Oek de Jong
Het visioen aan de binnenbaai.
Oek de Jong
Oek de Jong is een van onze belangrijke schrijvers, hij schreef romans als Opwaaiende zomerjurken, Cirkel in het gras, Hokwerda’s kind en Pier en oceaan en heeft daarnaast ook meerdere essaybundels op zijn naam staan.
Het visioen aan de binnenbaai is zijn vierde essaybundel en bevat verhalen en essays die hij de afgelopen tien jaar geschreven heeft. De verhalen zijn al eerder gepubliceerd in tijdschriften en kranten, of als inleiding voor een jubileumuitgave van zijn romans, of voor boeken van of over anderen. Het is echter geen willekeurige bundeling geworden, hij werkte zeven maanden aan het uitbreiden en het ‘componeren’ van de verhalen, zodat het een mooi geheel is geworden.
Een aantal van de essays gaan over het ontstaan van zijn werk, zoals het eerste verhaal, De weg van de schrijver. Hij beschrijft ondermeer het moment waarop hij voor vijfentwintig gulden samen met zijn broer, uit een vrachtwagen een lange stalen tafel en een Gispen-bureaustoel op draaipoot met een verstelbare rugleuning koopt en besefte...
“Dit was het begin. Het begin van het jaar waarin ik van mijzelf een romanschrijver maakte”.
Het boek bevat ook essays over personages die invloed hebben gehad op zijn werk en leven, zoals Caravaggio, Rembrandt, Mozart, Flaubert, Vasalis, Reve, Meister Eckhart en Maria Dermoût. Mooi zijn ook de verhalen over zijn vriendschappen met de overleden dichter Arie Visser en de schrijver Frans Kellendonk. Met name het verhaal over Kelledonk, waar hij al twee eerdere essays over schreef, maakt indruk. Het is een kwetsbaar verhaal over vriendschap, rivaliteit en onvermogen. Het beschrijft de tijdelijke breuk in hun vriendschap door de onmacht van Kellendonk om tijdens diens ziekbed, Kellendonk overleed aan aids, zijn naderende dood bespreekbaar te maken. Kellendonk is al meer dan vijfentwintig jaar overleden maar nog steeds meent de schrijver af en toe een glimp van hen in de massa te ontdekken.
Het boek bevat veel thema’s die vaak in het werk van De Jong terug komen; de religie uit zijn jeugd die hem bleef achtervolgen, plaatsen en landschappen uit zijn verleden en zijn fascinatie voor mensen aan de onderkant van de samenleving. Al zijn personages zijn behept met een groot verlangen naar het nú. Iets wat als een rode draad door zijn werk loopt. Zijn hoofdpersonen zijn overigens vaak een alter ego van de schrijver zelf. Met plezier verwerkt hij in hen bepaalde karaktertrekjes van zichzelf, om die soms tot karikaturale proporties op te blazen. Een trekje wat hij zelf overigens wijt aan zelfhaat.
Eén van de verhalen gaat over de muzikale aspecten van zijn romans, hij componeert zijn romans als het ware en maakt daarbij veelvuldig gebruik van muzikale technieken als vertragen, versnellen, ritme, thema’s, motieven, spanningsbogen etc. Zijn werk bevat invloeden van bijvoorbeeld componisten als Mozart maar ook van de jazz muziek van Coltraine.
Ook in dit boek spat het ritme, de compositie en het vakmanschap er van af. Geen enkele zin staat er zomaar, alles past in elkaar. Zijn romans hebben stuk voor stuk een ontstaansgeschiedenis van járen en als je in dit boek leest hoe hij componeert en zijn woorden en zinnen afweegt, schrijft en herschrijft, begrijp je dat. Al lezend overviel me een enorme zin om de romans die ik nog niet van hem las te gaan lezen en het werk wat ik wel van hem las, me name het prachtige Hokwerda’s kind, te gaan herlezen. Daarnaast kreeg ik ook nog een enorme zin om werk van ánderen te lezen, wat mij persoonlijk altijd een van de kenmerken van een goed boek lijkt; dat het je honger naar literatuur, op welke manier dan ook vergroot. En ook dáár is dit boek dus in geslaagd.
Zie ook het interview met de schrijver over dit boek
ISBN 9789025449315 | Paperback | 256 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | oktober 2016
© Willeke, 24 oktober 2016
Wat alleen de roman kan zeggen
"Mijn essay is geen lof van de roman geworden, want dat perspectief vond ik te beperkt. Ik was veel meer geïnteresseerd in de positie van de roman aan het begin van een nieuwe eeuw waarin, voor degenen die de vorige nog ruimschoots hebben meegemaakt, ook de cultuur een transformatie ondergaat. In die door digitalisering en mondialisering sterk veranderde cultuur heeft de roman niet meer de plaats die hij lange tijd heeft gehad."
De Jong begint zijn essay met de geschiedenis van de roman. Hij noemt de roman een van de grootste uitvindingen van de Europese beschaving, een uitvinding die de wereld veroverd heeft. Was een roman voorheen niet meer dan vermaak, in de achttiende eeuw kreeg de roman een hoger aanzien, mede door schrijvers als Swift, Defoe, Sterling, Goethe etc. het hoorde bij een goede opvoeding om romans te lezen. Maar in de twintigste eeuw deed de film zijn intrede en huidige jongeren zijn geen kinderen van de roman meer, maar kinderen van film, televisie en internet. Wat voor bestaansrecht heeft de roman nog in deze tijd van beeldcultuur? 'Schrijvers zijn figuren in de media geworden en gehoorzamen aan de wetten van de media.'
Volgens De Jong wordt de indruk die een kunstwerk maakt dikwijls mede bepaald door de tijd die je eraan geeft. In deze snelle, jachtige tijd is het nauwelijks voorstelbaar dat iemand twee weken aandacht aan één boek besteedt. Of is dat juist het kenmerk, de kracht van de roman? vraagt de Jong zich af. Je wordt al lezend uit het vluchtige, verbrokkelde leven van alledag getrokken door de taal van de schrijver. Een romantekst kan iets losmaken, kan je doen mijmeren. Elke lezer maakt zijn eigen beelden bij een roman. Hij herkent zichzelf in wat hij leest of juist niet.
Oek de Jong vertelt wat boeken met hem gedaan hebben, hij kreeg het gevoel dat hij vrienden had gevonden.
Oek schrijft over de evolutie van de roman, de nieuwe onderwerpen die in de roman gebruikt werden en worden. De roman doorbrak taboes over (homo)seksualiteit (Couperus, Reve), over racisme (De hut van oom Tom), de waanzin van oorlog voeren. Een romanschrijver 'moet het hedendaagse zien om te toveren tot iets universeels. [...] De romanschrijver moet zeggen wat nog niet gezegd is, hij moet zien door te dringen in werkelijkheden die nog niet zijn blootgelegd.'
Oek vertelt over zijn zoektocht naar nieuwe vormen. Hij vertelt over zijn boeken, zijn schrijfproces, het verlangen naar intense expressie. Hij vertelt over de schok die Marquez boek Honder jaar eenzaamheid hem gaf, het was een roman die niet meer in scènes werd verteld.
Hij schrijft over het belangrijke werk van Milan Kundera, J.M. Coetzee, James Joyce etc. Hij schrijft dat de roman het diepe innerlijk van de mens laat zien.
Maar toch kan Oek de Jong me met dit boekje niet overtuigen.
Hij kan mij bijvoorbeeld niet het verschil tussen een goede film en de roman aantonen. Volgens Oek de Jong blijft een goede roman lang bij je, denk je er over na, is een roman universeel maar dat kan in mijn ogen ook van toepassing op een film zijn, evenals de kracht van het woord, beelden oproepen of in het hoofd duiken van iemand.
Op zich is het boeiend genoeg wat Oek de Jong schrijft, maar misschien had hij dit niet in opdracht moeten schrijven, had hij nog even moeten wachten om daarna toch zijn eigen 'lof van de roman' moeten schrijven. Ik mis een passie over de roman, het lijkt erop dat Oek de Jong erg heeft gezocht om weer te kunnen geven wat hij wilde zeggen maar er nog niet helemaal klaar voor was. Er wordt veel verteld over romans maar weinig over 'wat alleen de roman kan zeggen'.
Het lijkt er zelfs op Oek de Jong daar zelf ook aan twijfelt, hij schrijft namelijk 'Uiteindelijk gaat het niet om het overleven van de roman, maar om het voortbestaan van de literatuur. De essentie is niet de vorm waarin de schrijver zich uitdrukt, de essentie is de literatuur.'
Zie ook de uitzending van boeken 20 oktober 2013 (start 16.34)
ISBN 9789025442132 | Paperback | 95 pagina's | Uitgeverij Contact | oktober 2013
5e deeltje uit de essayserie Over de roman
© Dettie, 09 december 2013
Pier en oceaan
Je zal de naam voor altijd onthouden als je de roman van Oek de Jong eenmaal gelezen hebt. Het is zijn verhaal, van conceptie tot het moment dat je hem volwassen kunt noemen. (Onder voorbehoud, want is iemand ooit helemaal ‘uitgegroeid’, helemaal ‘klaar’?).
Het beslaat de jaren van 1952 tot 1971, speelt gedeeltelijk in het Friesland en Zeeland – waar bij allebei het platteland voorop staat. Het milieu is protestants, en daarmee is dit een soort tegenhanger van het epos van Van der Heijden ‘de tandeloze tijd’ dat speelt in het Brabantse Katholieke.
Beide schrijvers zijn autobiografische schrijvers, allebei hebben ze een vertellende stijl.
In ‘Pier en Oceaan’ (verwijzing naar Mondriaan) beschrijft Oek de Jong een leven, zijn leven, waarin heel veel gebeurt, en tegelijk eigenlijk niets. Een doorsnee leven, met zijn hoogtepunten en dieptepunten, een leven dat als vanzelf verweven is met het verleden en daardoor een beeld geeft van drie generaties Roorda.
Abel groeit op in de tijd na de oorlog, als een kind dat zelf niets ondervonden heeft, maar er door zijn ouders en grootouders wel mee te maken krijgt. Hij moet een eigen weg zoeken, in een sterk veranderende tijd, botst daarmee tegen de ouderen, tegen de normen en waarden zoals ze nog steeds gelden in de dorpen waar hij zijn leven doorbrengt, hetzij in Friesland - op vakantie - , hetzij - de rest van het jaar - in Zeeland. Een klein deel van het verhaal speelt in Amsterdam, de stad waar zijn moeder vandaan komt. Zijn moeder, Dina, viel ooit voor de stugge Fries, Lieuwe, maar de liefde houdt geen stand. Hun kinderen leren leven met de spanningen, ook Abel.
Het is het verhaal van een seksuele ontwikkeling, in een tijd dat alles openlijker werd; een verhaal over het geloof dat geen stand houdt, nu het onderwijs zoveel meer ratio kweekt.
Een verhaal over een jongen die ook door zijn karakter – hij is een buitenstaander, reageert vaak dwars en heeft er moeite mee om eerlijk te zijn – een plaats in de wereld moet zien te vinden.
Abel leeft intens, is ondanks zijn stugge aard een gevoelige jongen, die de wereld met open ogen observeert en overal vragen bij stelt.
Achthonderd pagina’s, een prachtig verhaal, met zoveel kleinere thema’s dat er geen beginnen aan is om er dieper op in te gaan, een feest van herkenning voor de middelbare en een eyeopener voor de jongere lezer. Oek de Jong oordeelt niet, hij vertelt alleen maar. En dat in een prachtige stijl, met af en toe die stekelige zinnetjes die het voorgaande op zijn plaats zetten.
Het is een psychologische coming-of-ageroman, chronologisch verteld met wisselend vertelperspectief, maar vooral vanuit het gezichtspunt van Abel. Het is een familieroman.
Het is een sfeertekening van het platteland in de naoorlogse jaren, en nog veel meer...
Het leest traag, heel traag soms, en dan is de hoeveelheid pagina’s een flinke hap! Toch: neem de tijd, het is een leeservaring die je niet mag missen, en Abel is zeker de moeite waard om te leren kennen!
ISBN 9789025440930 | Paperback | 806 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | februari 2013
© Marjo, 01 april 2013
Hokwerda's kind
Zo begint “Hokwerda’s kind” Het kind heet Lin en zij ontmoet in het begin van het verhaal Henri Kist, lasser op een boortoren, en wat ouder dan zij. Het klikt meteen en je weet eigenlijk ook al gelijk bij hun eerste afspraakje dat dit nooit goed kan gaan. De toon is gezet.
Toch zoekt ze hem een paar weken later weer op, er is iets aan hem dat haar aantrekt. Wat hij haar ook aandoet, ze komt altijd weer bij hem terug. Zelfs als hij voor een ‘klus’ naar een schip moet, haar meeneemt en achterlaat in een hut bij een Senegalees die haar verkracht. Ze beseft dan dat ze er is ingeluisd, en vraagt aan Henri hoeveel hij voor haar heeft gekregen. Hij ontkent. Maar bij hem weggaan?
Na zes maanden ontdekt ze dat Henri vreemd gaat en dan neemt ze een besluit. Ze gaat weg. Maar voor hoelang? Ze ontmoet Jelmer, een zachtaardige man, jurist, betrouwbaar en je zou willen dat ze bij hem bleef. Maar hij is te aardig, te goed voor haar. Zij heeft iets destructiefs over zich dat zich tegen hem zal keren. Zij bedriegt nu ook Jelmer en wel met Henri. Wat ze Henri verwijte, onbetrouwbaar te zijn, is ze nu zelf geworden. Op een avond bekent ze Jelmer dat ze hem heeft bedrogen. In die nacht doorzoekt hij haar tas en vindt daar foto’s van Henri. ,,Zo'n vrouw moet je niet bij je houden, kwam een fluistering. Hij wilde de foto's verscheuren, hield ze al tussen zijn vingers om ze in één ruk doormidden te scheuren, maar bedwong ten slotte toch zijn impuls en stopte ze terug in haar tas. Terwijl hij ze terugstak, leek er iets onherroepelijks te gebeuren. Omdat ik niet in staat ben domweg deze foto's te verscheuren, dacht hij, dáárom zal ik haar verliezen.'' Ze gaan ‘voorlopig’ uit elkaar.
Vier jaar na hun eerste ontmoeting is ze weer bij Henri terug. De afloop zal ik hier niet verklappen, maar het beloofd niet veel goeds.
De roman is prachtig, vanaf de allereerste zinnen werd ik meegesleept. De toon is aards. Je proeft als het ware de roman. Meestal hou ik niet van sex in boeken maar bij dit boek is het voor mij geen bezwaar. Het is een visuele roman. Als er over eten gesproken wordt kun je het voedsel ruiken, zelfs proeven. Ja, ik zou zeggen lees allemaal “Hokwerda’s kind.
ISBN 9045701219 | Paperback | 443 pagina's | Uitgeverij Augustus | oktober 2002
© Lizzy, april 2005