Jan Oegema

Toon alleen recensies op Leestafel van Jan Oegema in de categorie:
Jan Oegema op internet:

 

Lichaamsziel Lichaamsziel


Een retraite in rouw
Illustraties: Pieter Bijwaard
Tekst: Jan Oegema
 
In dit mooie boekje, met name ook door de prachtige tekeningen van Pieter Bijwaard, beschrijft Jan Oegema zijn twee weken durende retraite in een trappistenklooster in het zuiden van Nederland na het overlijden van zijn moeder.

Als iets rouwt, dan is het het lichaam, schrijft de auteur aan het begin van zijn boek. Iedereen die het verlies van een dierbare heeft ondergaan, kan dit beamen. Die rouw in het lichaam is fysiek voelbaar, het doet letterlijk pijn. De auteur zegt ook dat het lichaam ruimte wil voor rouw. Aan dat ruimte creëren voor het lichaam in rouw ontbreekt het vaak. We nemen in onze gehaaste en op resultaat gerichte samenleving niet de ruimte om ons te verhouden tot dat lichaam in rouw. Het dringt zich vaak onverwacht aan ons op en dan weten we het weer, oh ja er is dat grote verlies geweest en dat doet pijn. 

Mooi vind ik het, dat Oegema zich door zijn retraite in rouw wel heeft overgegeven aan dat lichaam in rouw. In het algemeen zijn wij als mens veel te ver af komen te staan van ons lichaam. Wij benaderen ons lichaam steeds meer als een mechanisch voorwerp. Het moet het doen, sterk zijn en ons zo weinig mogelijk tot last zijn. Als we ons niet lekker voelen, lichamelijk of geestelijk, dan moeten we daartegen vechten en dit zo snel mogelijk overwinnen. Verlies en de daarmee gepaard gaande rouw gooit dit denkbeeld totaal ondersteboven. Het lichaam gaat zijn eigen weg in de rouw en stuurt de ratio in de war. Als we hier geen gehoor aan geven, kan dat ons vroeg of laat opbreken.

In dit boekje lezen we wat een retraite in rouw met een mens en vooral voor het lichaam kan doen en welke gedachten daarbij naar boven komen. Het is een heel persoonlijk verhaal van Oegema, maar tegelijkertijd ook een verhaal van ons allemaal, want we worden allemaal vroeg of laat geconfronteerd met verlies dat lichamelijk pijn doet.

Het lichaam functioneert, zo ontdekt de auteur, helemaal anders op zo'n moment. Het ruikt, het hoort, het ziet helemaal anders en daardoor is ook de beleving van de omgeving geheel anders. Oegema beleeft dit in de verstilde omgeving van het klooster op een zeer indringende manier. Hij beschrijft dat zijn moeder dement was aan het einde van haar leven en dat zij daardoor voornamelijk nog lichaam was en veel minder geest. Dan citeert hij het gedicht 'incarnatie' van Lucebert en daarna realiseert hij zich tijdens een gesprek met een van de broeders, dat dit voor hem een gedicht van hereniging is, hereniging met zijn moeder. Hij was haar diepste wezen al kwijt door de dementie, maar door haar overlijden vindt hij zijn moeder terug. Haar lichaam is niet meer hier, het lichaam waaruit hij geboren is, maar de leegte is nu toeverlaat (versregel uit het gedicht van Lucebert) en in die leegte vindt hij de moeder terug die ze voor hem is geweest. De moeder zonder dementie, de moeder die hij omschrijft als een stilteling, een persoon die graag de stilte beleeft als een aangename lichamelijke gewaarwording. Hij is nu opnieuw stil met haar en dankzij haar.

Als je dit boekje leest, zou je iedereen en ook jezelf, als je een dierbare verloren hebt, adviseren een retraite in rouw te ondergaan in een klooster of andere rustige omgeving, waar je in stilte kunt luisteren naar je rouwende lichaam. De rouw is na twee weken natuurlijk niet voorbij, maar het kan ons wel, net als bij de auteur, dichter brengen bij, wat hij niet anders kan noemen dan de ziel. Waarschijnlijk zullen wij dan ook ontdekken dat rouwen eerder aan ons gebeurt dan door ons, maar dat wij daar net als Oegema wel de voorwaarden voor moeten scheppen. Het zal ons, net als bij Oegema, opnieuw in contact brengen met onze overleden dierbare. De leegte zal ons toeverlaat worden.

Jan Oegema (1963) is uitgever en publicist. Hij studeerde literatuurwetenschap en is auteur van onder andere De stille stem. Niet-weten als levenshouding (2011). Bij Vantilt verscheen ook Hans Faverey en de liefde.
Pieter Bijwaard (1955) is beeldend kunstenaar en maakt regelmatig uitgaven in samenwerking met schrijvers en dichters. Zijn werk is vertegenwoordigd in particulier en museale collecties, waaronder Teylers Museum in Haarlem, Stedelijk Museum in Amsterdam en De Pont Museum in Tilburg.


ISBN 9789460042867 | Paperback | 124 pagina's | Uitgeverij VanTilt | oktober 2016

© Ria, 09 december 2016


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Diep uit het oor Diep uit het oor


Taal en poëzie in de retraites van het Open klooster
Jan Oegema

De titel van dit boek van Jan Oegema is de slotregel uit een gedicht van Antije Krog, getiteld dichter wordende. Krog is apartheidsactivist en twee jaar lang nauw betrokken geweest bij het werk van de Waarheids- en verzoeningscommissie van Zuid-Afrika samen met bisschop Desmond Tutu. Oegema heeft grote bewondering voor deze dichteres, ze is, zo schrijft hij iemand die me ontregelde en tegelijk raakte door haar diepte, haar vertrouwen in diepte.

Dit boekje is de neerslag van zeven jaar Open kloosters en geeft een reflectie weer over een aantal samenhangende thema's, waarvan het hoofdessay als centraal thema dichterwording heeft, ontleent aan het hierboven genoemde gedicht van Antije Krog.
De volgende drie kleinere essays gaan over de relatie tussen poëzie en religie, stilte en nieuwe opvattingen daarover en ten slotte over de compassie en de paradoxen daarvan. Het laatste essay is geschreven in de geest van Hadewijch, een 13e-eeuwse dichteres en mystica.

Door het hele boekje heen zijn prachtige gedichten opgenomen, die raken aan de thema's die in de verschillende essays worden behandeld. Oegema heeft deze gedichten opgenomen die soms raken aan de emoties die door het in retraite zijn soms bij deelnemers naar voren komen. Doordat een deelneemster bij een voorstelronde enthousiast meldde dat zij recent oma was geworden, werd bij drie andere vrouwen emoties rondom hun ongewenste kinderloosheid opgeroepen. Dit naar voren gekomen verdriet werd tijdens de retraite een thema naast de andere thema's.

Dat taal en poëzie daarvoor gebruikt kunnen worden bleek tijdens de afscheidsceremonie. Maria van Raak, die deze ceremonie leidde zei dat het afscheidsritueel ook bedoeld was om leven te gedenken dat wel was geweest maar niet gekomen. Deze elf woorden van dichteres Van Raak, zo schrijft Oegema, zorgden ervoor dat een groot verdriet van drie vrouwen onderdeel werd van het empathisch bewustzijn van de hele groep. Dat is wat taal en poëzie op een bepaald moment door een bepaald persoon gesproken kan doen. Enkele woorden kunnen poëtisch werken omdat ze getuigen van inzicht en verantwoordelijkheidszin. Ook het prachtige gedicht van Maria van Raak, getiteld Ode aan het missen en volledig in het boekje op bladzijde 16 opgenomen, getuigt hiervan.

Het is een heel fijn boekje om te lezen. Het lijkt alsof je zelf als lezer een beetje deelneemt aan deze taal en poëzie retraites van het Open klooster. Er zijn veel verschillende gedichten opgenomen van veel verschillende dichters. Een van de heerlijkste gedichtjes die ik las in het boekje is een van de vier haiku's van Biecke Vanderkerckhove op bladzijde 50 en dat luidt als volgt:

De wind speelt in de


rokjes van de klaprozen.


Eindelijk zomer!


Over de auteur:
Jan Oegema (1963) is uitgever en publicist. Hij studeerde literatuurwetenschap en is auteur van onder andere De stille stem. Niet-weten als levenshouding (2011). Bij Vantilt verscheen ook Hans Faverey en de liefde.


ISBN 9789460042959 | Paperback | 96 pagina's | Uitgeverij VanTilt | oktober 2016

© Ria, 07 december 2016


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

De stille stem De stille stem


Niet-weten als levenshouding
Een essay over openheid
Jan Oegema



In ‘De stille stem’ beschrijft Oegema mensen, van wetenschappers tot schrijvers, die bekend staan als agnosten. Agnosten zijn niet-weters, mensen die alles in twijfel trekken: het bestaan en ontstaan van de wereld en wat het betekent om op aarde te zijn. Dit kunnen mensen zijn van elke religieuze of spirituele groep. Oegema noemt ze ook wel ‘mensen zonder eigenschappen’ omdat deze groep moeilijk in een hokje te plaatsen is, én moeite heeft zichzelf in een hokje te stoppen.
Per hoofdstuk beschrijft Oegema niet-weters uit het heden en verleden. Aan ieder hoofdstuk zit een thema verbonden die aan de hand van een individu, zoals schrijver Lucebert, soms een hele groep, bijvoorbeeld de Quakers, wordt besproken.
Hoofdstuk 2 gaat over sensus irrealis: het besef hoe vreemd het is een bewustzijn te hebben, en te beseffen dat je bestaat en wat het de mens doet om dit te beseffen. Een ander hoofdstuk beschrijft ‘de stilte’. Dat ‘stilte’ vaak als iets negatiefs wordt gezien, bijvoorbeeld het ontbreken van geluid. Oegema pleit voor een positievere invalshoek en hoopt dat meer mensen zich bewust worden dat stilte op zich al iets moois is, en dat in stilte mensen dichter bij zichzelf komen.


Vol goede moed begon ik aan dit boek, aangezien ik mijzelf ook vaak tot een niet-weter reken: ik wil graag eerst lang over dingen nadenken, en dan nog heb ik vaak moeite met het formuleren van een mening. Ik hoopte dat het boek van Oegema meer duidelijkheid zou scheppen. Maar niets was minder waar.
Het lezen was voor mij een zware dobber: Oegema gebruikt veel moeilijke woorden en lange filosofische zinnen. Soms begreep ik een zin, na deze twee of drie keer gelezen te hebben, nog niet. Ook sprong hij in zijn betoog vaak van de hak op de tak. Soms begon een hoofdstuk met het aanhalen van een gedicht, vervolgens werden er allerlei zijsprongen gemaakt naar andere gedichten en/of religieuze of wetenschappelijke theorieën of gedachtegangen. Hierdoor was het moeilijk voor mij om bijzaak en hoofdzaak van elkaar te onderscheiden en het punt van sommige hoofdstukken te ontdekken.
‘De Stille Stem’ bevat mooie thema’s, maar het zou meer toegankelijk kunnen zijn wanneer Oegema gebruik maakt van een eenvoudiger taalgebruik, zodat ook een jonge niet-weter het begrijpt. Misschien dat, als ik het boek over een jaar of tien herlees, de kwartjes wel op zijn plek vallen.


ISBN 9789046810148 | Paperback | 223 pagina's | Nieuw Amsterdam | november 2011

© Renske Visser, 31 januari 2013


Lees de reacties op het forum en/of reageer: