Robbert Welagen
Philippes Middagen
In 'Philippes middagen' is Robbert aan het woord (alterego, autobiografisch?). Als man van zevenentwintig heeft hij Rose-Anne leren kennen. Zij woont in een huis dat hem bekend voorkomt. Het is niet ingericht, Rose-Anne bivakkeert daar tijdelijk, zoals hij en zijn moeder ook altijd tijdelijk ergens woonden. Als hij vanuit dat huis uit het raam kijkt ziet hij in een appartement een schim, die hem doet denken aan iemand die hij gekend heeft, Louise. Maar het appartement is niet bewoond, wat deed ze daar? Ooit was ze de verloofde van Philippe Crozat, de man waarmee Robbert als jongen van vijftien een paar middagen doorbracht. Hij denkt terug aan die tijd, een vreemde periode in zijn leven. Met Jenny, zijn moeder, die zich Fréderique noemt bij de mannen waar ze mee om gaat, woont hij in het zoveelste tijdelijk onderkomen. Hij heeft geen vader, geen broers of zusjes, en hij heeft zich nog nooit druk gemaakt over de manier waarop ze hun leven leiden. Ze verhuizen heel vaak, vrij makkelijk als je niets hebt: ' twee koffers en een paar kartonnen dozen'. Jenny is 's avonds vrijwel altijd weg. Robbert is gewend zichzelf te vermaken. En als hij zestien wordt, laat zijn moeder hem achter in Nederland. Hij is groot genoeg, vindt ze. Hij moet zelfstandig worden. Hij ziet haar niet meer terug, weet zelfs niet zeker waar ze is.
'op een dag zal ik bericht ontvangen dat ze is overleden. Een witte envelop. Daarin een witte kaart, met in het midden haar naam, tweejaartallen en een streepje ertussen.'
Twaalf jaar later als hij onverwacht Louise terugziet, komt het verleden weer boven. En heel toevallig blijkt Rose-Anne een relatie met haar te hebben: ze is de tweede vrouw van haar vader. Het herbeleven van die paar middagen brengt hem er toe wat op onderzoek uit te gaan. Hoe zat het precies? Wie was Philippe, de man met valse visitekaartjes, die even snel uit zijn leven verdween als hij er in kwam? Hij spreekt de tuinman, die een paar antwoorden heeft op zijn vragen, maar meer door zijn kijk op het leven bepaalt hoe Robbert zijn verleden integreert in het heden.
'Weet je,' zegt hij, 'elk jaar zie ik hoe bomen hun bladeren verliezen, hoe het gras bruin wordt en de bloemen slap gaan hangen. Ik zie het gebeuren en ruim het op. Daarvoor ben ik. Maar dan bloeit alles in de lente weer op. De bomen krijgen hun bloesem, het gras krijgt kleur en het water van de vijver wordt weer fris...'
Er is veel leegte in dit verhaal: huizen zijn niet ingericht, mensen lijken eenzaam. Ze laten elkaar niet het achterste van hun tong zien, er blijft een afstand. Hun leven lijkt nietszeggend, met een laconieke houding gaan ze het leven door. In dit verhaal worden de geheimen deels onthuld, maar toch blijven er veel vragen open. De lezer moet tussen de regels door lezen. Maar als je doet, en de sfeer proeft, dan is ook dit boekje genieten.
‘Bij een kruispunt stonden we voor een rood stoplicht. Het licht sprong op groen, maar Philippe merkte dat niet. Toen hij opkeek was het alweer rood geworden. Pas toen het licht voor de tweede keer op groen sprong reed hij verder.’
'soms is het gewoon tijd om te gaan.'
'de echte baan (=tennisbaan) durfde ik niet op. Daar waren echte mensen.'
ISBN 9789038890708 | Hardcover | 127 pagina's | Nijgh & Van Ditmar | juni 2008
© Marjo, 04 juli 2010