Ida Simons
Categorie: Recensies Volwassenen
In memoriam Mizzi
Samenvatting
Het leven van een moeder en haar zoon in het kamp is zwaar, maar wanneer Herr Keppler vraagt of de jongen misschien van honden houdt, veren ze beiden op. Keppler laat hen kennismaken met Mizzi: niet zomaar een hond, Mizzi glimlacht, en moeder en zoon raken beiden in haar ban. Je zou het niet verwachten, legt Keppler uit, maar er worden wel meer dieren gehouden in het kamp - tot de leiding ze in de gaten krijgt. Zolang ze kan, glimlacht Mizzi naar de gevangenen en de zieken, naar de kinderen en de ouders. Onderwijl krijgt de lezer van dit wonderlijke, haast sprookjesachtige verhaal een zeldzame blik in het dagelijkse leven van de uitzichtlozen, en in het doorzettingsvermogen van mensen die vechten voor hun bestaan.
In deze uitzonderlijke novelle, voor het eerst gepubliceerd in 1956, vond Ida Simons haar stem: een zachte, subtiele stem, die zelfs niet stokt bij het vertellen van verhalen waarbij alles op het spel staat. (Bron: achterflap).
Leeservaring
Misschien niet gebruikelijk, maar ik kan het in dit geval aanraden: ik heb eerst het nawoord van Eva Cossée gelezen. Het omvat bijna de helft van het boekje, maar het is boeiend geschreven en geeft al bij voorbaat een antwoord op de vragen die zich anders wellicht opdringen bij het lezen van de novelle. Want dat het verhaal autobiografische achtergronden heeft, is wel duidelijk. De familie Simons verbleef in de concentratiekampen Westerbork en Theresiënstadt en werd tenslotte naar Zwitserland gestuurd bij een uitruil van gevangenen tegen materieel (!). Ze hebben om verschillende redenen geluk gehad en het er daardoor als gezin levend afgebracht, maar dat wil niet zeggen, dat ze niet door de hel gegaan zijn. Maar zoals Eva Cossée haar nawoord besluit:
"In memoriam Mizzi, het verhaal van de grappige en troostende hond in het kamp, die de gevangenen en ook de kapo's laat lachen, is voor Jan geschreven. Wie het verhaal oplettend leest, zal snel vaststellen, dat Ida Simons in deze novelle het allermoeilijkste lukt: de juiste lichte toon voor haar lezers vinden zonder de poorten van de hel te laten verdwijnen."
En een mooi voorbeeld daarvan zijn de beginregels:
"De waarheid moet maar eens gezegd: de kinderen vonden het leven in het kamp heerlijk. Ze hoefden niet naar school, hun ouders konden geen toezicht houden, omdat ze de hele dag aan het werk waren; en het enkele uur dat ze samen met hen in de barak doorbrachten, waren de ouders zoet en gedwee.
Ze vonden alles prachtig wat de kinderen zeiden of deden; want altijd leefde in hun harten de bange vraag: hoe lang heb ik je nog bij me? - maar de kinderen wisten dat niet, die waren bijna altijd heel tevreden met hun vrijgevochten bestaan."
Voor in het boekje staat in de opdracht dat het verhaal geschreven is voor zoon Jan "om hem nooit te laten vergeten dat zelfs de donkerste uren verlicht kunnen worden door een warm hart". De gebezigde toon is soms bijna die van sprookjes, de hond Mizzi vormt de rode draad van het verhaal. Maar via Mizzi komt de ellende toch geregeld onnadrukkelijk in beeld en worden het verdriet en de angst voelbaar. Maar ook de troost die hij met zijn glimlach aan de kinderen schenkt. Een warm hart heeft ook de gebochelde joodse dokter die doet wat hij kan om het leed van de zieke kinderen (en hun machteloze ouders) te verzachten. Eind goed al goed? Ze leefden nog lang en gelukkig? Dat gold niet voor iedereen.
Toch: de ironie en de humor in de observaties van Ida Simons in De dwaze maagd ontbreken. Het is wel waar wat er beweerd wordt: in deze novelle (1956) vond ze de lichte toon waarmee ze De dwaze maagd (1959) kon schrijven. Volgens Eva Cossée heeft ze oorlog en de nasleep ervan van zich af proberen te schrijven in haar dichtbundel Wrange oogst 1940-1945, die in 1946 werd uitgegeven.
De nieuwsgierigheid naar haar overige werk is met dit boekje erbij alleen maar groter geworden. Er moet naast In memoriam Mizzi nog een novelle gestaan hebben in Slijk en sterren (1956). En postuum verscheen Als water in de woestijn (1961), een roman. Daar ben ik nu wel heel benieuwd naar. Ik hoop stilletjes dat Cossée ook die een nieuw leven gunt, want een antiquarisch exemplaar kost inmiddels € 125....
ISBN 9789059365773 | Gebonden | 59 pagina's | Uitgeverij Cossee | maart 2015
met een nawoord van Eva Coss
© Jannie Trouwborst, 03 april 2015
Een dwaze maagd
"Het hemelse koninkrijk lijkt op tien meisjes die hun olielampen pakten en de bruidegom tegemoet gingen. Vijf van hen waren dom. Vijf van hen waren verstandig. Toen de vijf domme meisjes hun olielampen pakten, vergaten ze extra olie mee te nemen, maar de vijf verstandige meisjes namen behalve hun lampen ook flesjes olie mee. Toen de bruidegom maar niet kwam, werden ze allemaal slaperig en ze sliepen in. Midden in de nacht werd er geroepen: Daar komt de bruidegom! Naar buiten, hem tegemoet!
Alle meisjes stonden op en maakten hun lampen in orde. De domme meisjes zeiden tegen de verstandige: Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan uit. Maar die antwoordden: Misschien is er niet genoeg voor ons allemaal. Ga maar naar de kooplui om olie te kopen. Toen zij weg waren om olie te kopen, kwam de bruidegom. De meisjes die klaarstonden, gingen met hem mee naar binnen om de bruiloft te vieren, en de deur werd gesloten. Later kwamen de andere meisjes terug. Heer, heer, laat ons binnen, riepen ze. Maar hij zei: ik ken jullie niet."
De hoofdpersoon van onderhavige boek, de twaalfjarige Gittel, vindt de wijze maagden maar rotmeiden. ’Waarom konden ze die stakkers niet wat olie lenen? Rotmeiden waren het. Laat mij maar een dwaze maagd zijn.’
Het leven van Gittel speelt zich af in de jaren twintig. In Den Haag waar haar ouders eigenlijk wonen, gevlucht vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. In Antwerpen waar de familie van haar moeder woont en waar ze vaak vertoeven omdat het huwelijk tussen haar ouders niet zo best is, en in Berlijn, waar haar vader een nieuwe toekomst denkt te kunnen opbouwen. De familie is joods, hetgeen terloops een rol speelt in het verhaal.
Het zijn de belevenissen van een jong meisje dat het beste probeert te maken van een situatie waar zij geen enkele invloed op heeft. In Den Haag heeft ze Mili, haar vriendin. In Antwerpen leert ze Lucie en haar vader kennen. Vooral de vader (verteller van bovenstaande parabel) zal een grote invloed op haar hebben. En mede door Lucie kan ze zich toeleggen op pianospelen, haar grote passie. Lucie is evenwel ook haar concurrente, wat betreft hun vriendschap met Gabriel. Ze bloost iedere keer als zijn naam valt, maar wat verliefdheid is weet ze niet. Ze is ‘een dwaze maagd’.
Het verhaal geeft een sfeerbeeld van het leven in een joodse familie, in een maatschappij waarin het grote verschil tussen rangen en standen tanende is.
Het is een coming of ageverhaal, in de ogen van de hedendaagse lezer bijzonder, maar in die tijd was het dat niet. Dat is waarschijnlijk de kracht van het boek: het geeft een inkijkje in het leven van zowat een eeuw geleden, het leven dat Ida Simons zelf gekend heeft. Een tijd waarin een kind een kind hoorde te zijn, onwetend en gehoorzaam.
Het zal zeker autobiografische elementen bevatten. En humor. Gittels moeder keurt de vriendschap tussen Lucie en haar dochter af.
‘Hoe oud is ze wel niet? Ze kon je moeder zijn.’ Ja ze was inderdaad zeer bejaard, negenentwintig, en dat maakte haar vriendschap voor mij nog kostbaarder, maar dit hoefde niemand te weten.’
De overdreven interpunctie, en soms een vreemde formulering van zinnen, doen wat ouderwets aan, maar het boek, geschreven in de jaren vijftig, heeft de tand des tijds prima doorstaan.
Ida Simons (1911-1960) is van Joodse afkomst. Zij werd in Antwerpen geboren en vluchtte met haar ouders na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog naar Nederland. Zij werd concertpianiste maar moest haar carrière na twee jaar concentratiekamp opgeven. In 1960 debuteerde zij als romanschrijfster.
ISBN 9789059365049 | Hardcover | 208 pagina's | Uitgeverij Cossee | mei 2014
© Marjo, 07 juli 2014