Paul Claes
De sleutel
Paul Claes
Het duiden en interpreteren van poëzie is de laatste tijd weer in opmars. In het weekend katern van dagblad Trouw wordt iedere week een gedicht besproken door Jannita Monna, de bladen Schrijven en Inkt hadden een poëzierubriek en Ilja Leonard Pfeijffer schreef zelfs een poëtica getiteld: Het geheim van het vermoorde geneuzel. Harry Kuitert kwam een tijdje geleden met De dood de baas, waarin bekende verzen werden belicht rond het thema: De dood. Het is maar een greep uit de stapel boeken over poëzie.
Paul Claes, de Vlaamse classicus, vertaler en romancier komt nu met De sleutel, waarin hij zegt 25 gedichten uit Noord en Zuid voor ons te zullen gaan ontsluiten. In zijn inleiding vertelt Claes onomwonden hoe hij te werk gaat. Allereerst gaat hij uit van intertekstualiteit. Het begrip intertekstualiteit werd gelanceerd door Julia Kristeva in 1969. Zij stelde dat iedere tekst intertekstueel is, dat iedere tekst opgebouwd is uit een mozaïek van bestaande teksten. Een tekst is dus geen opzichzelfstaand fenomeen of gesloten systeem, maar staat altijd in verbinding – gaat altijd een dialoog aan – met andere teksten en, in bredere zin, met de gehele culturele context.
De tweede sleutel, die Claes wil gebruiken is de poëtica. En Claes verstaat hieronder het hanteren van de poëtische regels. Stijlmiddelen, metrum, prosodie en beeldspraak o.a. Zij vormen de middelen waar een dichter zijn eigen taal mee kan larderen. Ja zelfs geheimzinnige taal mee kan creëren. Of waarmee hij betekenis kan uitsparen, zonder die nadrukkelijk te benoemen.
Vervolgens duikt Claes- stoutmoedig- in een aantal gedichten waarvan er zeker een paar uitgekauwd lijken te zijn. Men neme bijvoorbeeld : 'De Moeder de Vrouw,' van Nijhoff. Hoe vaak is dat gedicht al niet besproken? Maar Claes licht ons verrassend bij. En dat doet hij meerdere malen ook bij andere gedichten. Van Hendrik van de Veldeke (ca.1140-1190) tot Dirck van Bastelaere (1960- ) weet hij opnieuw interpretaties en notities te voorschijn te toveren, die de gedichten weer meer tot leven laten komen.
Of hij dè sleutel in handen heeft gekregen om het toverkistje van de betekenis te openen weet ik niet zo zeker, maar zijn bespiegelingen zijn zuiver en trefzeker. Een hermetisch gedicht zoals 'De zefier waait, eens liefste,' van Hans Faverey gaat Claes niet uit de weg. Geen wonder, want hij schreef al eerder Zwarte Zon, een werk over hermetisme. En Claes vult ook veel aan. Zoals bij het vers 'De weg,' van Christine D'haen. Hij laat ons eerst achteloos zien dat er een verband met W.B.Yeats bestaat via de titel van de bundel Innisfree van D'haen (Yeats maakte het wereldberoemde gedicht: 'The Lake Isle of Innisfree.') om vervolgens bij Boeddha te belanden.
Het klinkt zwaar, maar doet nergens geforceerd aan. En dat is de grote verdienste van Claes. Bovendien maken we als Hollander kennis met bekende en onbekende Vlaamse dichters als Jan Moritoen, Bernard ter Haar, Wilfred Smit en Paul Snoek. En grote Hollanders ontbreken niet: Gorter, Slauerhoff, Achterberg en Lucebert.
Een bundel om stukje bij beetje te consumeren en van te genieten.
ISBN 9789460041679 | Paperback | 168 pagina's | Uitgeverij VanTilt | juni 2014
© Karel Wasch, 15 juli 2014