Esther Mourits
Een kamer gevuld met de mooiste boeken
De bibliotheek van Johannes Thysius (1622 - 1653)
Als eigenaar van een bescheiden bibliotheek en onderzoeker van wetenschappelijke instrumenten uit de zeventiende eeuw, raadpleeg ik al jaren werken uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Mijn belangstelling voor met name de boeken uit de eerste twee eeuwen van mijn onderzoeksperiode, maakte dat mijn aandacht werd getrokken door de titel van dit werk van Uitgeverij Vantilt. Ik was vooral benieuwd naar wat er over een bibliotheek uit die tijd te schrijven is en hoe zich dat verhoudt tot de manier hoe wij, want mijn vrouw is verantwoordelijk voor circa de helft van de collectie, onze collectie opbouwen.
Wat meteen opvalt aan het werk is de prachtige vormgeving. Het boek is gebonden en is voorzien van een groot aantal prachtige afbeeldingen, in zwart/wit en in kleur. Uiteraard gaat het om de inhoud en niet om de plaatjes, maar ook die is ruimschoots voldoende, zoals van een proefschrift verwacht mag worden. Het werk opent met de levensloop van Johannes Thysius, welke, ondanks zijn vroege overlijden op 31 jarige leeftijd, toch indrukwekkend is. Thysius kwam uit het gegoede geslacht Thijs (Thysius is Latijn voor Thijs, Mourits hanteert in het werk de meest voorkomende variant van de naam per persoon uit de familie). Ze waren aanvankelijk juweliers in Brussel, maar latere generaties verhuisden naar Amsterdam en breidde het kapitaal uit dankzij speculaties met VOC aandelen. Niet alleen Thysius was een kort leven beschoren, zijn grootvader werd slechts 55 jaar oud, van diens 11 kinderen bereikten slechts vijf de volwassenheid, en daarvan werd er slechts één, Catharina Thijs, met circa 64 jaar, ouder dan Thysius' vader die slechts 40 werd.
Catharina Thijs trouwde met Constant L'Empereur en verhuisde naar Leiden. Vanaf circa 1630 ging Thysius voor zijn opleiding grotendeels bij hen in huis wonen. Vanaf de dood van Thysius' vader in 1634 werd dit definitief. Het was vooral L'Empereur die, als een van zijn voogden, een aanzienlijke rol zou gaan spelen in de liefhebberij voor boeken van Thysius. Door diverse erfenissen kwam het familiekapitaal reeds op jonge leeftijd bij Thysius terecht, hetgeen het verzamelen uiteraard vergemakkelijkte.
Dat Thysius al op jonge leeftijd grote interesse had voor boeken blijkt uit een brief van hem aan zijn oudoom Anthonius, die hem een koek gegeven had voor zijn zesde verjaardag. Daarin hij schreef dat hij onder andere dat hij hoopte dat "...mijn lieve oom tegens toecomende jaer best sal vinden mijn te vereeren met een goede boeck in plaets van een koeck." Een paar jaar later zou hij zijn eerste boeken ontvangen, waarschijnlijk eerst van zijn oudoom en later van zijn oom L'Empereur. De eerste substantiële toevoeging aan Thysius' collectie was de overname van een deel van de bibliotheek (281 titels in 191 banden) uit het nalatenschap van oudoom Jacobus in 1635, Thysius was toen pas dertien jaar oud.
Daarna bleef de collectie gestaag groeien. Boeken werden voornamelijk uit bestaande collecties overgenomen, meestal via veilingen. Slechts een klein deel van zijn collectie bestond uit nieuw aangeschafte werken, het merendeel was reeds 50 jaar oud bij aanschaf. In 1647 werd Thysius meerderjarig en kon hij zelf over zijn kapitaal beschikken en het aantal boeken in zijn verzameling zou snel groeien. Bij zijn overlijden in 1653 bevatte Thysius' bibliotheek circa 3000 boeken. Mourits geeft ter vergelijking aan dat de universiteitsbibliotheek van Leiden van ongeveer gelijke omvang was in 1640. Dat dit evengoed niet uitzonderlijk veel was, laat Mourits aan de hand van twee voorbeelden zien. Adriaan Pauw (1585-1653) en Nicolaas Heinsius (1620-1681), beide tijdsgenoten van Thysius, hadden bibliotheken met respectievelijk circa 16.000 en 13.000 boeken.
Wat wel bijzonder was, was dat Thysius in zijn testament had bepaald dat zijn collectie beschikbaar moest worden "...ter publijcque dienst der studie". Om dit te realiseren had hij zelfs gelden gereserveerd voor de constructie van een pand voor het huisvesten van de bibliotheek en voor het uitbreiden en onderhouden van de collectie. In deze collectie is ook circa een meter familie-archief van Thysius opgenomen, welke een dankbare bron vormde voor Mourits' werk.
Na het inleidende hoofdstuk over de familie Thijs en Thysius' leven, gaat het tweede hoofdstuk over zijn nalatenschap, gecombineerd met de locaties waar de werken in zijn bibliotheek vandaan kwamen. Het derde hoofdstuk gaat dieper in op drie facetten van zijn bibliotheek: de Libri Juridici, Libri Medici, en Libri Historici. Deze indeling volgt de indeling van Thysius' bibliotheek en de boek- en veilingcatalogi uit de periode. Het is hier waar ik de eerste kanttekening bij Mourits's werk moet maken. Hoewel boekhistorici, die in deze onderwerpen geïnteresseerd zijn, dit hoofdstuk met graagte zullen lezen, was het juist dit hoofdstuk dat voor mij te langdradig werd. Uiteraard komt dit door mijn persoonlijke interesse die niet geheel aansluit bij Thysius' bibliotheek en het is dus goed dat Mourits dit hoofdstuk in de handelseditie opgenomen heeft, aangezien het wel een goed beeld van de opbouw van Thysius' bibliotheek geeft.
Het laatste laatste hoofdstuk, getiteld 'Voor de glorie van onze eeuw: een ideale bibliotheek', gaat verder in over de mechanismen van het boekverzamelen. Mourits maakt hier de lezer bekend met het werk Advis pour dresser une bibliotheque van de Franse bibliothecaris Gabriel Naudé (1600-1653) uit 1627. Naudé legde erin uit hoe een bibliotheek op te zetten, hoe de boeken te selecteren en te ordenen, en de ruimte in te richten. Voor Naudé was het daarbij vooral van belang dat de collectie voor een ieder die er interesse in had toegankelijk gemaakt werd.
In dit hoofdstuk geeft Mourits de lezer aanvankelijk het gevoel dat het hier om openbare bibliotheken gaat, zoals die van Thysius na zijn overlijden. Het is in dit hoofdstuk dat ik me afvroeg wat Mourits zelf precies onder een bibliotheek verstaat. Door het werk gebruikt ze de termen boekenverzameling, bibliotheek en wetenschapsbibliotheek door elkaar en in dit hoofdstuk schrijft ze: "De meeste boekenverzamelaars moeten de strekking van het Advis hebben gekend". Maar wat is een 'boekenverzamelaar' en wat is een 'bibliotheek'? In de conclusie wordt het duidelijk dat zelfs Pauw's verzameling een bibliotheek genoemd wordt, terwijl deze niet publiekelijk toegankelijk was. Oorspronkelijk komt het woord bibliotheek uit het Grieks en betekent letterlijk 'boekenbewaarplaats'. Is het nodig daarvoor het Advis gelezen te hebben en, zelfs al was (en is) het een alom erkend werk, zal het inderdaad zo zijn geweest dat 'de meeste boekenverzamelaars' bekend waren met de inhoud ervan?
Kijkend naar onze eigen bescheiden bibliotheek, denk ik daar heel anders over, maar ik leef dan ook niet in de zeventiende eeuw. De adviezen die Naudé gaf, zijn veelal een open deur en worden door verzamelaars, waaronder ikzelf, met een redelijk automatisme genomen, iets dat ook Mourits erkent. Ze erkent ook dat geen exemplaar van Naudé in Thysius's verzameling voorkomt, noch in zijn catalogi en kasboeken. Helaas wordt bovenstaande intrigerende vraag, dat de strekking van het Advis bij de meeste boekenverzamelaars bekend moet zijn geweest, niet door Mourits beantwoord. Ook wordt het pas in de conclusie duidelijk hoe Mourits over het concept 'bibliotheek' denkt en dat dit neerkomt op de oorspronkelijke Griekse betekenis van het woord. Waarschijnlijk is de verwarring het resultaat van de editoriale slag die nodig was om van het oorspronkelijke proefschrift een handelseditie te maken.
In het werk worden met regelmaat oorspronkelijke teksten geciteerd. In gevallen dat deze in het Frans of het Latijn geschreven waren, wordt de vertaling in de eindnoten gegeven, waarvan de nummering per hoofdstuk opnieuw begint. De eindnoten beslaan 37 pagina's, waarbij het hoofdstuknummer alleen voorafgaand aan de eerste eindnoot van dat hoofdstuk wordt gegeven. Dit maakt het opzoeken van een vertaling voor diegenen die het Frans of Latijn niet machtig zijn tot een lastige klus, waarbij een tweede boekenlegger niet overbodig is.
Het oorspronkelijke proefschrift heb ik niet gelezen, maar alleen al het feit dat in de conclusie nog nieuwe zaken benoemd worden, geeft mij het gevoel dat er flink geschoven en geknipt is om het tot de handelseditie om te vormen en dat hierdoor bovenstaande (overigens kleine) punten van kritiek ontstaan zijn. Niettemin is dit een fantastisch werk voor eenieder die serieus boeken verzamelt en geïnteresseerd is in de zeventiende eeuw. Wat Mourits vooral bereikt heeft, bij mij althans, is dat haar werk aanzet tot nadenken en dat is waar het in de wetenschap om draait.
ISBN 9789460043062 | Gebonden | 335 pagina's | Uitgeverij Vantilt | december 2017
© Nicolàs, 09 januari 2017