Jan de Hartog

Toon alleen recensies op Leestafel van Jan de Hartog in de categorie:
 

Gods geuzen Gods geuzen


Gods Geuzen verscheen in 1949 en werd na verschijnen geprezen als een grandioze roman over de wildernis en het oerwoud die de vergelijking met Joseph Conrads boeken glansrijk kon doorstaan. Het boek werd ook verguisd. Sommigen beschouwden het als een geloofsgetuigenis, maar anderen vonden het een boek waarin het godsgeloof met modder werd besmeurd. Ik vond het boek bepaald geen voorbeeld van zendings- of evangelisatielectuur, integendeel. Het geloof is een belangrijk thema, maar het bijzondere is dat het voor de levensgrote problemen die De Hartog in deze roman behandelt, geen oplossingen biedt.

Het verhaal:
In de jaren dertig stond de Dienst voor Volksgezondheid in Ned. Indië bekend als een vreemdelingenlegioen voor artsen. Alle diploma's werden geaccepteerd en naar iemands verleden werd niet gevraagd. Als gevolg daarvan werkte in de oerwouden van Ned. Indië een ploeg van vrijgevochten artsen van verschillende nationaliteiten.
Een net afgestudeerd arts, Anton Zorgdrager, valt daar als groentje tussen. Hij wordt de protégé van een wereldbekend lepraspecialist, Dr. Brzezezinska-Jansen. De roman beschrijft de leertijd van de jonge dokter in de schaduw van zijn mentor, eerst in de wildernis, later in bezet Nederland. Anton Zorgdrager is streng christelijk opgevoed, maar heeft zijn geloof van zich afgeschud. Hij is naïef als hij in Indië aankomt, wordt echter stevig op de proef gesteld en leert zich noodgedwongen te handhaven. Hij ontdekt dat hij in het oerwoud als medicus veel beter functioneert dan in Nederland of in een saaie, geordende koloniale omgeving. Hij komt onder de geheimzinnige bekoring van de wildernis en voelt dat zijn zakelijke, atheïstische kijk op de wereld hem ontglipt. Toch schudt hij de spirituele beklemming die hem bevangt steeds weer van zich af.

In zijn privéleven verandert er ook veel. Hij is met de handschoen getrouwd, maar als zijn vrouw overkomt, blijkt dat hij haar door zijn ervaringen al is ontgroeid. Het lukt hem niet haar trouw te zijn, zeker niet als hij voor langere tijd weg moet. Voor zijn vrouw wordt het verblijf in Indië al snel een en al ellende.
Anton correspondeert intensief met een studievriendin in Nederland. Deze Bert (eig. Bertie), is de dochter van een boef en een hoer, die op een zeker moment zijn bekeerd en bij het Leger des Heils zijn gegaan. Als heilssoldaten hebben ze in Indië een leprakolonie gesticht, ze wijden hun verdere leven aan de verzorging van melaatsen. Bert is in Indië geboren, maar vlak na haar geboorte heeft haar moeder zelf lepra gekregen en Bert is daarom opgegroeid bij pleegouders in Nederland. De lepra-arts Brzezezinska-Jansen koestert een onuitgesproken liefde voor Berts ten dode opgeschreven moeder. Hij is een soort peetoom voor Bert, houdt contact met haar en als Berts moeder overlijdt brengt hij zijn liefde over op Bert, maar alweer zonder daar ooit over te praten. Bert zelf is communiste en uitgesproken antireligieus.

Anton wil het liefst scheiden van zijn vrouw en in de jungle blijven werken. Hij wil erachter zien te komen waar mensen zoals Berts vader de kracht vandaan halen om geduldig goed werk te blijven doen zonder er iets voor terug te verlangen. Zijn vrouw blijkt in verwachting te zijn; ze scheiden niet, maar zij gaat wel naar Nederland terug. Anton vertrekt naar Nieuw-Guinea voor nieuwe uitdagingen. Eenmaal daar wordt hij op zijn eenzame post echter overmand door ja, door wat? Papoea-magie? Goena goena? God of de duivel? Hij weet het niet, maar hij raakt langzamerhand krankzinnig. Op het nippertje wordt hij gered door Brzezezinska-Jansen. Als hij enigszins hersteld is, wordt hij op verlof naar Nederland gestuurd. Daar zal hij voor het eerst zijn zoontje zien. Maar tijdens zijn verlof breekt de oorlog uit. Hij ontmoet Bert weer, ontdekt dat zij veel meer voor hem betekent dan zijn vrouw, en ze krijgen een verhouding - maar hij heeft nog steeds vlagen van waanzin.

Ik zal het verdere verloop van het verhaal niet vertellen; er gebeurt overigens nog veel meer dan ik hier heb samengevat. Het slot is zeer pessimistisch. Ik vond het een buitengewoon boek. De Hartog schrijft prachtig, ik werd steeds weer overrompeld door zijn invallen en formuleringen, en ook door het verhaal, want dat vertelt hij zó goed. Ik had helemaal niet gedacht dat ik dit boek goed zou vinden. Ik heb me trouwens ook vaak geërgerd. Steeds weer dacht ik: nee, nu wordt het echt tè stoer / sentimenteel / godvruchtig / onuitstaanbaar macho -- maar ja, dan kwam er ineens weer een stukje waarin de schrijver alles op z'n kop zette en relativeerde wat hij eerst had geschreven. En dan las ik weer door. Want het was zo'n goed verhaal en zo'n schitterende stijl.


ISBN 9789010043146 | Paperback | 711 pagina's | Uitgeverij Elsevier | 1982
1e druk 1949

© Taowaki, juni 2006


Lees de reacties op het forum en/of reageer: