Boris Vian

Toon alleen recensies op Leestafel van Boris Vian in de categorie:
 

De hartevreter De hartevreter


Boris Vian is in Nederland meer bekend van zijn (verfilmd) boek ‘Ik zal spuwen op je graf’ uit 1973. Hij stierf op 39-jarige leeftijd, net na het uitkomen van de film, waar hij zich overigens fel van distantieerde.

Dit verhaal gaat over Jacodood (Jacquemort), de psychiater die, als het verhaal begint, zich langzaam rept naar een vrouw die op het punt staat te bevallen van drie kinderen.  We vallen midden in een verhaal, dat zonder uitleg en zonder flashbacks de ondergang van onze hoofdpersoon volgt. Hij is psychiater, en weet niet veel van bevallingen.  Gelukkig voor hem zijn de kinderen gezond en maakt de moeder het weldra prima. De vader voelt zich buitengesteld en zal niet lang daarna zijn eigen plan trekken.
Dat zal onze psychiater ook doen, als hij geen tegenstand blijkt te kunnen bieden aan de wel zeer vreemde normen en waarden van de dorpelingen. Het is nog tot daar aan toe om onschuldige baby’s viespeuken te noemen, het wordt al vreemder als leerjongens verwachten dat je hen een klap geeft bij wijze van fooi, maar wat te denken van een bejaardenmarkt, waar oude mensen bij opbod worden verkocht, om hun toekomstige eigenaars te dienen tot vermaak?  Of hoe vreemd is de terechtstelling, de kruisiging van een paard?

Het geheel is geschreven in een lichte humoristische stijl,  met mooie naturalistische beschrijvingen. Een wreed verhaal, toenemend bizar,  verteld op een manier die veel weg heeft van hedendaags cabaret, en daarom eigenlijk heel modern. Ik begrijp uit de achterflap  dat de lezer de gebeurtenissen moet zien ‘als realiseringen van angst, slavernij, geestelijke luiheid, en sociale en godsdienstige misdadigheid, die Vian tot zijn persoonlijke vijanden rekende.’  Een satire, die nog steeds de moeite waard is om te lezen, en dat komt door de prachtige stijl. En de goede vertaling.

‘Het dienstmeisje van de hoefsmid die Roodneus heette sliep altijd in haar zolderkamertje boven de smidse, met de leerjongen van het moment. De leerjongen crepeerde dikwijls maar het dienstmeisje dat goed tegen werken kon, hield ’t uit, vooral sinds de hoefsmid zich niet meer als een weer opduikende ondergrondse rivier in haar bedding stortte. Met de leerjongen was daar geen sprake van. Bekaf als hij was, viel er niets met hem te beginnen.’


‘de wind sleepte strootjes over de weg, strootjes die door de smalle openingen in de deuren uit het strooisel in de stallen waren losgerukt, los stro uit de omgeving van de schuren, oud stro van de hooibergen die vergeten waren in de zon. De wind was vroeg opgestaan. Hij had de oppervlakte van de zee afgeschraapt om de witte suiker van het stuifwater eraf te halen, hij was op de rots geklommen, had de hei scherp laten klingelen, draaide om het huis, sneed een fluitje uit het kleinste hoekje, lichtte hier en daar en dakpan op die wat leniger was, rolde bladeren voort van de vorige herfst, bruin filigraan dat ontsnapt was aan de zuigkracht van de compost, trok draperieën van grijs stof uit karresporen, krabde met zijn vijl de droge korst van verdampte plassen weg.’


ISBN 9789460015038 | Hardcover | 206 pagina's | De Arbeiderspers | 1966
Vertaling van L’arrache-coeur’uit 1953 vertaald door Sonja Pos

© Marjo, 28 december 2010