Leslie T. Chang
Categorie: Mens en Maatschappij
Fabrieksmeisjes
Iedere Nederlander bezit wel een of meer kledingstukken waar een etiket ‘made in China’ in zit; bijvoorbeeld in je sportschoenen of in je spijkerbroek. Maar ook mobieltjes, computers of dvd recorders worden vaak in China geproduceerd. China is immers een van de lage lonen landen.
Leslie Chang, een Chinees – Amerikaanse, werkte in Beijing 10 jaar als correspondente voor de Wall Street Journal. In die tijd reisde zij naar China’s grootste industriegebied: Dongguang, gelegen in het zuidoosten van China. Deze industriestad telt 10 miljoen mensen. 70% van de inwoners van Dongguang komt van het platteland en is jong. Bijna iedere plattelandsjongere gaat een tijdje in de stad werken en wonen. Soms met toestemming van de ouders, maar soms lopen zij al op jongere leeftijd van huis weg om in de stad te gaan werken. Om aan een baan te komen liegen de jongeren vaak over hun leeftijd, hun opleiding en hun ervaring. Identiteitspapieren en diploma’s worden immers niet gecontroleerd… Over de miljoenen fabrieksmeisjes schreef Leslie Chang een boek: Fabrieksmeisjes. Met als ondertitel: Indringend portret van twee jonge vrouwen in het moderne China.
Door de economische groei van China in de afgelopen twintig jaar is er een enorme migratie op gang gebracht. Tegenwoordig kent China honderd dertig miljoen arbeidersmigranten. Bij de fabrieken, restaurants, bouwplaatsen, liften, bezorgdiensten, schoonmaakdiensten, kinderopvang, vuilnisophaaldiensten, kapsalons en bordelen is vrijwel iedere werknemer een migrant van het platteland. Zij vertegenwoordigen de grootste migratie in de menselijke geschiedenis. Zij werken 6 dagen per week, 11 tot 15 uur per dag en mogen niet praten onder het werk. Vooral tienermeisjes zijn populair als fabrieksmedewerkers. Vrouwen drinken en vechten niet...
De arbeiders slapen met hun twaalven in stapelbedden in kleine zalen, delen de toiletten met de bewoners van andere zalen, en eten in een kantine. Meestal weten de arbeiders niets van de mensen met wie ze samen werken en met wie ze op een kamer wonen. Ze vinden het heel gewoon dat iemand die de ene nacht in een stapelbed naast hen slaapt er de volgende dag niet meer is.
Alles draait om het salaris. En om het geld dat naar huis gestuurd kan worden, naar de ouders en de broers en zussen op het platteland. “Wanneer je een meisje van een andere fabriek ontmoette, taxeerde je haar in een oogopslag. ‘Van welk jaar ben je?’ vroeg je aan elkaar, alsof het niet om mensen ging maar om auto’s. ‘Hoeveel per maand? Met kost en inwoning? Hoeveel voor overwerk?’Daarna vroeg je misschien uit welke provincie ze kwam. Haar naam vroeg je niet.”
Leslie Chang is zelf afkomstig uit een migranten gezin. Toen in China de communisten aan de macht kwamen, vertokken haar ouders naar Taiwan en later emigreerden zij naar Amerika. Na haar afstuderen verhuisde Chang naar het buitenland en ging net als de Chinese migranten om de paar jaar naar huis om haar familie te zien. In 2004 was zij voor het eerst in Dongguan. Over de migratie en de zware omstandigheden in de fabrieken is al vaak geschreven. Maar Chang wilde schrijven over hoe de werknemers zelf over de migratie dachten. En zij was vooral geïnteresseerd in de vrouwen. In Dongguan, werken vooral jongeren en ongeschoolden en ongeveer 70% van de arbeiders is van het vrouwelijk geslacht. In de volgende twee jaar bracht Chang elke maand een of twee weken in Dongguan door en kwam in contact met vrouwen die haar hun verhaal vertelden.Twee vrouwen leerde zij goed kennen: de zestienjarige Min en de twintigjarige Chunming. Zij volgt hen bijna drie jaar en vertelt op een meeslepende wijze over hun pogingen om hogerop te komen. Zij zijn beiden zeer ambitieus.
Maar Leslie Chang gaat in haar boek “Fabrieksmeisjes” ook op zoek naar de wortels van haar eigen familie. Zij verweeft de migratiegeschiedenis van haar eigen familie met het verhaal van de twee jonge plattelandsvrouwen die naar de stad getrokken zijn.
Zijn de fabrieksmeisjes de moderne slaven? De meisjes zelf vinden dat de stad en de fabriek hen nieuwe kansen biedt. Ze kunnen nu hun lot in eigen hand nemen. De stad biedt een kans om aan het boerenbestaan te ontkomen. Door het geld dat ze naar huis sturen ondersteunen zij hun ouders. Vaak wordt het opgestuurde geld ook gebruikt om jongere broers en zussen te laten studeren.
Door de migratie is de status van vrouwen veranderd, ook binnen de eigen familie. Vroeger trouwde je iemand via een koppelaar of iemand die je ouders kende, uit de buurt. En traditiegetrouw gaat een meisje na haar huwelijk bij haar schoonouders – of in het dorp van haar schoonouders - wonen. Wanneer zij iemand uit de eigen provincie trouwt, kunnen de ouders van het meisje contact blijven houden met hun dochter. Maar door het leven in de stad ontmoeten de meisjes jongens uit heel China. Een huwelijk met iemand uit een andere provincie kan betekenen dat de ouders hun dochter misschien nooit meer zien...
“Fabrieksmeisjes” is een fascinerend verhaal over het migrantenleven dat door miljoenen meisjes in China wordt geleid. En het boek geeft een boeiend beeld over de sterk veranderende samenleving in China en over de veranderde positie van de jonge meisjes in die maatschappij.
Het boek is vlot geschreven en de levensgeschiedenissen van Min en Chunming lezen als een roman. Na afloop van het boek is het moeilijk om deze meisjes te vergeten. Hoe zou het nu verder met hen gaan?
ISBN 9789047200727 | Paperback | 397 pagina's | Uitgeverij Artemis & Co | april 2009
Vertaling: Albert Witteveen
© Jeannette, 18 mei 2009