K. Schippers
Op de foto
Twee mensen, Abbie en Jan, zijn in de bergen en willen wel eens samen op de foto. Ze vragen een willekeurige voorbijganger om dat waar te maken. De man is hen graag ter wille en maakt ook nog een foto met zijn eigen toestel.
Een onbeduidend voorvalletje zou je denken, maar dit is het begin van een reeks gebeurtenissen die je alleen verzint als je K. Schippers heet.
Abbie, die overigens onderzoek doet bij peuters naar het moment waarop gebrabbel betekenisvol wordt, heeft in haar huis iemand achtergelaten die op de kat past, maar aan wie ze ook gevraagd heeft om de fotorolletjes alvast af te laten drukken, want ‘niets is prettiger dan wanneer je bij terugkomst in je eigen huis meteen ziet waar je net vandaan bent gekomen.’
Yvette doet dat netjes, maar zij ziet dat die ene foto meer is dan een gewoon vakantiekiekje. Zij kent de fotograaf. de bekende Alain Dubout, en ze bedenkt samen met haar vriend een plan om de foto te verkopen. Er zijn er toch twee, Abbie zal dat niet merken. Het gaat niet om een klein beetje, het kan al gauw 40.000 euro opbrengen, denkt de veilingmeester waar ze contact mee opnemen.
Alain Dubout is beroemd om zijn letterserie, zesentwintig letters van het alfabet heeft hij al op de foto staan, en dit was de zevenentwintigste…
Dat kan niet zul je zeggen, er zijn er geen 27. En dat is precies waar de magie toeslaat.
Ineens is er een speurtocht naar die letter die ‘oks’ genoemd wordt. Er is een schoolklas die nieuwe letters verzint en tekent, en Abbie en Jan zien in Londen toevallig in het veilinghuis ‘hun’ foto. Intussen is de fotograaf verdwenen en komt de datum van de veiling dichterbij.
Opnieuw een verhaal dat je meeneemt langs allerlei toevalligheden die grote gevolgen hebben. Vreemde en tegelijk zulke normale scènes maken het verhaal. Schippers schrijft in een duidelijke recht toe recht aan stijl, en roept tegelijk magische situaties op. Iemand wil een oorbel maken - van een schaduw; Abbie koopt een handschoen - met de kaart van Londen er op geborduurd; de kinderen tekenen letters – nieuwe letters. Taalgrapjes zitten niet alleen in woorden en zinnen maar ook in de vorm.
‘…schaduw van wat?’ vraagt Rob. ‘van een hand of een doos…?’
‘…of van een gebouw of een plein…’
‘…en wat geven die drie stipjes na dat plein eigenlijk weer?’ vraagt Rob.
‘De stilte,’ zegt Yvette, ‘hoor maar. ”..” dan wordt er niets gezegd.’
‘…zo van, je kunt iets zeggen, en toch doe je het niet?’
Als je ook maar een beetje nadenkt bij de gewoonste dingen in het dagelijks bestaan, dan raak je bevreemd door de magie van het leven. Dan kun je een boek als dit schrijven.
En de lezer geniet. En denkt na.
ISBN 9789021442099 | Paperback | 184 pagina's | Querido | april 2012
© Marjo, 19 september 2012
De hoedenwinkel
‘De wereld is taal’
Hoe maak je een verslag over een verhaal waarin de taal verdwijnt?
Er is wel een verhaal, maar dat lijkt maar bijzaak. Toch even vertellen, het is toch de leidraad aan de hand waarvan we het boek makkelijk doorkomen.
Sonja neemt ontslag bij de Vana (ik had er nooit van gehoord, maar het blijkt een keten van kleine kruidenierswinkels geweest te zijn) om voor zichzelf een hoedenwinkel te beginnen. Als zij in het begin van het verhaal bezig is met het verzinnen van een naam, heb je als lezer nog geen idee hoe dit maar een klein beginnetje is van wat een haast surrealistisch verhaal gaat worden, waarin continu gespeeld wordt met alles wat er maar met taal te maken heeft. In de tekst, maar ook in de fictieve wereld waarin we ons tijdelijk bevinden. Er is een nieuw dorp verrezen, waarvan de straten nog geen namen hebben. Aan Sonja wordt gevraagd om namen te verzinnen. Daarvoor moet ze de sfeer proeven, vindt ze. In Landerije, zo heet het dorp, gebeuren vreemde dingen. Waar eerst woorden staan op een naambordje of reclamebord, blijken die later verdwenen. Elders evenwel verschijnen letters, en woorden, bijvoorbeeld om een tafel een tafel te noemen.
Intussen leert Sonja nieuwe mensen kennen, onder andere Trees de alleenstaande lesbienne en die twee eigenaardige dames die steeds maar overal opduiken, en die een spelletje lijken te spelen. Er zijn gelukshartjes, waarvan de korte tekstjes verdwijnen; er zijn twee meisjes die onder een tafel spelen met taal zonder zich daarvan bewust te zijn.
De taal verdwijnt zelfs dusdanig dat er beelden gebruikt moeten worden. Op dat punt is de realiteit zoek.
Intussen verwaarloost ze haar winkel een beetje, terwijl juist daar steeds meer activiteit komt. Er komen steeds dames die hoeden kopen voor september. Maar wat is er dan met september?
De raadsels worden groter en groter. Maar de personages in het verhaal gedragen zich bijna alsof het allemaal zo hoort. Ok, er is we iets dat anders is dan anders, maar je hoeft je er niet druk om te maken. Mensen gaan ook heel makkelijk met elkaar om, en heerst een schwung waar je jaloers op kunt worden, zo bedaard accepteert men de toch zeer bevreemdende gebeurtenissen.
Het is als een schilderij van Magritte: Je herkent wel wat je ziet, maar het is toch niet de werkelijkheid.
Is dit leuk om te lezen? Nou eigenlijk is het een klein feestje!
Al lezende ontdek je dingen in de taal die je eerder misschien niet opgevallen waren. Ook de hoeden zijn er niet voor niets. Met een hoed op ben je een ander, al is het maar voor je eigen gevoel.
De ontknoping is nog een extraatje.
Dit is een speelse roman over taal en realiteit, met als toefje nog wat maatschappijkritiek.
ISBN 9789021434872 | Paperback | 213 pagina's | Querido | november 2008
© Marjo, 17 juni 2012
Het witte schoolbord
Het witte schoolbord is uitgegeven tijdens de Boekenweek van 1989 als thema-essay. Het thema dat jaar was: Boek en film. Het verhaal dat verteld wordt, houdt het midden tussen een (autobiografische?) novelle en een essay over m.n. de filmkunst en het verschil met de literatuur. We lezen over een jongetje dat kort na de oorlog, op zijn achtste, voor het eerst kennismaakt met het medium film en er min of meer verslaafd aan raakt. Hij ontdekt de wereld om hem heen en alles wat het leven te bieden heeft via de bioscoop: wat hij daar ziet en ontdekt, is de werkelijkheid voor hem. En wat wij de werkelijkheid noemen, gaat pas voor hem leven, nadat hij er via de film kennis mee gemaakt heeft.
“Ik weet nog, dat ik heel goed om mij heen keek toen ik na die film buiten stond. Waarom ontbrak hier de kleur? Waarom zag hier alles eruit of er geen vreugde aan kon worden beleefd? Techni-color, zo heette die kleur. Toen ik er een keer met mijn vader over sprak, zei hij dat die kleuren in werkelijkheid niet voorkwamen, ze waren niet echt. Niet echt? Wat was dan wel echt? Het bruin van de raamsponningen, het grijs van de trottoirs? Echt waren die zeker, en hoe, maar wie wilde zich daarbij neerleggen? Waarom ging niet iedereen elke dag naar de bioscoop om zelf te kunnen zien, zelf te kunnen meemaken wat buiten overal ontbrak?”
Zo ging het ook met begrippen als beweging, tijd, ruimte, verliefdheid, bedrog en humor. En simpele voorwerpen: pas als er iets met ze gebeurd was in een film kregen ze een ziel, kon hij ze nooit meer zien als de vele onbeduidende dingen die ons omringen. Boeken las hij niet meer en hij vond het onbegrijpelijk, dat er op school nooit iets over de film werd verteld: “Iets bestond alleen als het kon worden berekend, in woorden of zinnen kon worden ontleed, aanwijsbaar was op een kaart of voorzien van een jaartal”. Pas aan het eind van zijn middelbare schooltijd ontstaat er weer een aarzelend verband tussen woord en beeld: als hij de dichtregels van Lucebert kan verbinden met de beeldhouwwerken van Henri Moore:
het is de aarde die drijft en rolt door de mensen het is de lucht die zucht en blaast door de mensen”
Het voert te ver om zijn ontdekkingstocht hier helemaal te beschrijven. Het is bovendien veel inspirerender om het zelf te lezen, het betoog te ontdekken. Het boekje heeft een “happy-end”: hij weet uiteindelijk een brug te slaan tussen de wereld van de film en het dagelijks leven. Met de woorden van de door hem bewonderde filmmaker Tati: “Le spectacle et partout”.
Ik heb een sterk vermoeden dat deze novelle/dit essay wel eens een sleutelrol kan spelen bij het lezen van de romans van Schippers. Waarmee niet gezegd wil zijn, dat wie niet van zijn boeken houdt, dat na het lezen van dit boekje opeens wel zal doen.
Via internet vond ik enkele relevante feiten en meningen die ik niet onvermeld wil laten.
** “K. Schippers (ps. van Gerard Stigter, geb. 1936) is zowel dichter, als prozaschrijver en een van de oprichters van het tijdschrift Barbarber. Naast zijn literaire activiteiten houdt hij zich bezig met het schrijven van reclameteksten. Zijn werk is nauw verbonden met de beeldende kunst uit de jaren zestig die zelf grotendeels teruggaat op de dadaïstische kunst uit het begin van de twintigste eeuw. In deze context is vooral Marcel Duchamp belangrijk. Steunend op zijn theorieën introduceert Schippers de “ready made” in de poëzie. Hij probeert op die manier de scheiding tussen kunst en werkelijkheid op te heffen. Hij probeert op verschillende manieren de werkelijkheid te verijlen om zo de lezers de mogelijkheid te bieden de dingen opnieuw echt te zien"
(Nedweb:)
** “K. Schippers is een eigenaardige schrijver. Hij is namelijk geen verteller, maar een kijker. …Bij Schippers gaat het nooit om het verhaal, maar altijd om wat er te zien is. … Hij heeft vooral oog voor kunst die visueel is en voor visuele humor. … Naast kunst en films heeft hij ook aandacht voor de dagelijkse dingen: de poëzie van alledag, waar anderen overheen kijken. Daardoor heeft het lezen van zijn teksten hetzelfde effect als het kijken naar een film van Tati: het beïnvloedt je eigen manier van kijken.Zoals je door zijn essays over kunst beter naar die kunst leert kijken, zorgen zijn romans en gedichten ervoor dat je beter om je heen gaat kijken"
(www.moorsmagazine.com)
Het is natuurlijk geen toeval dat ik juist deze stukjes uitgezocht heb bij dit verslag. Ze spelen een rol bij mijn beleving van Het witte schoolbord uit 1989. Of ze ook een rol spelen in zijn eerdere poëzie en zijn latere proza hoop ik later nog eens te ontdekken.
ISBN 9070066750. | Paperback | 0 pagina's | Stichtig CPNB | 1989
© Jannie Trouwborst, januari 2007
Eerste indrukken
Wat bedoelt Schippers dan? Dat wat opgeschreven is toegeschreven moet worden aan een driejarige, die terugkijkt op haar leven?
Zo begint het boek: een meisje van drie (dus) kijkt terug op haar leven en vertelt over haar eerste indrukken.
Volgens mij kan dat niet. Het moet wel een heel voorlijk kind zijn. Eerst al de herinneringen aan de babytijd. Er wordt gesproken over de mensen die boven het bedje hangen en commentaar geven. Er worden haar allerlei kenmerken toegedicht, die ze niet kan controleren. "Ik had een gezicht dat afhankelijk was van anderen". Haar gezicht dat vindt ze tot daar aan toe, maar ze wil haar karakter zelf bepalen. En neemt zich voor om zich niet te conformeren aan wat er gezegd wordt, ook niet als het haar ware aard zou zijn. V
olgt het verhaal van een ontwikkeling (kruipen, daarna lopen en het praten) die ze in eigen hand houdt.
Daarvoor moet ze logisch kunnen nadenken, gevolgtrekkingen kunnen maken, verbanden kunnen leggen. Dat doet ze dus. Het klinkt allemaal heel leuk, maar om dit te kunnen beschrijven moet het overgoten worden met het sausje van de volwassen man (Schippers dus).
Het kind (van drie dus) kent de woorden, maar zegt het eerder niet te hebben kunnen duiden. 'Spiegel' bijvoorbeeld. Het jongere kind weet niet dat het haar eigen beeltenis weergeeft. Dat weet het kind van drie wel.
Maar dan is er de eerste autorit, en die wordt wel volkomen begrepen. Of een koffer... een kind dat meteen doorheeft dat die dient om in te pakken en dan ook nog de conclusie trekt dat er dus gereisd gaat worden? Is dit dan een fout van Schippers of een fout van de driejarige... pff, hier komen echt lastige vraagstukken aan de orde.
Eerste indrukken zijn er niet, weet het kind van drie. Ze verzint ze. Zo moet het volgens haar geweest zijn. Ze herinnert zich vooral de onmogelijkheid om aan volwassenen duidelijk te maken wat ze wil. Er heerst onbegrip.
Ik heb de nodige vraagtekens bij dit boek. Maar het zet je wel aan het denken. Schippers probeert op een andere manier te kijken naar de wereld, namelijk door de ogen van een kind van drie, dat terugkijkt op haar leven. Interessant concept toch?
ISBN 9021480719 | Paperback | 170 pagina's | Querido | 2003
© Marjo, januari 2007
Waar was je nou
Hier beginnen de vreemde ervaringen die Ruud heeft als hij bezig is met het opruimen van de foto's van zijn moeder. Hij is zelf ook fotograaf, heeft de hobby van zijn moeder overgenomen. Zijn vorige vriendin, Slim, is bij hem weggegaan omdat ze vond dat hij te weinig van zijn leven maakte. Hij kon zulke kunstzinnige foto's maken, maar hij bleef maar hangen in zijn fotozaak.
Bij het begin van dit verhaal is ze weer opgedoken, en hij is er zodanig door van slag dat hij, als hij de deur uitgaat om een ontbijtje voor hen beiden te halen, zijn sleutel vergeet. Als hij terugkomt is Slim weg.
Ruud gaat dan maar naar het huis van zijn moeder dat hij sinds haar dood samen met zus Trudy aan het opruimen is.
Als hij bezig is met de foto's verandert de tijd. Hij is terug in de tijd van de foto.
"Het ontwerp van een voorval, daar ben ik in terechtgekomen, de grondslagen van een voorval"
Als hij op een van de foto's de broche met de vlinder ziet, ziet Ruud zijn kans. Die broche is voor het symbool van een mooie herinnering, maar hoe hij ook zocht, in het huis van zijn moeder heeft hij het ding niet meer aangetroffen. Als hij die mee terug neemt uit het verleden bewijst hij meteen dat hij als het ware reist in de tijd.
Hij 'duikt' in de foto's, maakt contact met twee illusionisten, en laat de broche vervalsen. Nu heeft hij er twee, eentje voor het verleden, eentje voor het heden. Maar teruggaan in het verleden biedt verleidingen: hij zou er ook kunnen blijven..
Intussen zien zijn zus, zijn vriendin en zijn werkneemster in het heden, hem steeds zonder dat ze contact met hem hebben, en ze verbazen zich: wat spookt hij toch uit?
En wie is die Celia die zowel in heden als verleden opduikt?
Ik heb genoten van dit boek. Ik houd van het magisch-realisme, het spelen met de tijd en met herinneringen. Het is geen kant-en-klaar boek, het stimuleert je fantasie, heerlijk.
Het thema is : "het is er, maar eigenlijk is het er niet"
Die dubbelheid, letterlijk en figuurlijk komt in veel dingen terug. De foto is echt, maar geen werkelijkheid. Een afspiegeling. De dubbele broche. Danny Kaye die een tweeling speelt, waarvan de een het leven van de ander moet leven. De bril met het achteruitkijkspiegeltje, "in een spiegel kijk je altijd achteruit". Claudio die zich snel verkleedt als steeds weer een ander.
"Wanneer ziet een vrouw je op straat?" vraagt hij.
"Hoe bedoelt U?"
"Je kijkt en ze kijkt niet terug."
"O, zo,"zegt ze.
"en toch ziet ze eruit of ze je al gezien heeft."
"we kijken eerder."
ISBN 9021480182 | Paperback | 239 pagina's | Querido | 2005
© Marjo, juni 2006
Waar was je nou
Het boek begint met de zin:
'Is het schilderijtje wit met die twee vrouwen, daar in de verte?' Dat roept onmiddellijk vragen op. Wat bedoelt hij, wat is er met dat schilderijtje, wie zijn die vrouwen?
Maar om een heel boek je constant af te vragen wat er nu eigenlijk aan de hand is, is minder.
Schippers verhaal is één lange gedachtestroom, in korte zinnen beschreven. In het begin is het wel apart en ben je erdoor verrast maar gaandeweg het verhaal begint het te irriteren.
Van het verhaal zelf ben ik ook niet onder de indruk. In het kort komt het hier op neer dat Ruud, fotograaf, ontdekt dat hij letterlijk in een foto kan stappen, hij kan dus terug gaan naar bepaalde situaties die zich vroeger afspeelden. Op zich een leuk idee. Maar door de manier van vertellen raak je de weg kwijt. Wanneer is hij waar? Wat wil hij nou eigenlijk?
Zijn zus, een tamelijk narrige psychologe, gelooft hem niet en gaat zelfs mee, om het vervolgens nog niet te geloven. Ruud zint op bewijs en fixeert zich op een broche die zijn moeder graag droeg. Dat ding is zoek, als hij dát mee kan nemen uit vroeger tijden dan heeft hij bewijs. Vervolgens gaat er van alles mis en wordt het verhaal steeds warriger en schimmiger.
Tussendoor rent er ook een ex-vriendin van Ruud rond in het heden en een violist.
Ook is daar een Celia, die kennelijk een schakel is tussen heden en verleden.
Het begin van het boek is goed maar het verzandt in een soort vage hersenschimmen van Ruud.
Vreemd vond ik ook dat Ruud in het begin opmerkt dat zijn zus zelden op een foto staat om een eind verder te lezen dat zus zichzelf overal vanaf had geknipt omdat zij zich altijd een buitenstaander voelde. Een beroepsfotgraaf die niet ziet dat er delen van foto's afgeknipt zijn?
In mijn ogen waren er veel te veel personages die er eigenlijk niet toe deden. Maar misschien was dat wel de opzet van Schippers om de verwarring completer te maken.
Het boek is genomineerd voor De Gouden Doerian en heeft de Libris-prijs gewonnen. Dat is tekenend voor de wisselende reacties die het boek kennelijk oproept.
ISBN 9021480182 | Paperback | 239 pagina's | Querido | 2005
© Dettie, juni 2006