Ward Ruyslinck
Wierook en Tranen
Mei 1940. Een Antwerps gezin vlucht voor de invallende Duitsers richting kust. Onderweg komen de ouders om tijdens een bombardement, en ontmoet de zoon, Waldo, een buurmeisje, Vera. Samen trekken de kinderen verder, maar ze worden door de gebeurtenissen ingehaald. Tijdens de terugtocht naar huis ontmoeten ze enkele Duitse soldaten, die beloven, hen mee te nemen richting Antwerpen. Hun ware bedoelen worden duidelijk, wanneer ze de weg verlaten, en een bosje inrijden. Waldo wordt dronken gevoerd, en Vera brutaal verkracht. Dit einde klinkt misschien nogal onverwacht, maar toch denk ik, dat de titel daar wel naar verwijst.
Dit is slechts een kleine episode uit het drama, dat Tweede Wereldoorlog heet. Maar de lezer wordt tot in het diepste van zijn ziel geroerd. In eenvoudige bewoordingen lezen wij hier over de ontluikende gevoelens van (vooral) Waldo, die tot op het laatste moment blijft geloven, ooit eens met Vera te kunnen trouwen. Anderzijds is er zijn twijfel aan het religieuze, die tot op het einde van het verhaal blijft bestaan. Uiteindelijk is het niet het verlangen van Vera (die non wil worden, en die de jeugdige argeloosheid en onschuld personifieert) die aan deze gevoelens definitief een einde maakt, maar de brute kracht van de oorlog. Het vertelstandpunt is voornamelijk personeel (vanuit het standpunt van Waldo), en af en toe auctorieel (wanneer de verteller ons gegevens meedeelt, die Waldo niet kan weten).
Er wordt weinig aandacht besteed aan de beschrijving van de ruimte waarin het verhaal zich afspeelt. De ruimte draagt wel in grote mate bij aan de sfeer van het verhaal. Zo bijvoorbeeld wanneer Waldo in Gent op zoek is naar het Bijloke regent het, waardoor de ruimte als het ware een beeld wordt van Waldo’s gevoelens van angst.
De thema’s die in dit verhaal aan bod komen zijn angst, geloof (verlies van), vriendschap, het recht van de sterkste en wreedheid. Aan de hand hiervan wordt een beeld geschapen van tegenstellingen tussen enerzijds het ongerepte, ontwakende kinderbewustzijn en de wereld van de volwassenen anderzijds. Waldo, het hoofdpersonage van het verhaal, wordt volwassener. Zijn ouders, Vera, Evarist de soldaat, Duitse soldaten, de non in het ziekenhuis in Gent, allen dragen zij hun steentje bij tot zijn verdere ontwikkeling, die door de oorlog wordt versneld.
Zowel wierook als tranen zijn dingen, die Waldo ten deel vallen tijdens deze vijf dagen durende zwerftocht. De wierook, die al even ter sprake komt tijdens de overnachting in Poperinge, duikt voor het eerst op net na het bombardement, wanneer "De aarde dampte, er steeg een donkere zure nevel uit op, en heel even rook ik weer de wierook." (blz. 30). En de tweede keer is het in de ziekenhuiskapel, net na het overlijden van Vera "Nauwelijks zat ik daar, of de zoete dronkenmakende geur van wierook dreef naar mij toe." (blz. 153-154). Wierook hangt steeds samen met verdriet, maar kan ook als symbool voor een dromerige kinderwereld worden gezien (die hier aan diggelen wordt geslagen).
Er is een groot verschil tussen verteltijd, en vertelde tijd, die voornamelijk in de laatste hoofdstukken tot uiting komt. Terwijl aan de eerste dagen van de vlucht ongeveer de helft van het boek gewijd is (“de klos wordt afgerold”), wordt de laatste dag over de tweede helft van het boek uitgesmeerd.Het hele boek is in chronologische volgorde geschreven.
Beslist nog altijd de moeite van het lezen waard.
ISBN 9789022306116 | Paperback | 0 pagina's | Uitgeverij Prometheus | januari 2000
© Lezer100, 26 augustus 2010