Carolijn Visser
Argentijnse avonden
We volgen deze keer niet de schrijfster zelf die op reis gaat, maar treden in de voetsporen van Rinus van Maastrigt, een wonderbaarlijk avontuurlijke man die in 1937 wegens gebrek aan werk en toekomstperspectief besloot op de fiets naar Nederlands-Indie te fietsen. Gewoon, op een oude herenfiets, met zijn spullen achterop gebonden. Nú al een behoorlijke onderneming, om het maar eens voorzichtig uit te drukken, toen een onvoorstelbaar groot en hachelijk avontuur, niet zonder gevaar. Rinus overleeft het dan ook maar ternauwernood en belandt in kritieke toestand in een ziekenhuis in Singapore. Zijn familie in Nederland wordt door een plaatselijke dominee per brief op de hoogte gesteld en zijn in Nederland achter gebleven verloofde Ida, reist hem achterna om afscheid van hem te nemen. Rinus overleeft het echter, ze trouwen in Batavia, en krijgen twee dochters, Ida en Miep.
Al snel breekt echter de oorlog uit, een oorlog die het gezin uit elkaar haalt, en die met name bij Rinus grote sporen achter zal laten. Hij wordt als krijgsgevangene naar een jappenkamp weg gevoerd, en zal nooit meer helemaal de oude worden. Hij vreest dat zijn vrouw het niet overleefd heeft, maar die heeft in de jaren dat ze gescheiden waren als verpleegkundige in een kamp van het Rode kruis gewerkt. Trouw is ze hem echter niet gebleven en het stel scheidt al snel na het weerzien. De dochters worden, geheel tegen de geest van de tijd in, aan hun vader toegewezen. Hun moeder zal tot ver in hun volwassen leven uit beeld verdwijnen.
Daar zit Rinus, in een ver land, met twee kleine kinderen. Hij weet niets anders te bedenken dan zijn kinderen terug te sturen naar het vaderland. Wat mij betreft het meest dramatische moment uit het boek. Twee zusjes, van zes en vijf, moederziel alleen op een schip wat de oceanen over moest steken, op weg naar een land en een Opa en Oma die ze nog nooit gezien hebben. Rinus geeft een jongen aan boord wat geld om een oogje in het zeil te houden. De jongen had geknikt, maar zich niet aan zijn belofte gehouden.
In het koude Nederland verwelkomen opa en oma van Maastrigt de kinderen warm, al snel is dáár hun thuis. Rinus keert terug met verlof, maar voelt zich totaal ontheemd in zijn vaderland. Hij is het ontgroeid, hij wil verder, weidser, grootser. Argentinië, dáár wil hij heen, dáár is toekomst en heeft hij de kans iets op te bouwen. Hij vertrekt. Zonder zijn dochters, maar de zorg voor hen valt zijn ouders steeds zwaarder, en zo verhuizen Ida en Miep naar Argentinië. Wéér naar een vreemd land, waar een taal gesproken wordt die ze niet verstaan, en naar een vader die ze nauwelijks kennen, die temperamentvol is, iets té, en bij wie de oorlog grote sporen heeft achtergelaten. Een moeizame relatie volgt, met name als de meisjes ouder worden en hij in hun tamelijk onschuldige gedrag meent te zien dat ze dezelfde inborst hebben als hun moeder.
Dit boek gaat over dromen en avonturen, over een plan hebben, op een fiets gaan zitten, en rijden tot je er bent. Het gaat ook over relaties, over sporen die oorlogen achterlaten, over aarden in een vreemde omgeving, vreemde culturen, over vervreemding met je oude land, ontworteling in je nieuwe land, en een vader- en dochterrelatie die door al die omstandigheden zéér moeizaam verloopt. Uiteindelijk vinden beide dochters hun weg in het nieuwe land. Ida, de oudste wordt consul. Het verhaal wordt deels uit haar perspectief verteld. En uit haar archief, en dat van de broer van Rinus, Jan, komt de meeste documentatie van dit boek. Met dank aan de brievencultuur, waar je als moderne lezer in dit internettijdperk acuut heimwee naar krijgt. Met al zijn omslachtigheid uiteraard, het duurde weken, soms maanden, voor de informatie ter plekke was, maar de nostalgie naar handgeschreven brieven die vol verwachting geopend werden sloeg bij mijn onherroepelijk toe.
Mooi in dit boek zijn ook de foto’s. Rinus met zijn felle ogen, zijn oude moeder, die haar woonplaats nauwelijks uit was geweest in haar leven, in bloemetjesjurk zittend op een Argentijnse bank, de meisjes met strikken en gesteven jurken, en de Argentijnse pampa met paarden voor de dorswagens.
Het eerste deel van het boek, het avontuurlijke gedeelte is duidelijk anders dan het tweede gedeelte. Het beschrijven van reizen en avonturen is Carolijn Visser duidelijk vertrouwd, en ze beschrijft de reis van Rinus met een aanstekelijke gretigheid en bewondering. Het tweede gedeelte is kalmer, gaat meer over de relatie van Rinus met zijn dochters, en de sporen die zijn avontuurlijke leven achter liet. Toch vormen die twee delen één mooi geheel. Het boek geeft ook een mooi tijdsbeeld van het leven in Nederland, Nederlands-Indie en Argentinië. Aanrader voor wie van reizen houdt, maar ook voor degene die dat niet doen.
ISBN 9789045705200 | Hardcover | 253 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | mei 2012
© Willeke, 02 augustus 2012
Argentijnse avonden
Als iemand dat nu tegen je zou vertellen, dan begin je hard te lachen. Op de fiets overzee! Die is gek! Maar Rinus was niet gek, alleen vastbesloten. Hij had geen rust in Rotterdam, de stad waar hij als bouwkundige geen toekomst voor zich zag. Het was crisis. Geld voor een bootreis was er niet, dus dan pakte je de fiets.
Op 26 november 1937 wordt hij uitgezwaaid, en in april van het jaar daarop komt hij op zijn bestemming aan. Natuurlijk gaat dat niet zonder slag of stoot. Hoe het hem verging, wordt verteld in dat eerste deel. Ook volgen we zijn avonturen in Indië, als hij na een tijd van ziekte, gezelschap krijgt van Ida, zijn verloofde, die over is komen vliegen. Haar komst zet Rinus voor het blok: nu moet er serieus gewerkt worden; er moet huisvesting komen en er moet getrouwd worden.
Zoals in die tijd meestal gebeurde kwamen er al zeer snel kinderen, twee dochters, Ida en Miep.
Het is geschiedenis: de tweede wereldoorlog breekt uit. Naar Nederland terug gaat niet, en in onze kolonie gaan de dingen ook niet goed. Rinus komt in een gevangenkamp, dat gerund wordt door Japanners, een hard bestaan; Ida blijft met haar kinderen in Batavia.
Als ze na de oorlog herenigd worden, is Rinus een vreemde voor de kinderen en gaat ook de relatie met Ida niet goed. De kinderen worden naar Rinus’ ouders gestuurd in Rotterdam; Ida verdwijnt uit het gezichtsveld en Rinus kan weer het leven leiden dat hij het liefst leidt: werken.
Maar hij kent zijn verantwoordelijkheid en gaat toch maar eens naar Nederland met verlof. Zijn ouders zijn de jongsten niet meer, en het is ook niet goed als de kinderen die hun moeder al moeten missen, ook hun vader niet meer te zien krijgen.
Dus verplaatst het verhaal zich weer naar Rotterdam. Naar Indië gaat hij niet meer terug, hij komt op het idee om naar Argentinië te gaan, een land vol mogelijkheden.
In deel twee wordt dan verteld hoe hij in het nieuwe land een bestaan opbouwt, en de kinderen laat overkomen, wiens leven totaal op de kop wordt gezet. Een volkomen onbekend land, een taal die ze niet begrijpen, en geen familie meer om hen heen.
Het verhaal concentreert zich nu meer op de kinderen, die maar moeten zien dat ze het rooien. Rinus kan dan wel mooie plannen hebben, hij is helemaal geen type voor een brave huisvader, en laat de opvoeding over aan een kostschool. Gelukkig voor de meisjes komen ze ook mensen tegen die hen goedgezind zijn, met wie ze een band krijgen. En zo belanden we dan op het moment, in 2006, dat het meisje Ida als volwassen vrouw in haar taak van Hollandse consul in Tres Arroyos, op de Nederlandse ambassade staat te wachten op de Koningin.
Het is een enigszins gefictionaliseerd verhaal, dat wel grotendeels gebaseerd is op feiten. Er was een briefwisseling en Carolijn Visser heeft met diverse betrokkenen gesproken. Er zijn ook foto’s opgenomen in het boek.
Het eerste deel omvat onze eigen geschiedenis, en waarschijnlijk vind ik dat daarom het meest interessant. Dat het tweede deel dan minder aanspreekt heeft niet alleen te maken met de afstand tussen Argentinië en Nederland, maar ook met de afstandelijke manier van schrijven. De lezer wordt niet in het verhaal getrokken: het blijft een verslag. Het is natuurlijk een goed verhaal, je zit soms met verbazing te lezen: dat mensen zo kunnen leven! Maar dat is dan ook alles: geen betrokkenheid, geen spanning, alleen feiten.
ISBN 9789045705200 | Hardcover | 253 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | mei 2012
© Marjo, 22 juni 2012
Argentijnse avonden
Rotterdam 1937
"Het diploma van bouwkundige, waarvoor hij jarenlang in de avonduren had gezwoegd terwijl hij overdag als timmerman werkte, bood geen enkel perspectief. Naar bouwkundigen was geen vraag. Het enige waar hij op kon rekenen, volgens de krantenberichten, was dat zijn loon verlaagd zou worden; en hij verdiende maar zeven gulden per week. Eerder die maand was hij vierentwintig geworden. Hij moest gaan vond hij, met seizoenen kon hij geen rekening houden. Zijn bestemming was Nederlands-Indië. Daar werd nog veel gebouwd, had hij gehoord. Omdat het hem ontbrak aan de ruim vijhonderd gulden die een bootreis naar Batavia zou kosten, ging hij op de fiets."
Je zou bijna denken dat hiermee een nieuw reisverhaal van Carolijn Visser start. Niets is minder waar, hoewel...
De bouwkundige in het citaat is Rinus van Mastrigt, kruidenierszoon uit de Rotterdamse Zwart Janstraat. Met een slaapzak en een koffer op zijn bagagedrager gebonden stapt hij 26 november 1937 op zijn oude stadsfiets om zijn heil te zoeken in Nederlands-Indië. Hij neemt afscheid van zijn vriendin Ida, na in haar ouderlijk huis 15 boterhammen en twee glazen melk naar binnen gewerkt te hebben, en daar gaat hij... Zingend fietst hij Nederland uit, Duitsland in waar hij zijn eerste Autobahn ziet. Dwars door sneeuw, regen, storm fietst hij door Oostenrijk, Boedapest, Belgrado, Bulgarije om op nieuwjaarsdag Istanboel binnen te fietsen waar hij overdonderd wordt door de schoonheid van de moskeeën. Via Istanbul per schip naar Yolava, Turkije en verder gaat de reis. 'De Turken zijn heel hartelijk. Hoe verder je van Holland komt, hoe royaler de mensen zijn.' schrijft hij naar zijn ouders. Hij ontmoet bijzondere mensen die hem zijn leven lang zullen bijblijven.
Op 18 januari is Rinus al in Bagdad waar hij eveneens zeer gastvrij wordt opgevangen evenals in Basra. Het bevalt hem in Irak zelfs zo goed dat hij overweegt te blijven, maar wie geen Irakees was, mocht niet werken in het land, dus verder maar weer. Op 13 april passeert hij de Thaise grens en 22 april bereikt hij Malakka en dan wordt het stil. Zijn ouders en Ida horen een tijd niets meer van Rinus... Rinus blijkt letterlijk doodziek. Ida's moeder zegt 'Je kunt Rinus daar niet alleen laten sterven' en hals over kop vertrekt Ida op 15 augustus naar de Oost.
Je vraagt je naderhand af wat er gebeurd zou zijn als Rinus niet ziek was geworden. Zou Ida dan ook naar Indië gegaan zijn? Hoe zou hun leven dán verlopen zijn? Maar nu Ida eenmaal In Nederlands-Indië is en Rinus alles overleefd heeft, moeten ze verder. Rinus moet een inkomen zien te krijgen en ze moeten ergens wonen, voorlopig apart natuurlijk want ze zijn nog niet getrouwd... Rinus vindt werk en het stel vertrekt daardoor op 1 december naar Batavia. 15 maart 1939 trouwen ze en 8 maanden later wordt dochter Ida geboren, nog geen jaar later gevolgd door dochter Miep. En dan breekt de oorlog in Nederland uit gevolgd door de oorlog in Nederlands-Indië in december 1942. De wereld staat op zijn kop. Ida en Rinus worden gescheiden. Rinus moet als dwangarbeider in de jappenkampen werken. Ida blijft met de kinderen in Batavia. Pas 3 jaar later zullen ze elkaar weer zien... en dan is alles kapot. Het huwelijk is over, Ida doet afstand van haar kinderen en deze worden moederziel alleen naar de hun onbekende familie in Nederland gestuurd. Ida is zes, Miep net vijf. De reis zal hun eeuwig bijblijven.
Rinus blijft in Indië en mag weer komen werken voor De Assoicatie, zijn oude werkgever, dit keer in Menado op Celebes. De berichten uit Nederland zijn goed, het bevalt de kinderen daar, Ida en Miep zijn gek op hun oma, die echter inmiddels wel tegen de zestig loopt en dacht het wat rustiger te krijgen. In 1947 krijgt Rinus 3 maanden verlof en reist naar Nederland, naar zijn ouders en kinderen. Moeder valt bijna flauw als ze hem zo onverwacht ziet. Rinus keert niet meer terug naar Indië maar vertrekt wel weer uit Nederland, hij stikt in het kleine landje waar alles vastgelegd is in regeltjes. Dit keer is Argentinië het droomland. Daar zal hij opnieuw beginnen, het land is groot en leeg, het heeft vaklui als Rinus nodig. Zijn kostje is gekocht denkt hij. Zo gauw hij geld genoeg heeft en een woonplek zal hij de kinderen over laten komen... Inwendig denk je als je dit leest, dit kan niet, je kunt die twee kinderen niet weer weghalen uit een vertrouwde omgeving. Oma van Mastrigt is er ook niet blij mee ondanks de extra zorg die ze heeft voor de meisjes. Maar Rinus is eigenwijs en drijft zijn zin door.
Wat volgt is de tweede eenzame reis van de kinderen die opnieuw aan een nieuw land en een nieuwe omgeving moeten wennen, deze keer spreken ze zelfs de taal niet. Hun vader is een vreemde die ze meer kennen van zijn brieven dan door visueel contact. Bovendien blijkt Rinus geen prettige vader, hij snapt niets van kinderen en hij heeft een driftig karakter. In het tweede deel van het boek volgen we de levens van de twee meisjes. Maar ook hoe een Nederlandse kolonie in Tres Arroyos, vijfhonderd kilometer ten zuiden van Buenos Aires, probeert een nieuw bestaan op te bouwen onder een bewind van inhalige regeringsleiders en hun vrouwen zoals o.a. Evita Perron. Een land waar deze landverhuizers te maken krijgen met zeer corrupte politieagenten, handelaren etc. Het leven is opnieuw erg zwaar, lukt het Rinus om daar wél zijn draai te vinden en wat op te bouwen?
Carolijn Visser is een meeslepend schrijfster, allereerst is daar al het bijzondere verhaal van Rinus en zijn ongelofelijke fietstocht die ze zeer beeldend weet te brengen. En dan de bizarre tijd in Nederlands-Indië waar Ida en Rinus ook hun draai maar moeten zien te vinden. De schrijfster weet zich heel goed te verplaatsen in Ida, Rinus en later de twee meisjes die van hot naar her werden gestuurd en in feite nergens welkom waren.
Het verhaal is het ware verhaal van Ida van Mastrigt, de Hollandse consul in Tres Arroyos, en haar vader Rinus en zus Miep. Het is adembenemend en soms aangrijpend. Vooral de houding van moeder Ida is iets wat je lang bijblijft. Toch schrijft Carolijn Visser niet veroordelend, soms verwondert zij zich wel zoals over bepaalde foto's, die ook in het boek staan. Ze vraagt zich af waarom Miep zo'n uitdagende houding toont, bij een man waar zij niets mee heeft. Wat ging er op die andere foto in het hoofd van die magere Rinus met zijn felle ogen om? Maar ook vragen ze zich af waarom de ouders van Rinus zich zo gedroegen. Hoe was het voor moeder Ida om op een schip naar een onbekend land te vertrekken, wetend dat je vriend mogelijk overleden is als je aankomt.
Kortom, het is een prachtig verteld verhaal over een familie dat geen doorsnee leven geleid heeft. Zeer boeiend en interessant om het leven van zo'n bijzondere familie te kunnen volgen.
Beluister het interview met Carolijn Visser in het programma Brands met boeken
Zie het interview met Carolijn Visser bij het programma vpro boeken
ISBN 9789045705200 | Hardcover | 253 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | mei 2012
© Dettie, 03 juni 2012