Diverse auteurs

 

Er zijn geen paarden in Brussel Er zijn geen paarden in Brussel


Opgetekend door Rodaan Al Galidi, Rachida Lamrabet, Bart Demyttenaere, Pat van Beirs, Do van Ranst en Michael De Cock

We zien ze dagelijks voorbijtrekken op het journaal, eindeloze stromen anonieme vluchtelingen. Maar wat is hun verhaal, wie zijn ze? Zes Belgische schrijvers ontmoette zes vluchtelingen uit verschillende landen en luisterden naar hen, soms dagen lang. Uit deze ontmoetingen ontstonden zes literaire verhalen, soms vanuit de ik-persoon geschreven, soms vanuit het perspectief van de schrijver en soms met de vluchteling als personage, maar allemaal waargebeurd.

We ontmoeten Svetlana die uit de Oekraïne vluchtte en als alleenstaande minderjarige in Brussel aankwam. Haar vader, een journalist, protesteerde tegen de beperkingen en de censuur van de Russische regering en kwam in de gevangenis terecht. Voor Svetlana en haar moeder was Rusland, vanwege sancties tegen hen, niet meer veilig. Rodaan Al Galidi ontmoet haar in een Antwerps café, waar ze hem een filmpje laat zien waarop ze in een idyllisch landschap vrolijk naar beneden skiet. Hij beseft dat ze gevlucht is uit een droom, niet uit een nachtmerrie en hoopt dat het leven hier haar haar positivisme en naïviteit niet al te hard zal ontnemen.

Rachida Lamrabet vertelt in ‘de dingen waar ik bang voor ben’ het verhaal van Teliwel, die op gruwelijke wijze besneden werd toen ze acht was en daarbij bijna het leven verloor. Als ze opgroeit, trekt ze, met gevaar voor eigen leven, ten strijde tegen vrouwenbesnijdenis en spreekt in scholen, dorpsraden en moskeeën om meisjes te waarschuwen en hen op te roepen zich te verzetten,

‘Omdat het lichaam van een vrouw geen altaar is waar iedereen zomaar zijn heilige bloederige offers op kan brengen om god te behagen.’


Uiteindelijk wordt de grond haar te warm onder de voeten en vlucht ze naar België.

Bart Demyttenaere beschrijft de geschiedenis van Nozizwe Dube in een indrukwekkende brief van haar aan haar vader in Zimbabwe, waarin ze zich afvraagt waarom haar vader nooit naar haar, een meisje, omgekeken heeft, maar ineens weer interesse voor haar toont als ze geslachtsrijp wordt en dus geld waard is voor een bruidsschat. Ze beschrijft de gruwelen die in haar land gebeurde onder Robert Mugaba, waar iedereen die tegen zijn regime in opstand kwam gemarteld en vervolgd werd. Haar moeder vlucht naar Brussel, waar Nozizwe in het kader van de gezinsvereniging zich bij haar voegt. Ze zit in het laatste jaar wiskundewetenschappen en verzucht naar haar vader dat hij er gelukkig niet in geslaagd is haar leven te verwoesten.

In het verhaal  Ruiter zonder paard beschrijft Pat Van Beirs  het leven van Zaki uit Afghanistan, die gruwelijk geweld meemaakte. De Taliban sneed de neus van zijn zus af en vermoorden zijn vader voor zijn ogen. Hij is een hartstochtelijk ruiter en ontsnapt ternauwernood op zijn paard Zafur. Hij maakt een gruwelijke ontsnappingstocht onder vrachtauto’s, wordt afgetuigd door de Griekse grenspolitie en komt via een mensensmokkelaar in België. Maar vluchten voor zijn nachtmerries kan hij niet...

“Als een ruiter zonder paard werd ik opgezogen door nachtmerries over de moord op mijn vader. Ik hoop dat hij nu begraven ligt op het kerkhof van onze blauwe moskee waar ik ben grootgebracht. Op dat kerkhof zwermde altijd een vlucht witte duiven, die luid koerden alsof ze wilden zeggen dat je de dood niet hoefde te vrezen, dat de ziel van een goed mens terugkeert in de gedaante van een duif.”


Mijn favoriete verhaal schreef Do van Ranst over Abdulkarim, die ineens midden in een Antwerps café de gerechten van zijn moeder proeft. Zijn moeder verblijft nog in Tanzania, waar ze heen vluchtte nadat zijn vader en zus in Somalië werden vermoord. Een Engels echtpaar ontfermt zich over Abdulkarim, ze willen hem meenemen naar Engeland, maar dumpen hem onderweg, waarna hij moederziel alleen in België beland. In een café ontmoet hij Abbi, die naar Tanzania gaat en die beweert dat ze zijn moeder gaat zoeken voor hem. Hij is te vaak teleurgesteld in de mensheid en luistert nauwelijks naar haar. Tot hij opeens midden in dat Antwerpse café kleine hapjes proefde van eten dat zijn moeder aan haar heeft meegegeven. Kleine hapjes van thuis.

Michael De Cock schreef het laatste verhaal over Mohamed, die door de straten van Athene zwerft op zoek naar eten, levend in ballingschap, verteerd door heimwee:

“Heimwee die nooit zal overgaan. Die je benen zwaar zal maken en je naar adem doet happen, net als nu. Niemand verlaat zijn vaderland ongestraft. Niemand. Nooit.”


Ze komen stuk voor stuk aan, deze verhalen, misschien wel juist omdat ze vaak zo onderkoeld geschreven zijn. De meest gruwelijke gebeurtenissen komen voorbij, maar worden zonder sensatiezucht geschreven. Het zijn literaire verhalen, met vakmanschap en stijl opgeschreven en uitgevoerd in een mooi verzorg boekje met prachtige illustraties van Roman Klochkov. Met regelmaat staan er de meest wonderschone rake zinnen in als:

‘De vrijheid ligt achter een hek. Dat vond je even eigenaardig.’


Ik realiseerde me al lezend ook hoe confronteren en traumatisch het vaak is voor vluchtelingen om bij aankomst alsmaar tot in details hun verhaal te moeten vertellen.

'Ik kan een tocht door de hel niet minutieus reconstrueren. Ik kan de deuren die naar dat verleden leidt, niet openen want achter die deur zijn de stenen waarmee ik mijn verhaal moet heropbouwen gloeien heet. Ik kan mijn verhaal niet vertellen zonder mijn huid te verschroeien.'


Het boek doet in dat opzicht wat het beoogt; het geeft vluchtelingen een gezicht en een geschiedenis en doet je wederom beseffen dat geen mens voor zijn plezier met gevaar voor eigen leven alles achterlaat.


ISBN 9789462670587 | Hardcover | 75 pagina's | EPO Uitgeverij | oktober 2015

© Willeke, 14 december 2015


Lees de reacties op het forum en/of reageer: