Rebecca Stead

Toon alleen recensies op Leestafel van Rebecca Stead in de categorie:
 

De spionnenclub De spionnenclub


De biologieles op school is een les die de leerlingen vol belangstelling volgen. Meneer Landau legt uit dat de smaakpapillen op onze tong helemaal niet, zoals we altijd dachten, verdeeld zijn in zones, zodat we zoet aan de zijkant, zoet vooraan en achterin bitter proeven. De menselijke tong is een warboel.

De elfjarige Georges bedenkt dat hij liever de warboel zou hebben: dan is alles tenminste duidelijk.
Landau laat zijn leerlingen proefondervindelijk vaststellen wat er precies aan de hand is, en een van de dingen die er eerdere jaren ontdekt is, is dat er altijd een paar leerlingen zijn die niet proeven wat de doorsnee mens proeft. Een uitzondering zijn, anders dan de anderen, dat vindt Georges maar niets. Hij is al te veel het pispaaltje van de anderen, en hij zou niet raar staan te kijken als hij ook wat de tong betreft weer anders is dan de anderen.

Het leven van de jonge Georges loopt niet op rolletjes. Hij is met zijn ouders verhuisd naar een flatgebouw. Omdat vader werkeloos is geworden, moest hun huis verkocht worden en is mam veel meer gaan werken. Dubbele diensten draait ze nu in het ziekenhuis, en Georges ziet haar nauwelijks. Zo weinig zelfs dat de lezer zich begint af te vragen of er niet iets aan de hand is daar.
Als pap zijn zoon laat zien waar hij het vuilnis moet laten - want dat is zijn taak – zien ze een briefje hangen op de deur:  ‘Vandaag: bijeenkomst spionnenclub’ Meer staat er niet. Raar vindt pap, en hij schrijft er bij: ‘hoe laat?’

Laat er nu een reactie op komen... en zo leert Georges de twaalfjarige Kitser en zijn jongere zusje Snoepie kennen, die zeer vrijgevochten ouders hebben. Hun namen zijn niet zomaar namen, en ze gaan niet naar school. Ze mogen wel, maar er blijken redenen te zijn waarom ze niet gaan.
De spionnenclub is een idee van Kitser, die nu Georges gaat opleiden. In een flat boven die van Georges woont een geheimzinnige man, die ze meneer X noemen. Hij is altijd in het zwart gekleed, en gedraagt zich verdacht. Vindt Kitser. Hij wil dat Georges hem helpt de man in de gaten te houden. Het is wel spannend, en hij heeft een vriend die hem niet plaagt, maar na een tijdje begint Georges het toch wel raar te vinden: wat is er precies gaande?
Intussen gaat het pesten op school door, en wordt de afwezigheid van de moeder steeds vreemder.

Het verhaal van de tong speelt als een rode draad door het verhaal, en is duidelijk een analogie.
Zo speelt er nog een voorwerp een rol als bron van vergelijking voor het leven. De Seurat die aan de muur hangt.  Sir Ott, noemt Georges hem. Het is een kopie, en het lijkt alsof het een geheel vormt, maar Georges weet dat het alleen maar stippen zijn. Mam zei: ‘als het pijn doet om aan de verkoop van ons huis te denken, dan denkt ze er aan dat dat akelige gevoel maar één stipje is in het reusachtige Seuratschilderij van haar leven.’

Het is een prachtig verhaal, dat zeker herkenning zal bieden voor de jonge lezer, maar er had misschien iets meer uitgelegd mogen worden. Maar ook zonder dat je de achterliggende structuren herkent, is het een verhaal over vriendschap, over het leven op school, dat met veel vaart en humor verteld wordt en toewerkt naar een verrassend einde.


ISBN 9789045115443 | Hardcover | 208 pagina's | Querido | september 2013
Vertaald uit het Engels door Jenny de Jonge Leeftijd vanaf 11 jaar

© Marjo, 20 april 2015


Lees de reacties op het forum en/of reageer: