Jan Siebelink
Oscar
Daar waren Franse – vrije - soldaten, die Nederland steunden in hun strijd tegen de bezetter. Maar op 4 juni viel ook Frankrijk in Duitse handen, en was Zeeland eveneens verloren.
Op het laatste moment werd aan een paar officieren de opdracht gegeven om miljoenen guldens naar Engeland te brengen, als financiering voor de strijd. Ik weet niet of dit een feit is, maar het is op dit gegeven dat Jan Siebelink een roman baseert.
Oscar van Kervel en Id Bodien zijn de officieren, zij vertrekken naar Duinkerken. Id zal niet levend van die reis terugkeren.
In juli 1945 arriveert Oscar in Den Haag voor de herbegrafenis van zijn oude vriend.
Want dat is waar alles om draait: Id en Oscar waren vrienden. Zij waren beiden leraar Engels aan het Haags gymnasium, toen ze versterking kregen van een derde leerkracht: dat was Esmée.
Er ontstond een twijfelachtige driehoeksverhouding. Oscar was verliefd, maar ook getrouwd. Esmée was een korte tijd zijn minnares en koos tenslotte toch voor Id. Oscar moest het accepteren, maar het zat hem altijd dwars. Nu na de plechtigheid Esmée hem vraagt om samen de reis te maken die hij vijf jaar eerder met haar man maakte, denkt hij haar weer voor hem te kunnen winnen. Nu is hij vrijgezel. Wat houdt hen nog tegen?
Er blijkt evenwel een grote barrière te zijn, maar al voelt de lezer die al snel aankomen, ik zal het niet verklappen.
‘Och, Oscar wist ook wel, toen al, dat het met herinneringen als met lichtjes ging. Ze schitterden des te mooier als ze ver verwijderd waren.’
Het verhaal laat je onbevredigd achter. Het verhaal is wel af, maar de manier waarop het in elkaar steekt is geen compliment voor de schrijver waard.
Er zijn drie verhalen die door elkaar lopen: het actuele verhaal, de reis van Oscar en Esmée naar Duinkerken, wordt doorspekt met stukken uit het verhaal van de driehoeksverhouding, van begin tot nu en met het verhaal van Oscar en Id op hun reis vijf jaar eerder. Siebelink rommelt met het perspectief. Dat is Oscar, die zichzelf, de reis toen en nu beziet, maar soms ook fungeert als iemand die ‘weet’ wat zijn medepersonages denken. Dat houdt in dat hij, de onzekere conformist, toch wel over een groot inzicht beschikt. Het doet vreemd aan.
De psychologische bespiegelingen van de Oscar daar tussen door maken het geheel rommelig. Het is niet ingewikkeld, dus nog wel goed te volgen, maar het irriteert soms. Oscar, die door wat voor toeval ook benoemd wordt tot officier, blijft ondanks deze opsteker diep van binnen het onzekere jongetje, dat niet begrijpt waarom het leven hem zo toevalt. Die twijfelachtige houding bepaalt het hele boek, en laat mij in dezelfde sfeer achter.
ISBN 9789023467342 | Hardcover | 140 pagina's | De Bezige Bij | januari 2012
© Marjo, 10 september 2012
Vera
Jan Siebelink heeft veel boeken geschreven. De een beter dan ander, heb ik me laten vertellen. ‘Knielen op een bed violen’ was echt een bestseller, waarover je in de media heel veel las, die in bibliotheek altijd uitgeleend was: daar moest je hem reserveren om hem te kunnen lezen, en waarover bijna alleen maar positieve reacties te lezen waren. Maar deze recensie gaat over ‘Vera’. Een boek dat hij een paar jaar eerder geschreven heeft dan ‘Knielen op een bed violen’.
Een vrouw kijkt, op een strandterras, terug op haar leven. En dat was me een leven!
Je stapt erin als Vera nog een peutertje is. Je ontdekt dat haar ouders niet met elkaar door één deur kunnen, haar zusje voorgetrokken wordt, zij niet bij de groep past maar wel veel vriendjes heeft omdat ze zo mooi is. Uiteindelijk komt dat alles wel weer goed. Ze maakt haar studie af, trouwt met een lieve man, krijgt een kind en vindt een leuke baan als lerares Nederlands. Dan beginnen er nieuwe problemen. Haar dochtertje blijkt darmproblemen te hebben, een ex valt haar lastig, ze denkt verliefd te zijn op iemand anders. De darmproblemen van haar dochter gaan over maar er komt anorexia voor terug en de hele generatie voor haar overlijdt. Op de anorexia na, lees je van de rest dat ze dat allemaal weer te boven komt.
Er gebeurt dus erg veel in het boek, een beetje te veel als je het mij vraagt. Voor mij werd het door al die gebeurtenissen soms wat onoverzichtelijk doordat ze bijna allemaal door elkaar heen lopen. Je leest ook bijna nergens hoe oud Vera op dat moment is, in het begin is ze nog een peuter, in de volgende alinea is ze een klein meisje en dan is ze opeens ook alweer 16 jaar.
Er zijn ook momenten in het boek dat Vera nog in haar tienerjaren zit en dat je opeens een korte alinea tegenkomt waarin ze ouder is. Maar in al die jaren verandert ze bijna niet, ze is altijd het liefst alleen en is heel erg op zichzelf gericht. Doordat ze zo met zichzelf bezig is, heb ik best wel moeite om sympathie voor haar op te brengen en me goed in te leven.
Jan Siebelink gebruikt vaak erg lange zinnen, met veel komma’s. Dat is wel lastig. Buiten die moeilijke zinnen leest het boek best lekker. Je zit heel gemakkelijk in het verhaal, dat mij ook best aanspreekt. Maar dan kom je weer zo’n lange zin tegen, waarvan er sommige meerdere keren moeten worden gelezen tot je ze snapt. Vervolgens moet je weer opnieuw in het verhaal zien te komen, al gaat dat vaak best gemakkelijk.
Ook geeft Siebelink veel uitgebreide beschrijvingen van plaatsen, zelfs als de hoofdpersoon daar helemaal niet is of naar toe gaat. Maar nu moet ik wel eerlijk blijven: Vera denkt er dan wel over na om ernaartoe te gaan. Die stukken zijn dus wel ‘zinnig’, ze fantaseert alleen nét iets te uitgebreid van het moment dat ze er al is.
De kaft vind ik er erg saai uitzien, een grauwig plaatje van een vrouw van wie je geen emoties af kunt lezen. Ook de titel is er niet één die eruit springt. Het is dat ik hem aangeraden kreeg, anders had ik hem nooit gelezen. Dat komt ook doordat het boek uit de volwassenenliteratuur komt en ik zelf nog veel vaker, en liever, boeken lees die geschreven zijn voor tieners.
Ik vind het jammer hoe het boek is afgesloten. Goed, de dochter, Heleen, heeft dus anorexia. Samen met haar ouders gaat ze ertegen vechten en het lijkt de goede kant op te gaan. Dan had het boek kunnen stoppen, maar dat is niet zo. Heleen krijgt een terugval en gaat naar een kliniek, dan is het boek zomaar afgelopen. Dan blijf je toch met de vraag zitten of ze haar ziekte overwonnen heeft. Verder is wel alles afgewerkt dus valt die ene kwestie er heel erg buiten.
Maar nu klinkt het wel een beetje negatief, terwijl ik het best een goed boek vond. Wat ik eerder al meldde, is dat ‘Vera’ best lekker leest, op die lange zinnen na. En ergens heb je wel medelijden met Vera: niet zo’n fijne jeugd, weinig sociale contacten, haar (schoon)ouders die al zo vroeg overleden en de problemen met de gezondheid van haar dochter. En alles wat Vera doet kun je wel begrijpen, het is dus niet onrealistisch.
Door al die kritiek klinkt het alsof het boek helemaal niks waard was, maar dat valt eigenlijk nog best mee. Goed, ik kende niet alle woorden en sommige zinnen waren wat lang, maar het onderwerp sprak me wel aan. Als ik een boek echt erg slecht vind, leg ik hem weg. Maar dat heb ik hier niet gedaan. Want het verhaal is goed te volgen en de keuzes die Vera maakt, zou jij ook kunnen maken. Je hebt medelijden met haar omdat ze zo’n eenzame jeugd heeft gehad en raakt verrast door sommige onverwachte dingen. Je kunt soms zelfs lachen om de uitgebreide landschapsomschrijvingen, al is dat misschien niet zo positief.
Om een lang verhaal kort te maken, ik zou, met een schaal van één op tien, het boek een zes en half geven. Ook omdat op een gegeven moment alles een beetje te lang en te uitgebreid wordt en je uitkijkt naar het moment dat je hem uit hebt, maar door de rest van het verhaal wel wilt weten hoe het nu zal eindigen.
© Yorinde Lollinga, februari 2008
ISBN 9789029067201 | Paperback | 292 pagina's | De Bezige Bij | 1997
© Yorinde Lollinga, februari 2008
Knielen op een bed violen
Hans Sievez noemt Siebelink zijn vader in dit boek. Hij groeit op in Lathum als enig kind van een hardvochtige, gefrustreerde vader en een lieve, jong gestorven moeder. Het dromerige jongetje houdt van de natuur en zwerft graag, samen met zijn konijn, door het veengebied. Hans’ vader hangt een zwaar geloof aan. Na de dood van zijn moeder wordt de toestand thuis steeds uitzichtlozer en nadat zijn vader zijn konijn heeft gedood en verkocht, besluit hij weg te lopen. Hij is dan 17 jaar. Hij vindt een werkplek op een kwekerij in de buurt van Den Haag en krijgt er een opleiding. Ondertussen woont hij bij een hospita. Hier maakt hij opnieuw kennis met het zware geloof via een collega: Jozef Mieras. Jozef dringt zich op. Niemand van de collega’s ziet deze zalvende broeder zitten en ook Hans krijgt het zo benauwd van hem, dat hij hem uiteindelijk in elkaar slaat. Maar zelfs dat doet Jozef niet afdruipen. Als Hans (ondanks de nodige tegenwerking van zijn hospita, die hem niet kwijt wil) genoeg gespaard heeft en zijn vader is overleden, keert hij terug en trouwt met Margje (Siebelinks moeder), zijn vroegere schoolvriendinnetje. Ook zij heeft gespaard, als dienstbode, en samen kopen ze een vervallen kwekerij (met een hoge hypotheek). Vol van liefde voor elkaar en vol goede moed beginnen ze aan hun leven samen en al snel krijgen ze een zoon: Ruben (Jan Siebelink). Alles lijkt op een zonnige toekomst te wijzen, totdat op een dag Jozef Mieras op de kwekerij verschijnt...
Geen enkele samenvatting kan recht doen aan de zich daarna langzaam opbouwende spanning, aan het wurgende verloop van de gebeurtenissen, aan de steeds meer benauwende sfeer van het verhaal. Siebelink bereikt dat door het perspectief steeds bij de vader te laten liggen: zo wil hij proberen zich in deze man te verplaatsen en hem te begrijpen. Af en toe wordt het hem teveel en wisselt hij van perspectief en stelt hem dan regelrecht zijn vragen: Had je toen niet….., waarom ging je niet…., voelde je niet dat….. Het relaas wordt er alleen maar aangrijpender door. De liefde en trouw van de moeder, de steun van Ruben, de wanhoop en het zich afzetten van de tweede zoon (Tom) en de steeds verder groeiende waan van de vader onder invloed van deze zwarte orthodoxe broeders: als lezer word je heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Maar zelfs op het sterfbed heerst het onmenselijke geloof. Nergens schopt Siebelink aan tegen dit geloof: hij registreert slechts wat er plaats vond, hoe zijn vader langzaam door deze waanwereld werd verteerd. Maar deze registratie geeft ons een heel duidelijk beeld van het leed dat dit extreme geloof teweeg kan brengen.
Helemaal voor in het boek staat een motto: … en had de liefde niet…. 1 Cor. 13. Zelf zegt hij daarover:
“Het is een duistere liefdesroman. Als je het boek goed leest, begrijp je dat zijn vrouw zich volledig voor hem opoffert en hem als een soort heilige altijd trouw blijft. Ook hij heeft, zo vlak voor het einde van het boek, als hij op zijn sterfbed ligt en haar voelt naderen en zijn gezicht afwendt, herinneringen. Dat is de herinnering aan hun eerste tijd, die zo mooi en puur en authentiek was. Maar ja, Hans is op weg naar die andere liefde, naar de goddelijke liefde. Toch houdt hij nog van haar. Zij worden uit elkaar gedreven. Ze waren de volstrekte radeloze eenzaamheid nabij. Daar ging het mij om. Die man ondervond in zijn geloof weinig liefde en genegenheid van zijn broeders en ook niet van God of van boven. Beiden zijn totaal eenzaam. Zie hier de essentie van mijn boek.”
Willem Vogel schreef in het Haarlems Dagblad: “Een monument voor zijn vader wilde hij neerzetten. Nadat het is onthuld, blijkt het een ontroerend en hartverscheurend monument voor zijn moeder te zijn. Het verdient veel bloemen.”
Thomas van den Bergh schreef in Elsevier: “Wie bij het lezen van dit boek geen brok in zijn keel krijgt, is geen mens.” Daar heb ik eigenlijk niets meer aan toe te voegen.
ISBN 9023416651 | Paperback | 445 pagina's | De Bezige Bij | 2005
© Jannie Trouwborst, februari 2007