Robin van der Kloor
Categorie: Sport
Laurens ten Dam
Precies daarover gaat dit boek. Kun je renners nog vertrouwen, is het wielrennen nu echt schoner en hoe gaan renners zelf om met alle commotie en het wantrouwen rondsom hun sport. De journalist Robin van der Kloor volgde het afgelopen jaar één van de smaakmakers van deze zomer, Laurens ten Dam, die als renner zelf ook worstelt met het imago van zijn sport. Met dit boek wil hij volledige openheid van zaken geven. Van de Kloor mocht iedereen uit zijn omgeving spreken en overal bij zijn. Zelfs de codes van zijn bloedpaspoort gaf ten Dam uit handen. Alles om aan te tonen dat hij schoon rijdt. Ten Dam schaamde zich de afgelopen jaren vaak de ogen uit zijn hoofd voor zijn sport, met name na de onthullingen van Lance Armstrong. Tegelijkertijd baalt hij enorm van het imago van het huidige wielrennen. Vroeger was hij er trots op wielrenner te zijn, maar tegenwoordig is dat anders. Hij is nog nooit verdacht geweest, maar wordt toch door de buitenwereld als een halve crimineel gezien:
“Het gaat om het heden. Wordt er nú nog vals gespeeld, dat wil ik weten. Maar iedere keer wordt er in het verleden gegraven en krijgen wij, de renners van nu, de klappen. Het lijkt wel of we de giftbeker helemaal moeten leegdrinken. Iedere week komt er een nieuwe onthulling, maar het zijn allemaal oude zaken.”
Het wantrouwen is, zoals blijkt in dit boek, niet alleen bij het publiek aanwezig, maar ook in het peloton zelf. Jonge renners, die met een schone lei willen beginnen, wantrouwen hun oudere collega’s en zelfs hun ploegleiders, die nog uit de oude tijd stammen. Ploegleiders op hun beurt wantrouwen andere trainers van buiten de ploeg en uiteindelijk ook hun eigen renners. Tenslotte is er dan nog de sponsor en die wantrouwt iedereen. Eén sponsor schakelde zelfs een oud-commando in om de renners te ondervragen naar hun dopingverleden. Het wantrouwen heeft de sport doortrokken.
Het bleek overigens geen slecht jaar om ten Dam te volgen. Van der Kloor viel met zijn neus in de boter. Het jaar begon meteen al met het opheffen van de Rabobankploeg. Wat ook al met doping te maken had. De bank financierde de ploeg nog wel zonder hun naam; team Blanco, maar dat was een tijdelijke constructie. Een spannende tijd voor ten Dam, want een nieuwe sponsor was niet direct voor handen. In de loop van het seizoen meldt zich uiteindelijk Belkin als nieuwe sponsor en komt er een eind aan de onzekere periode. Ten Dam rijdt een behoorlijk voorseizoen, in de Dauphiné wordt hij voor het eerst in zijn carrière kopman en in de zomer rijdt hij dus die fantastische Tour de France, die zijn naam voorgoed op de kaart zet. Ten Dam rijdt met de beste klimmers ter wereld mee bergop en dat maakt indruk. De inmiddels beroemde waaieretappe van deze Tour en het feit dat twee Nederlanders in de top vijf van bergetappes eindigen en zelf een tijd gebroederlijk in de top vijf van het algemeen klassement staan, zetten het thuisland op zijn kop. Als Ten Dam na een iets mindere laatste Tourweek net buiten de top tien eindigt, baalt hij in eerste instantie behoorlijk, tot hij bij thuiskomst in Nederland merkt wat de Tour hier heeft los gemaakt. Hij voelt zich eindelijk weer een trots op zijn vak. Het hernieuwde vertrouwen van de wielerfans doet hem goed.
Ten Dam leent zich goed voor een biografie, zijn stoere kop, zijn aanvallende manier van rijden, het zichtbare intense lijden en zijn inmiddels legendarische slijmbaard bij inspanning, maken hem tot een geliefd en karakteristiek renner. Bovendien heeft hij het hart op de tong en schuwt controversiële uitspraken niet. Het maakt dat dit boek leest als een trein, je gaat moeiteloos mee het jaar door en waant je af en toe bijna op de bagagedrager van de renner. Het beeld wat naar voren komt is dat van een gedreven renner die van de sport houd tot in het diepst van zijn vezels. Geen veelwinnaar, zijn diepste drive ligt meer nog dan in het winnen, in het plezier en de liefde voor de sport. Tegelijkertijd is Ten Dam een atypische
wielrenner, een vrijbuiter die er met zijn caravan op uit trekt en die dingen graag op zijn eigen manier doet. Hij rijdt met passie maar maakt de dingen tegelijkertijd niet groter dan ze zijn. Het thuisfront is ook belangrijk.
De vraag die boven dit boek blijft hangen is natuurlijk; kunnen we ten Dam op zijn mooie ogen geloven? Ook de schrijver worstelt met deze vraag. Ten Dam heeft tenslotte gekoerst in de donkere periode waarin iedereen Epo gebruikte. En als hij al niet gebruikte, dan heeft hij er in ieder geval zijn mond over gehouden. Toch besluit hij Ten Dam te geloven. De vorderingen die ten Dam maakt gaan geleidelijk, zijn huidige status is langzaamaan gegroeid en is niet, zoals bij veel dopingzondaars, uit het niets komen opzetten. Dat van der Kloor als journalist inzicht krijgt in het bloedpaspoort van ten Dam sterkt zijn vertrouwen ook. Ten Dam betoogt herhaaldelijk dat de pot met goud voor hem niet verleidelijk is omdat hij voor zijn gevoel de pot met goud al bezit. Hij houdt van de sport en is tevreden.
Ook eerste tekenen in het peloton lijken volgens van der Kloor voorzichtig positief. De vermogens waarmee bergop wordt gereden liggen aanzienlijk lager dan in de Epo jaren, de favorieten hebben aantoonbaar meer inzinkingen en slechte dagen dan toen en het huidige antidopingsysteem is door het bloedpaspoort en urinecontroles aanzienlijk beter dan een aantal jaren terug. Het zou naïef zijn te geloven dat iedereen dopingvrij rijdt, daarvoor is er de afgelopen jaren teveel gebeurd en zit het wantrouwen te diep. Maar de hoop dat het wat minder collectief en structureel gebeurt dan een aantal jaren terug, lijkt aldus van der Kloor, voorzichtig gerechtvaardigd.
Ik hoop dat hij gelijk heeft!
ISBN 9789046815892 | Paperback | 207 pagina's | Nieuw Amsterdam | november 2013
© Willeke, 18 november 2013