Anke Kranendonk

Toon alleen recensies op Leestafel van Anke Kranendonk in de categorie:
Anke Kranendonk op internet:

 

Altijd vrolijk Altijd vrolijk




‘Walt van Pommeren had een droom. Hij stichtte een gezin samen met zijn vrouw. Hij kreeg een goede baan, verdiende genoeg tot veel geld. Met zijn zoon zou hij vliegers maken en later bankjes timmeren in de schuur, met zijn dochter hand in hand door het land huppelen, wedstrijdje zwemmen naar de boei. Maar toen kwam God in zijn leven.’


Het is dochter Aafke die het verhaal vertelt over haar jeugd eind jaren zestig. Inderdaad leert haar vader haar zwemmen in het meer aan de rand van het dorp en zijn ambities steken haar aan: als ze op de middelbare school zit wil ze op een zwemclub. Toen zij daarvoor gevraagd werd, vernam ze dat ze ook op zaterdag zou moeten trainen en dat op zondag de wedstrijden waren. En ze wist: dit gaat niet door.

Toen  Aafke een jaar of zes was, is haar leven namelijk totaal veranderd. Haar ouders bekeerden zich tot de Pinkstergemeente. Ze bleven niet zomaar gelovigen, haar vader werd voorganger en in de naam van het geloof werden allerlei mensen in hun huis opgevangen.
Aafke groeit op met het nieuwe geloof, ze zingt lustig mee met de gelovigen: ‘Altijd vrolijk, altijd vrolijk, Jezus is mijn zonneschijn. Hele blijdschap is Gods gave, laat ons altijd vrolijk zijn.’

Tussen de regels door lezen we dat haar oudere broer zich wel steeds meer verzet, maar hij heeft slechts een kleine rol en het verhaal blijft dat van Aaf. We lezen hoe ze aanvankelijk ‘altijd vrolijk’ was, maar gaandeweg vragen begon te stellen. Vooral als ze weer eens mee moest bidden voor de homoseksuele Glenn, naar wie de voorgangers riepen dat de duivel zich weg moet scheren. Maar ze moest alles niet zo letterlijk nemen, zeiden haar ouders. ‘Ze moest het geestelijk zien.’

En dan gaat ze na de middelbare school studeren aan de Sportacademie in Amsterdam. Haar ouders zijn niet zo blij met haar keuze, maar aan de andere kant ‘kan ze daar het geloof verspreiden’. Zo sterk is Aaf niet: ze vindt een kamer en leert het vrije studentenwereldje kennen. Ze is verbaasd over hun manier van leven: ze vloeken, ze kraken panden, zetten volop de bloemetjes buiten en de regel ‘geen gemeenschap voor het huwelijk’, daar storen ze zich helemaal niet aan. Voorlopig echter rijdt ze ieder weekend braaf naar huis om de bijeenkomsten bij te wonen. Maar gaandeweg ziet ze in dat dit nieuwe leven haar een keuze biedt.

Opnieuw een verhaal dat verteld moest worden om een jeugd te verwerken. Het is deels autobiografisch, en nee het is geen afrekening. Aafke is braaf, tot het einde toe probeert ze het goede te doen. Ze neemt haar ouders niets kwalijk, en de Pinkstergemeente wordt helemaal niet afgeschilderd als iets verderfelijks. Eerder lijkt het te gaan om wereldvreemde mensen, die hun idealistische ideeën graag aan iedereen willen meegeven, en niet boos, maar teleurgesteld zijn als dat niet lukt. Je zou er medelijden mee krijgen.

Anke Kranendonk heeft haar schrijftalent allang bewezen met vele kinderboeken, maar moest zoals gezegd dit verhaal nog kwijt. Het leest vlot en blijft enigszins oppervlakkig. Nergens wordt echt diep op in gegaan. Er zit veel humor in, vooral als er in tongen gesproken wordt, is dat grappig. Je verbaast je erover dat weldenkende volwassenen echt geloven in wat ze prediken.
De bedoeling was - denk ik - een boek voor volwassenen, maar jongeren kunnen dit boek prima lezen.

Anke Kranendonk (1959) heeft ruim zeventig jeugdboeken op haar naam staan, die onder andere bij Lemniscaat en Querido zijn gepubliceerd.


ISBN 9789460682667 | Paperback | 365 pagina's | Uitgeverij Marmer | september 2015

© Marjo, 10 april 2016


Lees de reacties op het forum en/of reageer: