Erik Vlaminck

Toon alleen recensies op Leestafel van Erik Vlaminck in de categorie:
Erik Vlaminck op internet:
 

Suikerspin Suikerspin


Een kroniek over vier generaties kermisexploitanten -forain in het Vlaams.
Eind negentiende eeuw werd Jean-Baptist Van Hooylandt op twaalfjarige leeftijd door zijn ouders voor drie frankstukken verkocht aan een kermisreiziger, waarbij gezegd werd dat ze hem niet terug hoefden te brengen. De jongen leert al snel hoe het kermisleven in elkaar steekt, en liegen en bedriegen onder het mom van vermaak voor de dommen, kan hij zelf ook snel. Hij misbruikt er later zelfs zijn eigen gehandicapte broer voor. En dan loopt hij tegen een Siamese tweeling aan. De twee zusjes, Josephine en Anastasie, geboren in 1893, in Noord-Frankrijk, vormen de kern van het verhaal. Hun moeder is in het kraambed gestorven, en ze zijn ondergebracht in een verzorgingshuis. Er wordt nogal met hen heen en weer gesleept tot ze in handen van Jean-Baptist komen, die hen als rariteit ten toon gaat stellen.
Dit heeft een dramatische afloop, maar hoe dat allemaal precies zit, wordt bewaard tot het einde van het boek. De zoon van Jean-Baptist is Albert van Hooylandt. Hij zal de kermissen afgaan met een carrousel, grotendeels zelfgemaakt. Diens zoon is Arthur, ook nog rondreizend forain, in slechtere tijden.
Hier is hij aan het woord:

"Vroeger kroop een kleine achter het stuur van de autobus en dan werd hij voor vijf minuten buschauffeur. Hij maakte met dikke lippen bromgeluiden gelijk een motor en hij rommelde en schakelde met een vitessepook en hij manoeuvreerde gelijk een echte. Nu zit zo'n kleine gelijk een kanarievogel te koekeloeren en ongeduldig te wachten op het einde van de rit.
De kleine mannen van tegenwoordig zijn zelfs niet eens meer content als ze de floche kunnen trekken en dus een gratis rit krijgen. Ze laten het ding zwieren boven hun kop en ze kijken er eens naar als naar een vuile dweil. Hun fantasie is finaal naar de kloten. En alle geluk erbij."


De vierde generatie is Tony Van Hooylandt, die de kermis laat liggen voor wat het is, en leraar is geworden. Hij maakt zich zorgen om zijn vader, die vreemd doet sinds zijn carrouselfiguren gestolen zijn.
Er zijn nog veel meer verwikkelingen, veelal draaiend om vrouwen. Maar de enige vrouw die aan het woord komt is Josephine, de geletterde helft van de tweeling. Haar zus kan niet spreken, en nauwelijks begrijpen.
Vlaminck laat het verhaal steeds verspringen, van persoon tot persoon, van tijd naar tijd. Ook haalt hij er soms achtergrondinformatie bij, uit archieven, als zouden de feiten verifieerbaar zijn. Zelf speelt hij een rol in het verhaal als schrijver die het verhaal van de Van Hooylandts wil opschrijven. Het brengt er een extra spanning in, terwijl het lijkt op een geschiedschrijving.
Het geheel, alhoewel misschien opgeroepen door bepaalde feiten, blijft fictie. Leuke, sappige fictie, maar ook een hoop ellende die allemaal nog best waar had kunnen zijn. De humor, de ironie is prachtig:

"Op ijs van één dag begint ge niet te lopen, daar zou zelfs Jezus Christus niet aan begonnen zijn en die wist nochtans de paaltjes staan die niet boven water uitkwamen."
"Ze staan zonder ophouden te kwebbelen in hun gsm.
Het is met een normaal verstand niet te bevatten wat en waarover er zo veel gezegd kan worden. En als ze dan al eens stilvallen met giechelend en gesticulerend staan kwebbelen in die gsm, dan gapen ze versteend naar het venstertje op dat apparaat alsof daar grootgeschapen negers of andere wereldwonderen te zien zijn."


Ik kende Vlaminck niet, maar daar zou wel eens verandering in kunnen komen.


ISBN 9789028422629 | Paperback | 286 pagina's | Wereldbibliotheek | augustus 2008

© Marjo, 05 februari 2009


Lees de reacties op het forum en/of reageer: