Hugo Hamilton
Sproetenkoppen
"Wij zijn het Duits-Ierse verhaal. En we zijn het Engels-Ierse verhaal. Mijn vader heeft een zachte voet en een harde voet, een goed oor en een slecht oor, en wij hebben een Ierse voet en een Duitse voet en een rechterarm in het Engels. Wij zijn de 'brack'-kinderen. 'Brack' is zelfgemaakt Iers brood met Duitse rozijnen erin. Wij zijn de 'brack'-mensen en we hebben meer dan één taal en we hebben meer dan één geschiedenis. We slapen in het Duits en dromen in het Iers. We lachen in het Iers en praten in het Engels. Wij zijn de sproetenkoppen." (rozijnen = sproeten)
Dit is het verhaal. Het verhaal van Johannes en zijn niet alledaagse jeugd. Ogenschijnlijk vormen ze een normaal gezin: vader, moeder en drie kinderen. Maar de moeder is een Duitse die na traumatische ervaringen rondom de Tweede Wereldoorlog naar Ierland uitgeweken is. Daar heeft ze haar man leren kennen, een Ier die nationalistisch is op het radicale af. Alleen: zonder geweld: hij is een woordmens, een idealist. Hij wil dat zijn kinderen Iers spreken, in het Iers denken, in het Iers spelen, in het Iers leven. Als zij dat doen, hun vrienden dat doen, de bakker dat doet, dat zal Noord-Ierland ooit zelfstandig worden. Dat hij af en toe ook klappen uitdeelt om zijn kinderen de juistheid van zijn woorden bij te brengen, ach, dat hoort bij de opvoeding.
Maar vader is vaak niet thuis, en met moeder spreken de kinderen Duits. Ze krijgen een Duitse lederhozen en een Ierse trui, en worden zo naar buiten gestuurd. Het is niet vreemd dat ze door andere kinderen gepest worden! Ze worden uitgemaakt voor nazi's, Johannes wordt Eichman genoemd en ze zullen hem wel eens executeren!
Hulp van de ouders, daar hoeven ze niet op te rekenen, voor zover ze thuis al vertellen wat hen overkomt. Moeder vertelt dan akelige verhalen over Duitsers, de vuistmensen, en vader vertelt over de Ierse paasopstand, maar zelf willen ze graag Engels spreken en zijn, net als de andere kinderen. Verscheurd zijn ze.."ons huis ruikt naar gelukkig zijn en naar bang zijn". Tussen de regels door wordt het oer-Ierse verhaal verteld: het gezin is arm, katholiek, en ieder jaar komt er weer een broertje of zusje bij. Maar vooral gaat het over de verscheurdheid, waar met name de kinderen last van hebben.
"mijn vader en moeder zijn niet bang om anders te zijn. Andere gezinnen krijgen een kat en een tv en wij willen die dingen ook, maar we zijn Duits en Iers en we hebben bijen als vrienden (opm. vader is op het laatst bijenhouder). Ze zeggen dat we maar boffen dat we zo anders zijn want bijen zijn beter voor de wereld en beter voor ons."
"Ik weet dat we rare mensen zijn omdat we geen Engels spreken, als we zitten te eten en op de granieten trappen voor het huis met autootjes spelen. We zijn raar omdat mijn vader een ijzerwinkel ingaat om in het Iers hout te kopen van de man die die taal ook spreekt. We zijn raar omdat we Duits zijn en mijn moeder gewoon de deuren dichtdoet en steeds weer hetzelfde zegt en iedereen vertelt dat het niet goed is om te winnen en dat het beter is om net te doen alsof pijn niet bestaat en niemand ja kan dwingen om te glimlachen en dat je de zwijgende ontkenning moet blijven zeggen."
"maar je kunt niet denken dat dingen niet gebeuren. Je kunt oppassen om te maken dat het nooit meer gebeurt, maar je kunt dingen niet proberen tegen te houden als ze al gebeurd zijn."
ISBN 9029077808 | Ingenaaid | 304 pagina's | Uitgeverij Meulenhoff | mei 2003
Vertaald door Miebeth van Horn
© Marjo, maart 2007