e juli, om maar vooral zo goed mogelijk voor de dag te treden. Een dag des oordeels, die ondanks alle hoge verwachtingen van de aanwezigen een toch uiteindelijk weinig verrassende wending neemt wat mij deed denken aan de aan Petronius (ca. 27-66AD) toegeschreven uitspraak Mundus vult decipi, ergo decipiatur (de wereld wil bedrogen worden, derhalve wordt zij bedrogen).
Het boek is een uitstekende en vlijmscherpe weergave van steeds weer terugkerend hypcriet menselijke gedrag.


ISBN 9789025437534 | Paperback | 192 pagina's | Uitgeverij Contact | september 2011

© Cavendish, 02 november 2011


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De intrede van Christus in Brussel De intrede van Christus in Brussel


Zijn de eerste woorden een aanwijzing dat je dit boek niet al te serieus moet nemen? Het begint namelijk met La La La lala etc..Twee regels ge’la’ op een verder lege pagina..
maar nee:

‘Belg is men doorheen de hele tricolore geschiedenis namelijk altijd met verve kunnen zijn zonder zich als dusdanig te moeten profileren. Een land waar men nooit een grootse zanger van het volkslied hoefde te zijn. Waar ik niemand ooit echt geïnteresseerd geweten heb om vlekkeloos de nationale faldera te zingen. Misschien zaten onze drie officiële landstalen voor iets tussen. Dan wordt het algauw een hele kakofonie wanneer een meute simultaan in de eigen moedertaal het vaderland bejubelt.’


‘Geef mij maar die gezellige la la la van ons, die rook tenminste niet naar oorlog.’


La, la la dus.. Dit gedeelte geeft een veeg uit de pan naar het Vlaams Blok.
Maar ik loop vooruit. Deze veeg komt pas bij tiende statie. Het boek is namelijk verdeeld in staties, zoals je die loopt bij een kruisweg. De kruisweg die Christus liep in eerder tijden, die eindigde met een verrijzenis. En de belofte dat hij weder zou komen. Dat gaat nu gebeuren staat er in de Vlaamse kranten: Christus wordt verwacht op 21 juli in de hoofdstad. Toevallig is dat ook de nationale feestdag. Dit bericht veroorzaakt heel wat drukte: welke route moet hij nemen? Wie moet hem ontvangen? Welk  welkomstlied moet men zingen?
Nog voor de man er daadwerkelijk is heeft zijn komst al een goede invloed: iedereen wordt socialer, bekommert zich om de behoeftige, zijn vriendelijk tegen de buurman die ze normaal negeerden. Het misdaadcijfer daalt, de taalstrijd is even niet ter zake: de taal van Christus is immers noch Vlaams, noch Frans! En jawel: in het asielzoekerscentrum vond men een Aramees meisje, die vast wel een taal sprak die Christus zou verstaan.

Daar, in de transitzone van de nationale vlieghaven, zaten achter prikkeldraad de uitgeprocedeerden, de papierlozen, de vergeefse zoekers naar begrip en asiel, in afwachting van een vliegtuig waarmee ze werden gerepatrieerd naar waar ze evenmin welkom waren. Omdat het hen niet in de schoot geworpen was, hadden ze het geluk te zoeken, over vele staatsgrenzen heen... Ach, we hadden geen koolmijnen meer, anders hadden we ze daarin kunnen stampen. Zo sterkte hun gevonden geluk ons nog tot nut.´


Ohanna mag als gids optreden. Zij is een kind. ´De keuze voor een kind kon zelden kwaad, vraag dat maar aan reclamemakers.´
De stad wordt versierd,  Manneken Pis wordt weer opgetuigd zoals te doen gebruikelijk.
Kortom: de grijze grauwe sfeer waarmee de hoofdstad gewoonlijk belast is, is weggepoetst; alle minpunten worden gewist. Per statie pakt Verhulst een onderwerp aan, waarin hij door te vertellen wat men allemaal wel niet doet ten behoeve van de Grote Dag, de donkere kant van  zijn land kan schetsten.
Intussen is de verteller ook in zijn persoonlijke leven geraakt:

‘Zelf kocht ik in Les Jardins du Luxembourg bloemen voor mijn vrouw, witte, iets wat ik in geen tijden meer had gedaan, een bevlieging zeg maar, en gaf vooral mezelf daarmee te kennen blijkbaar nog aan dat in slaap dommelende huwelijk van ons te willen werken.’


Het boek heeft wederom de cynische toon die we van hem kennen. Een maatschappijkritiek in typische Verhulststijl, met rake opmerkingen die er geen doekjes om winden: België kan het zich ter harte nemen.
En tenslotte breekt de Grote Dag aan…

Dimitri Verhulst geeft de titel van zijn boek geleend van James Ensor, een schilder die de intrede schilderde. De letters op de omslag zijn als het ware geknipt uit dit schilderij.  Als je het bekijkt zie je niet bepaald een blije menigte. Geen lachende gezichten, maar clowns. Als je Verhulsts boek eenmaal uit hebt, is de verwijzing duidelijk.


ISBN 9789025437404 | Paperback | 192 pagina's | Uitgeverij Contact | september 2011

© Marjo, 12 oktober 2011


Lees de reacties op het forum en/of reageer: