Stefan Brijs
Maan en zon
De familie Tromp is zo’n gezin. Vader Roy is taxichauffeur, hij is apetrots op zijn Dodge Matador. Trots op zijn zoon Max is hij ook wel, maar toch bekommert hij zich nauwelijks om hem. Roy is een typische man van Curaçao – zegt broeder Daniel – hij is dol op vrouwen en neemt het niet zo nauw met de waarheid. Hij verzint een fantastisch leven waar je bij staat, belooft van alles en kan zich intussen maar net redden.
De moeder van Max is Myrna. Zij weet best wat voor man Roy is, maar zij probeert de uiterlijke schijn van een gelukkig gezinnetje op te houden. Maar Roy laat zich niet zo vaak zien en hij is ook niet goed van betalen. Broeder Daniel ziet het met lede ogen aan, vooral omdat Max een veelbelovende jongeman is. Het moet lukken: Max zijn droom is het om onderwijzer te worden. Waarom niet? Hij kan het! Dat ziet Roy helemaal niet zitten: Max wordt natuurlijk taxichauffeur! Dat is toch een goed beroep! En hij kan de Dodge overnemen.
De eigenlijke vertelling speelt veertig jaar eerder, in de jaren zestig. Een tijd waarin het eiland veel armoede kende, maar nog niet echt had kennis gemaakt met de drugswereld, die makkelijk geld bood. Er heerst armoede maar het is ook de cultuur die het moeilijk maakt uit te breken, iets te bereiken.Broeder Daniel vertelt het verhaal, terwijl hij wacht op bericht van Max, die zojuist op het vliegtuig is gestapt naar Nederland. Onderwijzer is hij niet geworden. Waar is het misgegaan? Waar is het überhaupt misgegaan met ‘nos bunita Kòrsou’?
Een verhaal over vaders en zonen, over tradities en invloeden van de moderne wereld.
‘De gevoelige ziel van Max. Innerlijk kan hij niet méér verschillen van zijn vader. Zijn krachtige fysieke verschijning heeft hij wel van hem geërfd. Het lichaam van Roy raakte echter al vroeg door reuma verteerd. Zijn vingers, zijn tenen, zijn handen en voeten, rug en nek, alles aan hem is mettertijd kromgetrokken, zijn staalkabels van spieren zijn vezel per vezel geknapt, de gewrichten vergroeid tot knobbels die zijn huid zo oprekken dat die er bleek van is geworden.’
Mooi verhaal, met een inkijk in het Antilliaanse leven van alledag. Het is geen vrolijk verhaal, maar maakt indruk. Zeker op de lezer die niets weet van Curaçao, van nu en in het verleden. Stefan Brijs heeft Curaçao meerdere keren bezocht. Hij heeft met de bevolking gesproken en ideeën opgedaan.
ISBN 9789025446161 | Paperback | 288 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | september 2015
© Marjo, 16 oktober 2015
Arend
Anna, de moeder van Arend, is op haar vijftiende verkracht door haar vader. Ze heeft het nooit tegen iemand verteld en leidt een teruggetrokken, eenzaam leven. Wanneer Anna dertig is, wil ze een kind. Seks met een man is uitgesloten voor Anna dus kiest ze voor een anonieme zaaddonor. De zwangerschap is loodzwaar, het kind is veel te groot en verwoest haar mooie figuur voorgoed. Arend komt ternauwernood levend ter wereld.
Anna heeft er niet bij stilgestaan dat haar kind een jongetje zou kunnen zijn. Ze is dan ook niet in staat om haar reusachtige baby lief te hebben. Arend kan uren achter elkaar huilen. Geen wonder natuurlijk want hij mist een warm, veilig nest. Hij mist liefde en omdat een voorbeeld ontbreekt, kan hij het zelf ook niet tonen. Wanneer Anna gaat werken, laat ze Arend urenlang alleen. Hij is volledig op zichzelf aangewezen. Wat verzorging betreft doet Anna alleen het hoognodige en regelmatig botviert ze haar woede en onvrede op de onschuldige baby. Arend leert zichzelf kruipen, lopen, aankleden, zelfstandig eten en meer. Toch loopt hij een flinke ontwikkelingsachterstand op, een kind kan zichzelf niet opvoeden. Tot overmaat van ramp loopt Arend na een ongeluk blijvend mank. Tel hierbij op dat Arend lomp, lelijk, veel te groot en dik is. Het zit hem beslist niet mee. Soms verwondt Arend zichzelf. De pijn brengt een gevoel van opluchting met zich mee.
Arend is het hartverscheurende verhaal van een jongetje dat nooit liefde heeft gekend. Arend heeft maar één wens: Hij wil kunnen vliegen. Hij is geobsedeerd door vogels en spaart vleugels van insecten. Misschien dat hij de vleugeltjes op een dag samen kan voegen tot grote vleugels zodat hij weg kan vliegen. Arend wil zijn vleugels uitslaan en voorgoed verdwijnen.
Arend en Anna wonen in een gehorige flat. Af en toe klagen mensen over het gehuil van Arend maar het geschreeuw en het geluid van een klappenregen die op Arend neerdaalt, wordt genegeerd. Nadat een schooljuf Arend betrapt heeft op het verwonden van zichzelf, brengt ze Anna een bezoekje. Anna wil niet dat juf zich ergens mee bemoeit en de juf legt zich hierbij neer. Anna mishandelt en verwaarloost Arend en iedereen doet alsof zijn/haar neus bloedt. Interesseert het dan niemand? Bovenbuurman Hans doet wél zijn best contact te leggen maar Anna doet er alles aan om hem af te weren.
Arend is een indrukwekkend, aangrijpend, beklemmend en prachtig geschreven verhaal. Het leven van Arend is intens verdrietig. Arend is een kind dat volledig aan zijn lot wordt overgelaten en het nooit goed kan doen in de ogen van zijn moeder. Toch is Arend op zijn manier ontzettend dapper, hij zoekt een uitweg. Het verhaal is als toneelstuk opgevoerd door Theatergroep Afslag Eindhoven.
ISBN 9789020413038 | Paperback | 272 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | september 2012
© Annemarie, 23 oktober 2012
Post voor Mevrouw Bromley
Als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt - die dan natuurlijk niet zo heet – begint het bij de jonge mannen in Engeland te kriebelen: ze willen meedoen, vechten.
'Wees een man en vecht!' wordt hen toegeroepen door posters overal in de stad. Jonge jongens melden zich en masse aan, maar John Patterson, net beginnend aan een studie Engelse Literatuur, is dat niet van plan en begrijpt ook niet goed hoe de jongens er toe komen.
’Het zijn lemmingen,’ zegt een studiegenoot van hem. ‘Ze willen meelopen in de massa. Daar wanen ze zich veilig. Ze hoeven niet na te denken. Niet te kiezen. In een blinde drift met de stroom mee, waarheen die ook leidt. Opgehitst door de adem van de anderen om hen heen. Steeds verder en verder. ‘
Later legt een officier, botanicus in het gewone leven, aan John uit dat lemmingen alleen maar willen overleven. Ze willen de overkant bereiken. Het maakt niet uit, John is dan ook beland aan het Britse front. Want natuurlijk komt het zover. Na een lange inleiding waarin het leven in Londen ten tijde van dat eerste nog optimistische jaar geschetst wordt, zal John op zijn beurt inschepen, met vooral een zoektocht in zijn hoofd.
Zijn vriend Martin Bromley had namelijk geen geduld: hij was pas zestien, veel te jong en werd afgewezen. Maar als John hoort dat zijn moeder haar zoon al enkele dagen niet meer gezien heeft, snapt hij dat het Martin gelukt is. Hoe dat hoort hij al snel. Dat vertelt hij niet tegen Mrs. Bromley, om haar te sparen. Zij, die hem gezoogd heeft na de dood van haar eigen zoon, en daarna mede opgevoed heeft omdat Johns moeder vroegtijdig stierf, heeft een man die niet van de fles af kan blijven, en kan maar amper de eindjes aan elkaar knopen.
John blijft studeren, maar wordt vooral door amoureuze perikelen en zijn vriend afgeleid: hij haalt het eerste jaar niet, maar durft het zijn vader die er zijn kostbare boeken voor moet verkopen niet te vertellen. En intussen wordt Londen gebombardeerd.
Als hij ontdekt dat zijn vader, die postbode is en aldus bezorger van al die onheilsbrieven, ook een brief heeft voor Mrs. Bromley, geeft hij die niet af, maar vertrekt naar het front. Hij zal Martin wel vinden…
Dan begint het tweede deel dat zich afspeelt in Noord-Frankrijk en West-Vlaanderen. John wordt bediende van bovengenoemde luitenant, een man die meer plichtsgetrouw is dan vechtlustig. Door hem leert John naast alle oorlogsellende ook de steeds minder wordende schoonheid om zich heen zien.
Het laatste teken van leven van Martin kwam uit Poperinge, dus als John verlof krijgt grijpt hij zijn kans. Zal hij Martin inderdaad terugvinden?
John censureert en schrijft brieven. Ook naar Mevrouw Bromley, aan wie hij vertelt dat hij iemand gesproken heeft die Martin gezien heeft. Leugens gevolgd door meer. Want als hij ontdekt wat er precies gebeurd is met Martin, weet hij dat hij haar dat nooit zal vertellen.
Trouw en verraad, vriendschap, liefde, moed en lafheid, een psychologische roman over jonge mensen die zich geen raad weten met de gebeurtenissen in de wereld.
Een mooie roman ook, maar toch mis ik iets. Na ‘De engelenmaker’ en ‘Arend’ waren de verwachtingen misschien te hoog gespannen? Bij die boeken heb ik mooie zinnen gelezen, in dit verhaal vind ik ze niet. Het verhaal is prima van opzet, en geeft een goed beeld van die tijd, maar dit is al vaker verteld. Zoals ook het thema, over het verzwijgen van de waarheid als leugentje voor bestwil, en het feit dat een soldaat niet terugkomt als degene die vertrokken is: allemaal al eerder beschreven.
Niet dat ik het vervelend vond om dit boek te lezen, integendeel, maar toch, ik had meer verwacht.
ISBN 9789045019840 | Paperback | 512 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | oktober 2011
© Marjo, 05 januari 2012
Post voor Mevrouw Bromley
John en Martin zijn samen opgegroeid. Toen Johns moeder stierf had Martins moeder net haar vier weken oude baby Matthew verloren. Ze heeft de moederloze baby John gezoogd en hij is altijd kind aan huis gebleven. Het gezin Bromley telt ook nog een aantal dochters. Ze zijn arm en vader is een woeste kerel met een nare dronk. Ondanks alles vormen ze een hecht gezin.
Terwijl Martin in de dokken werkt en droomt van een carrière in het leger begint John aan zijn studie. Het wordt hem niet makkelijk gemaakt. Veel Londenaren zijn van mening dat jonge, gezonde mannen zich aan moeten melden bij het leger en zien mensen die dit niet doen als lafaards. Op straat en ook op de universiteit wordt John vele malen per dag aangesproken en beschimpt.
Martin blijft vastbesloten om in het leger te gaan en op een dag heeft hij het voor elkaar. John komt erachter dat Martin zich, met behulp van de geboorteakte, voor zijn overleden broer Matthew heeft uitgegeven. Hij, of eigenlijk Matthew, is goedgekeurd. De Bromley’s zijn trots maar John maakt zich grote zorgen om zijn beste vriend. Hij deelt de ambitie om in het leger te gaan nog steeds niet en de berichten die van het front komen klinken steeds zorgwekkender.
De oorlog komt dichterbij. Johns vader krijgt het met de dag zwaarder. Als postbode moet hij dag in dag uit mensen slecht nieuws van het front brengen. Hij valt zienderogen af door alle stress. Dan wordt ook Londen gebombardeerd. Het bombardement blijft niet zonder gevolgen voor John en zijn vader. John stuurt zijn levenskoers drastisch bij.
Het is een dik boek maar dat is niet iets om door afgeschrikt te worden. Het is zo prettig geschreven dat menig lezer er doorheen zal vliegen. Het verhaal is prachtig en ik heb het ademloos gelezen. Een verhaal over vriendschap vooral. De vriendschap tussen John en Martin. Ook over de diepe genegenheid en toewijding die John voelt voor mevrouw Bromley en vice versa. En over hoe moeilijk het is om slecht nieuws te vertellen aan iemand die je geen verdriet wilt doen.
John is niet als held geboren. Hij wil ook geen held zijn. Maakt hem dat laf? Of juist verstandig? Na het lezen van dit boek kan ik John absoluut geen lafaard noemen. Wel een inspiratie. Want John houdt zich staande. Ook buiten zijn vertrouwde omgeving. Lees dit boek. Het is een juweeltje.
ISBN 9789045019840 | Paperback | 512 pagina's | Atlas Uitgeverij | oktober 2011
© Annemarie, 14 oktober 2011
Arend
Zo begint een aangrijpend verhaal over een jongen, die de zoon is van een alleenstaande moeder. Anna heeft een traumatisch verleden achter de rug, en woont in haar eentje in een stad. Haar vader leeft nog, haar moeder is overleden. Op de dag dat ze dertig wordt, besluit ze een kind te nemen, en ze stapt naar de gynaecoloog. Vanaf dat moment droomt ze van een dochter, zodanig dat ze zwaar teleurgesteld is als Arend tenslotte -zijns ondanks- ter wereld komt. Hij blijkt het absolute tegengestelde te zijn van wat ze gedroomd had, en die teleurstelling werkt ze op de jongen uit.
Hij is groot, zwaar en log, men ziet hem als ouder aan dan hij is. Anna verzorgt hem minimaal, werktuiglijk, zonder een greintje liefde. Ze schreeuwt tegen hem, sluit hem op, en slaat hem.
Arend moet het leven alleen zien door te komen. Al is de baarmoeder dacht hij dat hij vleugels zou krijgen, maar ook zijn droom bleek bedrog. Maar het is het enige waar zijn leven op gericht is: vliegen, de beweging en de beesten. Vogels en vlinders, die vormen zijn leven.
Niemand begrijpt hem, als hij naar school moet, is hij een buitenstaander, en hij wordt gepest. De enige die hem een beetje liefde geeft, waar Arend een schuilplaats vindt, is de bovenbuurman. Hans is een man alleen, ook een buitenbeentje, hij heeft een slechte conditie en is kreupel.
Stiekem -want Anna keurt het af- hebben de man en de jongen contact met elkaar. Hans helpt hem tegen de pestkoppen, maar binnen school kan hij niets doen. Als Arend ziet dat een jongen met een bloedende lip niet naar buiten hoeft tijdens het speelkwartier, trekt hij de enige juiste conclusie, die er zelfs toe leiden dat hij voorlopig niet meer naar school hoeft.. Anna's vader is ziek en vraagt of hij zijn kleinzoon mag zien. Het wordt een dramatisch bezoek.
Het boek kan niet anders eindigen dan het doet. De ontwikkeling van foetus naar baby naar kind wordt beschreven als maakt Arend dat bewust mee. Hij geeft er zelf betekenis aan, terwijl het toch instinctieve daden zijn. Zo kan Brijs Arend zijn eigen verhaal laten vertellen, misschien nog wel schrijnender dan wanneer het een alwetende verteller was geweest.
Ik vind dit boek mooier dan "de engelenmaker", maar dat laatste had wel meer diepte.
ISBN 9045002809 | Paperback | 272 pagina's | Uitgeverij Atlas | 2000
© Marjo, september 2006
De engelenmaker
Op 13 oktober 1984 keert na een afwezigheid van bijna twintig jaar Doktor Victor Hoppe terug naar zijn geboortedorp Wolfheim, vlak bij het drielandenpunt in de buurt van Vaals en Aken. De bekrompen dorpelingen reageren argwanend op zijn komst, zeker als blijkt dat hij drie kinderen van een paar weken oud bij zich heeft: een identieke drieling met een schrikwekkende afwijking. Na enkele bijzondere genezingen wordt de dokter toch aanvaard in het dorp en gestaag groeit zijn populariteit. Zijn kinderen zijn echter zelden te zien en dat voedt de geruchten. Langzaam groeit het besef dat ze alle drie ernstig ziek zijn. Maar er blijkt meer aan de hand, niet alleen met de kinderen, ook met de dokter zelf die, gegijzeld door zijn verleden, een beslissing neemt die hem onsterfelijkheid moet bezorgen...
Voor het eerst ben ik niet onverdeeld enthousiast over een boek van Brijs. Het boek roept zoveel vragen bij mij op.
Waarom reageerde niemand? Hoe komt het dat iemand in deze tijd (begin de jaren ’80) met zoiets zomaar wegkomt en dan bedoel ik niet enkel het klonen van mensen maar ook de “moord” op Charlotte Maenhout. Hoe komt het dat Victor nooit met manieren onderzocht geweest is? Het Asperger syndroom is bekend van in 1944. het werd pas in ’81 “erkend”. Victor werd geboren in 1945….. Hij was dus 36 toen het syndroom erkend was. Hebben geen van zijn collega’s zich dan ooit vragen gesteld bij zijn gedrag? Ik bedoel maar: Victor zat een deel van zijn leven toch in Duitsland? op school in Eupen, aan de universiteit van Aken. Hij werkte er. Wel aan de verkeerde faculteit maar toch. Op een universiteit moeten ze toch van zulke “ontdekkingen” op de hoogte zijn?
Ook in het dorp stelt niemand zich er echt vragen bij als de dokter “vreemd” deed of als de kinderen nooit buitenkwamen. Ik vond het eigenlijk al vreemd dat het zo lang duurde voordat Charlotte Maenhout door had dat er iets “verkeerd” was.
Op een bepaald moment ben ik me ook gaan afvragen of de vader van Victor ook autistisch was misschien?
Ik weet dat het een fictief verhaal is maar het ligt zo dicht bij de wetenschappelijke mogelijkheden van vandaag dat het toch veel vragen oproept.
Het onderwerp klonen op zich vond ik goed gevonden voor een boek. Het was de eerste keer dat ik een boek las waarin dit onderwerp voorkwam. Langs de ene kant roept het walging op maar anderzijds kan ik me inbeelden wat het zou kunnen betekenen voor mensen die nu met een handicap geboren worden. Door genetische manipulatie zouden erfelijke aangeborenheden kunnen vermeden worden. Ik praat dan niet over het klonen van mensen maar over het aanpassen van DNA.
De manier van vertellen, de “verrassende” wendingen in het verhaal, de opbouw,…. Vond ik allemaal goed. Het verhaal op zich is ook goed. Ik moet me gewoon steeds voorhouden dat het een fictief boek is, dat het een roman is. Zolang ik dat voor ogen hou, dan gaat het nog maar als ik dat uit het oog verlies dan irriteert de blindheid van de mensen me weer mateloos. Daardoor heb ik ook niet die WOW-reactie.
ISBN 9045013843 | Paperback | 272 pagina's | Amstel Uitgevers | 2005
© Inge, mei 2006
De verwording
Dat is het begin van een uitermate bevreemdende week, waarin de lezer net als het hoofdpersonage verstrikt raakt in een web onzichtbare draden die frustrerend blijven kleven aan een chaotische opeenvolging van gebeurtenissen. De vrouw blijkt uiteindelijk een paranormaal begaafd iemand te zijn (dat voelde je al aankomen, door de ontelbare dromen die in het verhaal voorkomen, het lijkt alsof de hoofdpersoon niets anders doet dan zijn tijd in bed doorbrengen), met de vaste overtuiging dat God slecht is en de Duivel (een vrouwelijke macht) goed. Ze ondersteunt haar visie met citaten uit de Bijbel, nadat ze de man verleid heeft om met haar naar bed te gaan, wat bij hem voor heel wat verwarring zorgt. Hij gaat meer met een beeld dat hij van haar heeft naar bed dan met de vrouw zelf en wordt al tijdens de daad verteerd door een schuldgevoel van jewelste tegenover zijn achtergebleven vrouw.
Ergens in het verhaal vermorzelt hij ook nog een kraai die zich koppig in zijn geslacht vast had gegrepen, wordt hij op een of andere manier blind na een uitgesproken dronken nacht (hij wordt wakker in zijn eigen kots) en blijft hij de vrouw volgen waar hij kan, ook al voelt hij er tegelijkertijd een zekere afkeer van.
Vreemde boel en naar mijn persoonlijke smaak te chaotisch en te vergezocht om te kunnen bekoren. De enige indruk die voor mij overblijft na het lezen van dit boek, is er een van beklemming en ook van een beetje ongeloof: ik vind het boek een absoluut rommeltje, ik mis een mooi opgebouwde verhaallijn en bovendien komt de inhoud op mij te mager over om het geheel cachet te geven.
ISBN 9025423949 | Paperback | 192 pagina's | Uitgeverij Atlas | 1997
© Elvira, mei 2006
De engelenmaker
Wat een fantastisch boek is dit! Het is een Bildungsroman, een roman over klonen en de ethiek daarvan, een roman over God en Jezus, en dat alles in een bekrompen dorps sfeertje.
Het verhaal:
Victor Hoppe is de zoon van dokter Hoppe, die zijn praktijk heeft in een dorp nabij het Drielandenpunt.
"Een imaginair punt, wist Victor, ontsproten aan de verbeelding van de mens. Imaginair, en toch was het er. Iedereen wilde het met eigen ogen zien, hoewel er eigenlijk niets te zien was. En ook al was er niets, het bood houvast. Het drielandenpunt was als God. De mens werd er door aangelokt, maar tegelijk door bedrogen."
Victor heeft een schisis, en zijn moeder ziet hem als de duivel, wil niets met het kind te maken hebben. Zo belandt hij in een nonnenklooster waar geesteszieken opgevangen worden. Hij wordt er behandeld als was hij debiel. Eén zuster is er die ziet dat hij anders is, en zij leert hem lezen. De bijbel natuurlijk. Maar Victor is autistisch, hij heeft het syndroom van Asperger. Met zijn omgeving maakt hij geen contact, hij kijkt mensen niet aan, en heeft geen verbeelding, geen inlevingsvermogen. Maar ook is hij zeer intelligent en hij neemt alles wat hij hoort en leest letterlijk. Zo heeft hij na het lezen van het Oude en het Nieuwe Testament de conclusie getrokken dat de God van de plagen en de zondvloed het Kwaad moet zijn, die niet eens zijn zoon Jezus hielp toen dat nodig was. Jezus daarentegen is de man van de wonderen, en dus het Goede.
Op een eigen onnavolgbare manier weet hij arts te worden, en als hem een positie aangeboden wordt om te promoveren.
"Als je wil promoveren, zegt de rector,...., dan heb je de keuze uit oncologie, geriatrie of embryologie, of anders gezegd, uit levens redden, levens rekken of levens maken."
De keuze ligt voor de hand, hij gaat God het nazien geven. En zo begint hij te experimenteren met een succes, dat niemand wil geloven..
"soms is wat onmogelijk lijkt, alleen maar moeilijk"
Goed gevonden vind ik ook dit stukje:
" De weeë geur kwam, maar verdween altijd. Al heel vroeg had Victor dat doorgehad. En als de geur er was, dan waren alle zusters er tegelijkertijd mee besmet. Iedere keer als een van hem zich over hem heenboog was de geur allesoverheersend aanwezig. Het kwam uit hun kleren. Uit hun handen. Uit hun adem. En het rook zoals het koude spekvet smaakte dat soms tussen zijn boterham zat. (...) Maar sinds zuster Marthe was teruggekeerd had ze niet meer zo geroken. En dat terwijl de andere zusters al twee keer door de geur besmet waren geweest."
De taal is direct, de zinnen worden niet mooier gemaakt door toevoegingen, Brijs heeft genoeg aan het vertellen. Knap is dat je sympathie voor de man gaat voelen, terwijl je zijn daden alleen maar kunt veroordelen. De opbouw van het verhaal, flashbacks naar verschillende perioden in Victor Hoppes leven, brengt er extra spanning in, het wordt bijna een thriller.
Ik kan er vrede mee hebben als Brijs de Libris wint, al is hij niet mijn uitverkorene.
ISBN 9045013843 | Paperback | 272 pagina's | Amstel Uitgevers | 2005
© Marjo, april 2006
De Verwording
Het gaat over een man (getrouwd) die na het plotseling overlijden van zijn 2 vrienden (auto-ongeval) een paar dagen erop uit trekt naar een hotelletje. Daar wordt hij op een ochtend wakker door iemand die de gordijnen opent. In het tegenlicht ziet hij alleen haar vormen. Dagenlang houdt het hem bezig. Denkt hij aan haar bij alles wat hij doet. Als hij dan op een avond stomdronken is ontmoet hij haar.
Wat er van dan af gebeurd is zo vreemd dat je de spanning gewoon voelt. Je durft zelf niet meer te ademen, je durft zelfs het boek niet te sluiten. Mijn hoofd is er behoorlijk vol van.
Ik denk al een uur aan een stuk.....
VREEMD BOEK.
Ik zal zeker zijn andere ook nog lezen.
ISBN 9025423949 | Paperback | 192 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | 1997
© Inge, februari 2004