Sarah Bakewell
De Existentialisten
Sarah Bakewell
Voor wie de boeken van existentialistische schrijvers te ingewikkeld zijn, is er nu het boek van Sarah Bakewell. Glashelder en met grote passie beschrijft zij de periode van het existentialisme (1930-1980), beginnend bij Husserl en eindigend met het overlijden van Sartre (1980) en Simone de Beauvoir (1986). Naast deze personen gaat zij in op het werk van Heidegger, Merleau-Ponty, Camus, Emmanuel Levinas, Karl Jaspers en Raymond Aron. De centrale, bindende figuur is Sartre. Zo wordt dit boek meer dan een uiteenzetting over de existentialistische filosofie. Het is tegelijk ook een biografie. De twee hoofdpersonen: Sartre en Simone de Beauvoir verdienen een schrijfster van deze allure. Het boek is mooi geschreven, bijzonder onderhoudend en getuigt van een indrukwekkende kennis van zaken.
Vrijheid is het grote thema van de existentialisten – in het bijzonder van Sartre. Hoeveel vrijheid kunnen en moeten wij elkaar toestaan? Betekent vrijheid dat de mens bestaande grenzen moet overschrijden, zodat ook het recht om te beledigen onder dit begrip valt? Hoeveel vrijheid staan wij af aan overheid en multinationals in ruil voor welvaart en gemak? Hoe verhoudt vrijheid zich tot traditie en tot moraal?
Vrijheid werd vooral vertaald naar de politiek, de samenleving en naar de seksualiteit. Dat laatste gold voor alle existentialisten, maar weer in het bijzonder voor Sartre en De Beauvoir. Geen van beiden wilden ze een burgerlijk huwelijk of kinderen. Zij wilden een open relatie waarin plaats was voor andere relaties - in het geval van De Beauvoir omvatte dat ook lesbische relaties - op één voorwaarde: ze zouden naar elkaar open zijn over al hun andere seksuele relaties.
Sarah Bakewell oordeelt mild en begripvol over deze afspraak. Evenzo aangaande het onmatige alcohol- en drugsgebruik van vooral Sartre. Annie Cohen-Solal was heel wat kritischer over beide zaken in haar biografie uit 1985. Hetzelfde geldt voor Carole Seymour-Jones die in 2008 vermeldde dat het stel maar net aan aangifte bij de politie ontkwam. Een boze Elsbeth Etty, bijzonder hoogleraar Nederlandse literatuur, noemde het boek van Seymour-Jones “een afrekening van een fatsoensrakker” (NRC-boeken, 30 mei 2008).
Wat de vrijheid in politieke zin betreft, blijft de blinde vlek voor totalitaire regimes van Stalin, Mao en Castro merkwaardig. Sartre noemde de showprocessen achter het IJzeren Gordijn gerechtvaardigd vanuit communistisch perspectief. Simone de Beauvoir meende in 1948 dat de communisten overal op de goede weg zaten. Ook Bakewell verbaast zich erover dat het stel “een aantal verfoeilijke regimes” verdedigde (blz. 370).
Existentialisten schreven niet vanachter hun bureau. Cafés speelden een hoofdrol in het leven van Sartre en De Beauvoir. Daar ontmoetten ze dichters, toneelschrijvers, journalisten en kunstenaars. Daar discussieerden zij en schreven zij aan kleine tafeltjes passages voor hun boeken. Daar dronken ze koffie en cocktails.
Regelmatig beschrijft Bakewell haar eigen ervaringen met existentialistische boeken. Boeiend om te lezen. Het inspireert mij om ook mijn bevindingen te noteren met betrekking tot Le deuxième sexe. Met dit boek vestigde De Beauvoir wereldwijd haar reputatie. Met de opbrengst van het boek kon zij een fraai appartement in een mooie wijk van Parijs bekostigen. Het is haar van harte gegund, maar het boek heeft mij nooit overtuigd. De centrale zin in dit boek luidt: Je komt niet ter wereld als vrouw, je wordt vrouw.
Deze zin omvat een aantal zaken die elk voor zich niet kloppen. In de eerste plaats kan eenieder waarnemen dat een vrouw als vrouw wordt geboren. In de tweede plaats veronderstelt de schrijfster een patriarchale samenleving waarin onvrije vrouwen leven. Dit komt echter niet overeen met de historische werkelijkheid. Het verleden moet je niet beoordelen met de bril van het heden, want dan leg je de normen van nu op aan een vroegere samenleving. Manon van der Heijden (hoogleraar in Leiden) heeft aangetoond dat vrouwen in Holland in de 17e en 18e eeuw vrij, assertief en zelfverzekerd waren. Het merendeel van de echtscheidingen werd in de 17e eeuw door vrouwen aangevraagd. In de derde plaats: als de vrouw tot vrouw wordt gemaakt wat is zij dan als ze eigenlijk geen vrouw is? Wie en wat is dan de maatstaf waar ze zich op richten moet? De man en de mannenwereld? Als het moederschap niet langer bepalend is voor de vrouw wat rest er dan anders dan het betreden van de mannenwereld en de concurrentie met de man aangaan? Als de vrouw geen vrouw is, is ook het moederschap weg (Simone de Beauvoir rept met geen woord over moederschap) en zal vergrijzing het gevolg zijn.
Bakewell stelt dit type vragen helemaal niet. Zij wijst wel terecht op de geweldige omwenteling die dit boek teweeg heeft gebracht in de sociale ordening van de samenleving.
Zo plaats het boek van Bakewell ons midden in de actualiteit, waarin de consequenties van deze denkstijl tot het uiterste zijn opgerekt. De mens is in de eerste plaats een individu, hij is vrij, kiest in vrijheid en is daarmee zelf verantwoordelijk voor zijn lot, maar die vrijheid is verbonden aan de angst van een eenzame mens in een absurd universum.
Verdraagzaamheid is uitgegroeid tot één van de sleutelbegrippen van deze tijd. De opvallende contradictie is dat we tegelijk bijna niets meer van elkaar kunnen verdragen. Hoe zou Sartre dat verklaren?
De schrijfster van dit prachtige boek was zestien jaar toen zij existentialist werd na het lezen van De Walging van Sartre. Ze studeerde filosofie aan de universiteit van Essex en geeft tegenwoordig les aan het Kellog College te Oxford.
ISBN 9789025905477 | Paperback | 464 pagina's | Uitgeverij Ten Have | november 2016
Vertaald door Karl van Klaveren
© Henk Hofman, 11 februari 2017