Kris Van Steenberge
Woesten
'Voorzichtig raapte ze het diertje op. Het lag trillend in haar handpalm, bloed uit het opengesperde bekje, oogjes vol water, vleugel gebroken, het hartje broos kloppend. Ze suste het met eenvoudige woorden. Natuurlijk begreep het haar. Vogels en meisjes van twaalf zijn uit eenzelfde ziel gegoten.'
Op 28 juni, de dag dat de moord op Frans Ferdinand het startsein bleek te zijn voor vier jaren wereldoorlog, laat de schrijver in Woesten, een dorp nabij Ieper, ook een moord plegen.
Die 28e juni is een breekpunt in de vier verhalen die verteld worden door de vier leden van het gezin. We beginnen met Elisabeth, dochter van de smid. Zij is leergierig, maar het wordt haar niet toegestaan om door te leren, zij moet haar moeder helpen met kantklossen. Een tweede tegenvaller is dat zij niet om mag gaan met de jongen waar ze voor valt, Hendrik, omdat die in een achterbuurt woont. Voor de twintigste eeuw begint, zal Elisabeth trouwen met Guillaume –overigens tegen de zin van diens moeder, die het meisje beneden zijn stand vindt. Zij zegt dat oefenen prima is:
‘Een fijn diner begint met een voorgerecht. Jij schrokt meteen alles naar binnen. Zonder na te denken over de indigestie achteraf. Nu zit je met de gebakken peren. Nu kan je niet meer terug. Terwijl Brussel vol loopt met interessante dames van klasse.’
Guillaume houdt zijn vrouw tijdens haar zwangerschap goed in de gaten en doet zelf de bevalling. Groot is de schok als na de komst van het eerste kind, er nog een kind blijkt te zijn, Guillaume moet hem met een tang de wereld in helpen, en de jongen blijkt dermate mismaakt dat hij voor zijn vader niet bestaat. Het kind sterft wel, denkt de docteur, dus waarom aandacht aan hem schenken, of hem zelfs een naam geven? Wel verdooft hij het schepsel met drank en andere brouwseltjes, want het gekrijs is oorverdovend.
Zijn het die brouwsels of is het de aandacht van Elisabeth: de jongen blijft in leven, Nameloos zal hij heten, zo lelijk dat hij - de enkele keren dat hij in het openbaar komt - gesluierd is. Zijn broer Valentijn daarentegen is een mooie jongen, die gedijt in de aandacht van zijn vader. Maar Valentijn blijkt niet in staat te zijn om de droom van zijn vader te verwezenlijken; de manier waarop hij het internaat in de stad doorloopt heeft niets met intelligentie te maken.
Intussen is het huwelijk danig in het slop geraakt, Guillaume drinkt en slikt pillen om het leven door te komen. Elisabeth moet het stellen met de schaarse momenten van geluk die meneer Funke, een vreemdeling in het dorp, haar schenken kan.
Haar verhaal eindigt op 28 juni, waarna haar echtgenoot het overneemt.
In zijn verhaal lezen we over een traumatische gebeurtenis die in zijn jeugd plaatsvond. Niet duidelijk is of hij ook vóór dat voorval al die autistische trekjes had. Hij telt alles, en is zeer gesteld op perfectie. Elisabeth droeg op de dag van hun kennismaking een jurk met exact 36 ruiten, en haar gezicht was fraai symmetrisch. Logisch dat hij het niet aan kon een mismaakte zoon te hebben.
‘Op zijn zolderkamer telde hij tot duizend negenhonderd en zes. Soms moet je het jaartal tellen om er zeker van te zijn dat het morgen weer dag zal worden.’
Ook voor Guillaume eindigt het verhaal niet lang na de 28e juni, in de eerste dagen van de oorlog, en vertelt Nameloos hoe het hem vergaan is, in zijn jeugd maar vooral ook na die 28e juni. Het vierde deel is voor Valentijn, en er volgt nog een vijfde deel waarin alles op een rijtje wordt gezet.
Het is een broeierig, unheimische verhaal, van het soort waar de Vlamingen patent op lijken te hebben. (vergelijk Stefan Brijs, Dimitri Casteleyn)
De vier verschillende verhalen haken steeds in elkaar, waardoor je tegelijk terug in de tijd gaat als ook chronologisch vooruit. Daarbij lijken de personages model te staan voor bepaalde facetten die met de oorlog te maken hebben, waanzin, mismaaktheid, trouw en verraad, moed en lafheid.
Al het mooie lijkt vernietigd te moeten worden, hoe kan na de idiotie van de oorlog nog iets moois bestaan?
Het is een meeslepend verhaal waarbij Kris Van Steenberge geen enkele poging doet om de precieze Nederlandse taal te bezigen, hetgeen de charme van het verhaal zeker verhoogt. Het resultaat is een zeer sterk debuut in een fraaie poëtische taal.
Kris Van Steenberge (1963) is (toneel)schrijver, regisseur en docent. Verhalen van zijn ooit inwonende grootvader over de Groote Oorlog vormen de kiem voor zijn debuutroman Woesten.
ISBN Â 9789057596018 | Paperback | 382 pagina's | Uitgeverij Podium | september 2013
© Marjo, 27 februari 2014