James Hannam

Toon alleen recensies op Leestafel van James Hannam in de categorie:
James Hannam op internet:
 

Gods Filosofen Gods Filosofen


Hoe in de Middeleeuwen de basis werd gelegd voor de moderne wetenschap
James Hannam



Dit boek begint met de conclusie dat de Middeleeuwen altijd een slechte pers hebben gehad. Dat lijkt me te kloppen. Vraag de gemiddelde Nederlander naar de Mddeleeuwen en hij komt met de pest, de inquisitie en de brandstapels. Die periode staat niet voor niets bekend als de “dónkere” Middeleeuwen. In ons bewustzijn is zij roemloos ingeklemd tussen de ondergang van het  Romeinse Rijk en de Renaissance. Dat er in die periode ook nog iets als wetenschap bedreven werd, is velen onbekend, maar de Middeleeuwse wetenschap was tot verbazing van vele latere onderzoekers zeer hoog ontwikkeld. Er werd enorme vooruitgang geboekt op het gebied van wetenschap, technologie, wiskunde en cultuur. Het kompas, papier, de boekdrukkunst, de bril, het mechanisch uurwerk, het buskruit, de windmolen, de hoogovens, ze zijn allemaal in deze periode ontwikkeld. Het belangrijkste van alles is toch wel dat de wetenschappers in de Middeleeuwen de basis legden voor onze moderne wetenschappen. Tegenwoordig  is het bijna standaard de periode tussen Coperncius en Newton als de wetenschappelijke revolutie aan te duiden, maar mensen als Galileï, Copernicus en Newton, hadden nooit tot hun theorieën en ontdekkingen kunnen komen zonder het voorwerk van hun Middeleeuwse collega’s als Bernard van Chartres, Johannes Buridanus, William Heytesbury, Petrus van Peregrinus, en vele, vaak inmiddels naamloze, anderen.

Het breed gedragen beeld van de Middeleeuwse kerk als een almachtige instelling, die zich tegen iedere vorm van wetenschap en vooruitgang verzette klopt ook al niet. Er waren wel beperkingen, en de inquisitie lag natuurlijk altijd op de loer, maar in tegenstelling tot het algemene beeld is er nooit iemand vanwege wetenschappelijke ideeën op de brandstapel beland. Een natuurfilosoof mocht zich weliswaar niet met theologische vraagstukken bezighouden, maar in de Middeleeuwig begon bijna iedere wetenschapper zijn loopbaan met een theologische opleiding, waardoor ze automatisch ook theoloog waren, en dus  voor hen deze beperking niet gold. De kerk gaf zelfs veel steun aan de wetenschap, maar er was natuurlijk altijd een spanningsveld. Filosofische speculaties mochten geen inbreuk maken op het terrein van de theologie. Alles wat ontdekt werd, moest passen in het theologische denkraam van die tijd. Bovendien was wetenschap toentertijd nog niet wat we nu onder wetenschap verstaan. De Middeleeuwers beschouwden magie, astrologie en alchemie allemaal als wetenschappen, en hoewel wij daar als moderne lezers nu hoofdschuddend onze 21-eeuwse schouders over op halen, blijken ook uit die disciplines bruikbare theorieën voortgekomen te zijn die latere wetenschappers in hun werk hebben gebruikt.

Het ging al  mis met de kijk op de Middeleeuwen toen de Humanisten zo rond de 15 eeuw ten tonele verschenen. Zij gooide hooghartig alle Middeleeuwse opgedane kennis over boord, grepen terug op het werk van Aristoteles en zijn tijdgenoten, en zagen kans zo 300  jaar vooruitgang  in de natuurfilosofie te vernietigen. In latere tijden deden schrijvers als Francis Bacon, Thomas Hobbes en Voltaire die aanval  nog eens zachtjes over. En met succes, want nog steeds zijn de verdiensten van de Middeleeuwen onderbelicht in onze geschiedenis, en is de term “Middeleeuws” synoniem  voor wreedheid en onbeschaafd gedrag. Overigens wil dit boek niet voorbij gaan aan de keerzijde van de Middeleeuwen. Het leven was vaak kort, zwaar en gewelddadig, en veel mensen werden belaagd door ziektes of uitgebuit. Bovendien waren de Christelijke heersers van toen ook al niet al te voorbeeldig, wat het leven er niet makkelijker op maakte.  Dit boek wil benadrukken dat het juist in die omstandigheden des te  indrukwekkender is  dat er op wetenschappelijk gebied zo veel vooruitgang geboekt werd.  Het is tijd om ons oordeel over de primitieve Middeleeuwse woestelingen wat bij te stellen, en ook oog te hebben voor die kant van de geschiedenis.

Het fijne van dit boek is, dat het zonder iets van de inhoudelijkheid af te doen, voor een breed publiek geschreven is. Dat maakt het zeer toegankelijk voor niet-academische lezers die iets willen weten over deze periode. Grote verhalen worden teruggebracht tot de hoofdpersonen en hun geschiedenis, wat ons meteen ook nog  een kijkje geeft in de levens van de mensen toen. Zéér gecharmeerd was ik bijvoorbeeld  van de uitleg dat  arme mensen in de Middeleeuwen, die geen geld hadden voor dure medici maar van astronomen of magiërs afhankelijk waren, uiteindelijk een veel grotere overlevingskans hadden, dan de rijken. Bij de kruidendokters,  magiërs en astronomen gebeurde er niets, ze richtte kwaad noch goed aan. Met een beetje geluk werkte het placebo effect, en anders bleef je toestand hetzelfde. De rijken echter, wiens dure dokters hen gingen aderlaten of door  giftige medicatie lieten braken om hun foute sappen kwijt te raken, waren eigenlijk altijd slechter af. Vaak overleden ze niet zozeer aan de kwaal, maar aan de behandeling.  Dit soort inkijkjes, én de persoonlijke benadering en levensloop van de middeleeuwse  wetenschappers maakte dit boek tot een zeer plezierig en leesbaar boek. Een aanrader voor iedereen die in deze periode geïnteresseerd is.


ISBN 9789046807910 | Paperback | 448 pagina's | Nieuw Amsterdam | september 2010
Vertaling Paul Syrier

© Willeke, 10 april 2012


Lees de reacties op het forum en/of reageer: