John Boyne
De jongen die zijn vader zocht
Alfie en zijn ouders Georgie en Margie wonen in Damley Road, een fijne straat waar iedereen elkaar kent. Toch komen op zijn vijfde verjaardag maar weinig buren op visite. De oorlog is zojuist uitgebroken en niemand is in de stemming voor een feestje. Voor Alfie is het een vrolijke en trieste dag tegelijk. Hij is blij met zijn cadeautjes maar verdrietig omdat zijn moeder huilt. Ze huilt omdat Georgie heeft besloten zich vrijwillig voor het leger aan te melden. Georgie is optimistisch. De oorlog is immers maar tijdelijk. Tegen de tijd dat het kerstmis is, is de oorlog voorbij. Dat weet iedereen.
Kerstmis gaat voorbij zonder Georgie. Ook de kerstfeesten die volgen, laat hij verstek gaan. De oorlog is nog altijd in volle gang. Margie doet haar best de moed erin te houden maar ze heeft moeite de eindjes aan elkaar te knopen. Damley Road is niet langer de gezellige straat van weleer. Vriendschap is overgegaan in verdeeldheid. De aardige Joe Patience wordt door zijn buren met de nek aangekeken omdat hij een dienstweigeraar is en Alfies beste vriendin Kalena en haar vader zijn door de politie opgepakt op verdenking van spionage. Hun Praagse accent klinkt te vijandig. Alfie wacht twee jaar tevergeefs op Kalena en dan doet hij iets wat ten strengste verboden is: hij breekt in. Alfie steelt de schoenenpoetskist van Kalena’s vader. Zo jong als hij is, beseft hij dat hij een steentje bij moet dragen. Hij is de man in huis.
Alfie gaat stiekem als schoenpoetser op het treinstation aan de slag. Menigeen laat zijn schoenen door het jochie poetsen. Niemand maakt zich druk om het feit dat Alfie nauwelijks naar school gaat. Margie weet van niets maar ze is blij dat ze steeds over meer geld blijkt te beschikken dan ze dacht. Tijd om erbij stil te staan, heeft Margie niet. Ze heeft inmiddels meerdere banen en is nauwelijks thuis. De brievenstroom van Georgie is gestopt. Volgens Margie is hij op een geheime missie. Alfie denkt dat het betekent dat zijn vader dood is.
Op een dag als alle andere, laat een keurig geklede arts zijn schoenen door de inmiddels negenjarige Alfie poetsen. Wanneer een windvlaag er met de papieren van de arts vandoor gaat, schiet Alfie hem te hulp. Het was niet zijn bedoeling de tekst op het papier te lezen maar toch vliegen Alfies ogen over de regels heen. Het is een lijst met namen van ziekenhuispatiënten. Er staat een bekende naam op. Een heel bekende naam. Georgie Summerfield is niet dood. Hij verblijft in een naburig ziekenhuis. Een ziekenhuis waar mensen verblijven die lijden aan iets dat “shellshock” heet. Alfie besluit dat hij zijn vader moet gaan redden. Het nare ziekenhuis is immers niet zijn thuis. Georgie hoort in Damley Road thuis, het straatje waar het ooit zo gezellig was.
De jongen die zijn vader zocht is een ontroerend verhaal dat zich afspeelt tijdens de Eerste Wereldoorlog. Auteur John Boyne heeft het verhaal mooi klein gehouden, iets waar hij in uitblinkt. Het verhaal kenmerkt zich door een eenvoudige vertelstijl. De verteller is immers nog maar een kind. De indringendheid is er niet minder om. Alfie is een kind in een wereld die hij niet begrijpt. De volwassenen in zijn leven proberen hem te beschermen maar hun goede bedoelingen maken zijn verwarring alleen maar groter.
Oorlog, uiteengerukte families en shellschok zijn belangrijke onderwerpen in dit gevoelig geschreven verhaal. In de eerste plaatst gaat dit boek echter over een jongetje dat heel veel van zijn vader houdt. Daar verandert een oorlog helemaal niets aan!
ISBN 9789022576618 | Paperback | 240 pagina's | Uitgeverij Boekerij | april 2016
Vertaald door Ton Heuvelmans
© Annemarie, 20 juni 2016
De jongen die zijn vader zocht
Dan breekt de eerste wereldoorlog uit en jongemannen wordt opgeroepen zich vrijwillig voor de militair dienst te melden. Zijn vader meldt zich vrijwillig aan tot groot ongenoegen van zijn moeder en van oma. De buurman, de vriend van vader, is principieel tegen de oorlog en meldt zich niet aan. Niet lang daarna loopt in België de oorlog tegen Duitsland uit de hand en worden alle mannen opgeroepen zich te melden, militaire-dienst wordt een plicht. De vriend van vader, de buurman, weigert en wordt opgehaald en als dienstweigeraar naar de gevangenis gebracht. De Poolse snoepverkoper en zijn dochter worden ook opgehaald omdat ze als mogelijke spionnen worden aangemerkt en verblijven tot het einde van de oorlog op het eiland Man.
Hoewel iedereen Alfie belooft dat de oorlog voor de kerst zal eindigen duurt hij voort en komen er al gauw te korten aan van alles. Alfie gaat, om zijn steentje bij te dragen als enige man in het huis, schoenen poetsen op het station. De brieven die zijn vader naar huis stuurt zijn in het begin opgewonden en strijdlustig, maar worden al snel verschrikkelijk en waanzinnig tot het moment dat ze geheel stoppen. Is zijn vader dood?
Alfie begint een zoektocht en ontdekt bij toeval dat zijn vader in een psychiatrisch-ziekenhuis is opgenomen i.v.m. een shellshock: een gevolg van de oorlogservaringen die zijn vader in een geestelijk wrak heeft veranderd. Alfie besluit zijn vader te redden en bedenkt een plan om hem uit het de afvoerput van de oorlog, vol kwijlende, schreeuwende, waanzinnige soldaten te ontvoeren. Ik ga u de rest niet onthullen, maar ik kan u wel verzekeren dat er een spannend en emotioneel plot volgt.
Ik vind John Boyne een zeer goed schrijver. Zijn verhalen zijn gevoelig en prachtig verwoord. Hij draait er niet om heen en schrijft heldere taal. Boyne heeft geen dubbele agenda en maakt mooie zinnen die prachtige beelden opleveren. Hij beschrijft op heldere manier hoe de 1e wereldoorlog Engeland verandert en met name zo’n gemoedelijke Engelse volksbuurt waar dit verhaal zich afspeelt. De woordkeus en zinsbouw zijn een genot om te lezen. Af en toe vind ik zijn schrijfstijl een tikje te kinderlijk en voel ik me een jongen die een spannend boek leest, wat het boek natuurlijk wel erg toegankelijk maakt voor jongere lezers. Net als zijn roman ‘De witte Veer’, vind ik dit boek opnieuw een klein meesterwerk.
John Boyne is een in 1971 geboren Ierse schrijver waarvan al verschillende boeken in Nederland zijn verschenen. Een van de bekendste is ‘De jongen in de gestreepte pyjama’ wat ook verfilmd werd.
ISBN 9789022565797 | Hardcover | 239 pagina's | Uitgeverij Meulenhoff | augustus 2014
Vertaald door T. Heuvelmans
© Jan van Rijsingen, 26 mei 2016
De jongen op de berg
Pierrot is behoorlijk klein voor zijn leeftijd en wordt in het weeshuis flink gepest. Gelukkig is zijn verblijf maar van korte duur. Er duikt een tante op, een zus van Pierrots vader. Tante Beatrix is, net als haar broer, van Duitse afkomst en werkt als huishoudster voor een voorname Duitser. Met de grootst mogelijke moeite heeft ze haar werkgever overgehaald het jongetje in huis te nemen. En zo gebeurt het dat de kleine Pierrot op de trein naar Duitsland wordt gezet. Hij is onderweg naar een tante die hij nog nooit heeft gezien. Pierrot mist Anshel meer dan ooit.
Het huis waar tante Beatrix werkt ligt op een berg. Haar werkgever brengt hier slechts een deel van zijn tijd door. Tante Beatrix drukt Pierrot op het hart zo rustig en beleefd mogelijk te zijn. De heer des huizes is een strenge man die het niet zo op kinderen heeft. Als Pierrot zich misdraagt, is de kans groot dat hij weggestuurd wordt, iets wat zijn tante koste wat kost wil voorkomen. En zo gebeurt het dat Pierrot de baas van zijn tante een vlekkeloze Hitlergroet brengt. Zo hoort het immers, heeft hij onlangs geleerd. De bewoner van het huis, dat Berghof heet, is immers niemand minder dan Hitler zelf.
Tante Beatrix is een wat zenuwachtige vrouw die geheimzinnige gesprekken met de chauffeur voert. Mag ze haar werkgever eigenlijk wel? Tante Beatrix steekt Pierrot in Duitse kledij en geeft hem zelfs een nieuwe naam: Pieter. Ook wil ze niet langer dat Pierrot nog brieven aan Anshel stuurt, laat staan dat zijn vriendje brieven naar Berghof stuurt. Pierrot begrijpt het niet. Waarom mag hij niet langer de Franse Pierrot zijn? Waarom is zijn vriendschap met Anshel verkeerd? Anshel is zijn allerbeste en enige vriend. Tante Beatrix houdt voet bij stuk. Pierrot voelt zich neerslachtig. Hij begrijpt niet dat zijn tante hem probeert te beschermen. Je kunt immers maar beter niet bij Hitler in ongenade vallen.
In de jaren die volgen, past Pierrot zich zo goed mogelijk aan. Hij ontpopt zich tot de protegé van Hitler zelf en zet alles op alles om het de man naar de zin te maken. Trots paradeert hij rond in een uniformpje van de Hitlerjugend. Pierrot is nog te jong om te beseffen dat zijn tante zijn ommezwaai met lede ogen aanziet. Hij is te jong om te beseffen dat zijn beschermheer een monster is. Langzaam vullen Hitlers woorden zijn aderen met vergif. Pierrot verandert van een goedlachs jochie in een verwaande tiener die het personeel, dat hem altijd zo hartelijk behandelde, nors bevelen toebijt. Hij is zijn onschuld kwijt.
De jongen op de berg maakt duidelijk hoe eenvoudig het is om een kind verkeerde ideeën op te dringen. Hem of haar te hersenspoelen. Kinderen zijn flexibel en Pierrot past zich al snel aan het leven op Berghof aan. Hij leert dat de zelfmoord van zijn vader, die met een oorlogstrauma kampte, een laffe daad was en dat het aan hem is om zijn familienaam in ere te herstellen. Hitler is als een vaderfiguur voor Pierrot. De jongen snakt naar zijn goedkeuring en meldt de wandaden van het personeel vol ijver bij zijn rolmodel. Wanneer hij beseft dat zijn geklik mensen het leven kost, verdwijnt zijn kinderlijke onbevangenheid voorgoed.
De jongen op de berg gaat over het maken van fouten. Onherstelbare fouten. Pierrot is held noch slachtoffer. Hij maakt verkeerde keuzes en heeft pas spijt wanneer zijn geluk zich tegen hem keert. Dit prachtige verhaal leert de lezer dat we de onschuld van een kind moeten koesteren en het nooit mogen schaden. Wie toch fouten maakt, zal deze fouten onder ogen moeten zien. Ze ontkennen is een nog veel grotere fout. Opnieuw heeft John Boyne een prachtig en puur verhaal geschreven. Eenvoud en openhartigheid vormen de sleutel tot een onvergetelijk verhaal. De jongen op de berg is een pareltje.
ISBN 9789022575536 | Hardcover | 252 pagina's | Uitgeverij Boekerij | november 2015
Vertaald door Bert Meelker
© Annemarie, 23 december 2015
De grote stilte
Op het seminarie deelt Odran een kamer met Tom Cardle. Odran mag Tom graag maar snapt niet goed waarom Tom de opleiding volgt. Het is duidelijk dat Tom helemaal geen priester wil worden. Waarom gaat hij dan niet gewoon naar huis? Odran begrijpt de complexiteit van het leven niet. Hij stelt geen vragen en doet gewoon netjes wat van hem verlangd wordt. Dat mensen als Tom worstelen met hun identiteit en seksualiteit, gaat aan hem voorbij. Odran neemt het leven zoals het komt. Hij verheugt zich op het priesterschap en geniet van het respect dat het dragen van een witte boord in het gelovige Ierland met zich meebrengt.
Jaren later, Odran is inmiddels van middelbare leeftijd, is het respect voor priesters volledig verdwenen. Odran wordt niet langer met respect behandeld maar eerder bespot. Mensen botsen “toevallig” tegen hem aan en regelmatig hoort hij het woord “pedo” fluisteren. Het is niet langer een zegen om priester te zijn. Odran is geen pedofiel en heeft in zijn leven nog nooit iets fout gedaan maar nu het misbruikschandaal binnen de katholieke kerk aan het licht is gekomen, worden alle priesters met argwaan bekeken en behandeld. Odran weet niet goed hoe hij met deze nieuwe situatie om moet gaan. Het lukt hem niet om alle narigheid te ontlopen. Odran heeft zijn hele leven nare gedachten ontweken, de andere kant opgekeken.
Odran was nog maar negen jaar oud toen een ingrijpende situatie zijn leven volledig op zijn kop zette. Nadat de acteercarrière van zijn vader flopte ging het met het huwelijk van zijn ouders bergafwaarts. In een poging het gezin bijeen te houden regelde Odrans moeder een vakantie aan de kust. Aanvankelijk genoot het hele gezin van het uitje maar na een vervelende ruzie verdronk vader zichzelf in zee. Hij nam Odrans kleine broertje Cathal mee zich mee. Eigenlijk had vader Odran mee uit zwemmen willen nemen maar Odran had geen zin. Zijn weigering redde zijn leven maar kostte dat van Cathal.
Van het gezin dat eens uit vijf personen bestond zijn nu nog maar twee leden over. Alleen Odran en zijn zus Hannah leven nog maar Hannah is ziek. Lange tijd heeft Odran de toenemende verstrooidheid van zijn zus genegeerd maar uiteindelijk viel het niet meer te ontkennen. Hannah heeft het vaak over vroeger en Odran denkt steeds vaker aan zijn jeugd en zijn schooltijd. Er zijn mooie dingen om aan terug te denken maar ook nare. Daar denkt Odran liever niet aan. En dan wordt Odrans leven opnieuw op zijn kop zet. Tom Cardle, zijn enige en beste vriend, wordt van het ondenkbare beschuldigd.
In het dankwoord draagt auteur John Boyne dit boek, het eerste dat hij over zijn geboorteland Ierland schreef, op aan alle slachtoffers van misbruik binnen de Ierse katholieke kerk. Hoofdpersonage Odran staat symbool voor de doofpotcultuur dat het misbruik mogelijk maakte. Odran stelde nooit vragen, wilde nergens het kwaad van inzien en ging elke vorm van confrontatie uit de weg. Was hij naïef of keek hij bewust de andere kant op? Odran staat ook symbool voor de katholieke kerk zelf. Hij en de kerk keken de andere kant op, wilden niet weten wat er gebeurde. Ze wasten hun handen dan wel in onschuld maar schoon werden ze er niet van.
Nu Odran bijna zestig is, overziet hij zijn leven en zet hij heel voorzichtig deuren open die hij jarenlang zo angstvallig gesloten hield. In deze integere en zeer ontroerende roman schetst John Boyne een ontluisterend en raak portret van de misbruikslachtoffers. Door de nadruk op Odran te leggen en niet op het misbruik zelf komt het verhaal nog heftiger bij de lezer binnen. De passiviteit en lafheid van mensen als Odran stelden de misbruikers immers in staat ongestoord hun gang te gaan. Odran is geen pedofiel. Hij heeft niemand misbruikt maar maakt hem dat onschuldig? De prachtige en gevoelige manier waarop John Boyne over dit onderwerp schrijft maken De grote stilte tot een roman van grote klasse. Ik ben diep onder de indruk van dit aangrijpende verhaal.
ISBN 9789022570418 | Paperback | 400 pagina's | Uitgeverij Boekerij | april 2015
Vertaald door Lucie Rooijen
© Annemarie, 30 april 2015
Het victoriaanse huis
Het is Isabella, een wonderlijk kind, met volwassen maniertjes. Er is een jongen, een jaar of acht, Eustace, die doet wat zijn zus zegt, maar die zich soms vreemde dingen laat ontglippen. Als Eliza er dan naar vraagt, wil hij niets meer zeggen. Dat gebeurt enkele keren, als zij zich al geïnstalleerd heeft in het huis, in een redelijk luxe kamer, en er maar niet in slaagt om de ouders van de kinderen te spreken te krijgen, of de vorige gouvernante.
Is er dan niemand? Dat kan toch niet?
Die eerste nacht gebeuren er opnieuw dingen die haar doen schrikken: wat is hier aan de hand? Spookt het in Gaudlin Hall? Er blijken al vier gouvernantes geweest te zijn voor haar, de laatste heeft ze gezien op het station, wat is er met de andere gebeurd?
Als Eliza niet een zwak had gekregen voor de kleine jongen, dan was ook zij weggegaan, maar ze kan toch niet twee jonge kinderen helemaal alleen achterlaten is dit huis waar akelige dingen gebeuren en zoveel geheimen zijn? Ondanks de verhalen die ze hoort over wat er zich in het verleden heft afgespeeld, blijft ze, al is er duidelijk iemand die dat niet wil hebben. Ze wordt niet alleen bijna voor de trein geduwd, ook probeert iemand haar uit het raam te gooien, en ze verbrandt haar handen. Eustace heeft het over een oude man, die Eliza zal beschermen, maar zelf ziet ze niets of niemand.
Dit lijkt me een heerlijk verhaal voor een film! Behalve de horrorelementen, is er humor – vooral de jongen – en een beetje romantiek. John Boyne beschrijft de wereld zoals die in die tijd was uitstekend: vooral de positie van de vrouw. Zijn hoofdfiguur Eliza, is geen ‘moderne’, zegt ze zelf, maar ze vindt toch wel dat een getalenteerd meisje de kans met krijgen te studeren, en ze vindt het onzin dat zij als vrouw gevoelig zou zijn voor hysterie – zo impliceert de pastoor dat. En de gehoorzaamheid va de vrouw van de dokter aan haar man: ze kan toch zelf wel nadenken?
Er heerst een victoriaanse sfeer, en de heldin is een moedige zelfbewuste jonge vrouw: helemaal in de stijl van Jane Eyre of Wilkie Collins. Heerlijk...
ISBN 9789022568354 | Paperback | 302 pagina's | Uitgeverij Boekerij | oktober 2013
Vertaald uit het Engels door Mechteld Jansen
© Marjo, 30 oktober 2014
Het victoriaanse huis
Op het station wordt ze afgehaald door een norse koetsier die haar over mistige wegen naar haar nieuwe onderkomen voert. In het landhuis wordt ze ontvangen door twee uiterst beleefde kinderen. Eliza is verbaasd. Waar zijn de ouders van het keurige jongetje en meisje? Moe van de lange reis besluit ze te gaan slapen. De ochtend zal haar vast duidelijkheid brengen.
De kamer van Eliza blijkt comfortabel en het bed is zacht. Tevreden kruipt ze onder de lakens en vrijwel onmiddellijk sluiten twee handen zich stevig om haar enkels en trekken haar naar beneden. Eliza gilt en kijkt om zich heen. Wie is haar ongewenste gezelschap? Er is niemand.
De volgende ochtend neemt de verwarring van Eliza alleen nog maar meer toe. Ze blijkt de enige volwassene in het huis te zijn. De ouders van de kinderen hebben hun kroost aan hun lot overgelaten. Wie doet nu zoiets? De kinderen reageren terughoudend op haar vragen maar gedragen zich verder voorbeeldig.
Het loon van Eliza wordt uitbetaald door Raisin, een jurist die kantoor houdt in het dorp. Ook hij verschaft Eliza niet de felbegeerde antwoorden op haar vragen. De dorpelingen zijn in eerste instantie vriendelijk maar nemen een afstandelijke houding aan zodra ze beseffen dat Eliza op Gaudlin Hall vertoeft.
Al snel merkt Eliza dat er iets aan de hand is in het landhuis. Het spookt er. Iemand wil niet dat Eliza voor de kinderen zorgt en maakt dat op een zeer agressieve manier duidelijk. Zo klapt een raam plotseling open waardoor ze bijna naar buiten tuimelt en verandert ijskoud water in een kokend hete vloeistof. Eliza is bang en niemand in het dorp gelooft haar. Wanneer ze ontdekt dat haar voorgangers door vreemde ongelukken om het leven zijn gekomen, beseft ze dat er een mysterie ontrafeld moet worden. Ze moet weten wie er in het huis spookt en waarom. Natuurlijk kan ze terugkeren naar Londen maar ze kan de kinderen toch niet in de steek laten?
Het Victoriaanse huis is in alle opzichten goed. Het verhaal is spannend en vindt plaats in een goed gekozen setting: een landhuis op het mistige negentiende-eeuwse Engelse platteland, gelegen bij een dorp waar men duistere zaken gewoonweg de rug toekeert. Eliza staat er alleen voor. De vertelling speelt zich af in de tijd van Dickens en ademt ook een Dickens-sfeer uit. Het spook op Gaudlin Hall is een angstaanjagende verschijning die op alle mogelijke manieren probeert om Eliza te doden. Eliza laat haar kinderlijke gedrag al snel varen en ontpopt zich tot een assertieve dame die zich niet snel uit het veld laat slaan. Bang is ze wel want haar voorgangers hebben hun avontuur in het landhuis immers met de dood moeten bekopen.
Al op de eerste bladzijde had deze spannende roman mijn volledige aandacht te pakken. John Boyne vertelt op voortreffelijke wijze een verhaal om van te smullen. Het victoriaanse huis is een heerlijk, ouderwets spookverhaal. Wat heb ik genoten van dit fantastische boek!
ISBN 9789022568354 | Paperback | 320 pagina's | Uitgeverij Boekerij | oktober 2013
Vertaald door Mechteld Jansen
© Annemarie, 25 oktober 2013
De vreselijke belevenissen van Barnaby Brocket
Het broertje in kwestie heet Barnaby Brocket. Hij is nog maar net geboren. Barnaby heeft twee doornormale ouders en een heel gewone broer en zus. Vader en moeder Brocket verafschuwen abnormale toestanden. Ze brengen hun dagen zo onopvallend mogelijk door. Het was dus even schrikken toen Barnaby direct na zijn geboorte naar het plafond zweefde!
Vader en moeder hopen dat de kleine Barnaby snel zal stoppen met zijn rare fratsen. Zweven is nergens goed voor en bovendien is het ongewoon. Maar Barnaby blijft zweven. Zijn dagen brengt hij vooral tegen de plafonds van zijn huis door waar “David Jones Bellissimo medium zachte matrassen” zijn bevestigd. Heel soms mag hij even aan een lijn uitwaaien in de tuin. Vader en moeder houden Barnaby zoveel mogelijk uit het zicht want ze schamen zich voor hem. De kleine Barnaby is erg eenzaam.
Tegen de tijd dat Barnaby vier is, zweeft hij nog steeds. Ondanks alle boze woorden van zijn ouders lukt het hem niet om gewoon te zijn. Tegen de tijd dat Barnaby acht is hebben zijn ouders er schoon genoeg van. Ze willen hun normale leven terug en dat lukt niet zolang Barnaby deel uitmaakt van het gezin. Op een ochtend neemt moeder de altijd vriendelijke Barnaby tot zijn grote vreugde mee uit wandelen. Hij moet zijn met zand verzwaarde rugtas dragen zodat hij niet wegzweeft. Maar dan, terwijl Barnaby uitkijkt over de zee, snijdt moeder de rugtas van haar zoon open. Al het zand loopt eruit. En daar gaat Barnaby, hij zweeft steeds hoger en hoger.
Gelukkig wordt Barnaby gered door twee vrolijke dames die per luchtballon op weg zijn naar hun thuisland Brazilië. Ze nemen Barnaby mee en hij mag logeren op hun koffieplantage. Wanneer Barnaby hun vertelt wat zijn moeder heeft gedaan, reageren ze geschokt. Zelf zijn ze volgens hun ouders ook niet normaal maar ze zijn al jaren gelukkig met elkaar. Ze zijn aller- allerbeste vriendinnen. Eigenlijk zijn ze meer dan dat maar dat snapt de achtjarige Barnaby nog niet goed.
Toch wil Barnaby naar huis. Als hij weer thuis is dan komt alles vanzelf goed, hij weet het zeker. De dames twijfelen maar geven hem toch een vliegticket naar Sydney, waar Barnaby woont. In de trein naar het vliegveld valt Barnaby in slaap en pas bij het eindstation wordt hij wakker. Hij is in New York! Is dat dichtbij Sydney? Barnaby blijft proberen om naar huis te gaan en ontmoet bijzondere mensen in verschillende landen. Velen van hen zijn niet normaal. Maar wat is dan eigenlijk normaal? Wie bepaalt dat?
De vreselijke belevenissen van Barnaby Brocket is ondanks alle vrolijkheid en grappige gebeurtenissen een heel verdrietig verhaal. Nog nooit in zijn leven heeft Barnaby iemand kwaad gedaan. Barnaby is een lief jongetje maar hij is anders en daarom is hij ongewenst. Barnaby groeit op met het gevoel dat hij zijn ouders tot last is. Dit boek maakt op een bijzondere manier duidelijk dat het niet erg is om verschillend te zijn. Behandel elkaar goed en respectvol, ieder mens is uniek. Geheel in de stijl van het verhaal is het einde ook ongewoon. Ik zat bijna te juichen op mijn stoel! Maak kennis met Barnaby Brocket en bekijk de vele bijzondere mensen op de wereld voortaan met heel andere ogen.
ISBN 9789022564547 | Gebonden | 234 pagina's | Uitgeverij Boekerij | april 2013
Met illustraties in grijstinten van Oliver Jeffers Vertaald door Elinor Fuchs | Leeftijd: 10+
© Annemarie, 19 mei 2013
De vreselijke belevenissen van Barnaby Brocket
Melanie en Henry krijgen de opdracht vooral geen aandacht te besteden aan het gedrag van hun broertje, dat moedigt hem alleen maar aan.
Er worden, heel ongewoon, matrassen tegen het plafond gespijkerd. Moeder Eleanor is ontzet, het is belachelijk, het is niet normaal. Maar volgens vader Alistair krijgt hij vast wel eens genoeg van dat zweverige gedoe.
Helaas voor vader Alistair krijgt hij ongelijk, na vier jaar zweeft Barnaby nog steeds. Eleanor en Alistair bezoeken dan een paar artsen maar die doen weinig, hij zal er wel overheen groeien. Maar ook dat gebeurt niet. Eleanor en Alistair vinden het vreselijk dat Barnaby zweeft, het valt zo op! Ze eisen dat hij stopt met zweven, het is zo heel erg níet gewoon! Maar arme Barnaby kan er niets aan doen, hij is nu eenmaal zo geboren. Vader en moeder bedenken een plan, want dit kan zo niet langer, en zo gebeurt het dat de inmiddels achtjarige jongen door zijn moeder losgelaten wordt, de lucht in! 'Het spijt me, maar het is beter zo' zegt zijn moeder...
En daar zweeft hij dan door de lucht, verdrietig, eenzaam en verlaten, hij gaat steeds hoger en hoger, waar moet hij heen, wat moet hij doen? Hij blijft maar stijgen en dan hoort hij een stem... en nog een stem... Ze komen van twee vrouwen in een luchtballon! Eigenlijk hebben ze een hekel aan jongetjes en mannen. Maar als ze Barnaby's verhaal hebben gehoord mag hij met ze meereizen naar hun huis, bij een koffieplantage in... Brazilië.
En zo begint het nieuwe leven van de goedhartige, trouwe Barnaby, die zijn ouders niets verwijt, maar ze juist lieve kaartjes stuurt zodat ze niet ongerust hoeven te zijn. Barnaby wil niets liever dan naar huis, ondanks wat zijn ouders gedaan hebben. Onderweg naar huis reist Barnaby de halve wereld over en ontmoet hij allerlei ongewone heel bijzondere mensen die hem meestal accepteren zoals hij is, de uitzondering daargelaten. Toch wil hij nog steeds terug naar Sydney, volgens hem de mooiste stad van de wereld. Hij mist zijn hond, Captain W.E. Johns genaamd, die verdrietig rondloopt zo zonder zijn baasje. Hij mist zijn broer en zus, die hem ook vreselijk missen. Maar wat willen zijn ouders? Willen zij hem wel terug?
Het zijn vooral de taalgrapjes en de absurde situaties waarin Barnaby terecht komt die dit mooie, ontroerende verhaal toch luchtig houden. Het is erg fantasievol en op een enkele situatie na zelfs geloofwaardig, ondanks het gezweef.
Barnaby leert veel van alles wat hij meemaakt en wat hij vooral leert is dat ongewoon zijn helemaal niet erg is. Het is zelfs veel leuker en veel minder saai dan altijd maar gewoon doen en gewoon zijn! De afloop is erg verrassend en helemáál niet gewoon...
Het is zo'n boek waar je niet teveel over moet vertellen, het is een boek dat je gewoon moet lezen!
ISBN 9789022564547 | Gebonden | 234 pagina's | Uitgeverij Boekerij | april 2013
Met illustraties in grijstinten van Oliver Jeffers Vertaald door Elinor Fuchs | Leeftijd: 10+
© Dettie, 29 april 2013
De scheepsjongen
De veertienjarige John Jacob Turnstile, die al vaker met de politie in aanraking is gekomen, is voor de zoveelste keer op weg naar de gevangenis. De autoriteiten doen hem een voorstel: er ligt een recent opgeknapt schip in de haven, klaar om te vertrekken op een belangrijke missie. De kapitein is met spoed op zoek naar een scheepsmaatje. John heeft niet echt iets te kiezen, en voor hij het weet zwaait hij op het dek van de Bounty zijn oude leven uit terwijl het schip vertrekt met bestemming Tahiti.
Na een lange, gevaarlijke reis bereiken ze het tropische eiland. De kokosnoten, eeuwige zonneschijn en halfnaakte vrouwen die ze daar aantreffen, hebben een betoverende uitwerking op de bemanning. Wanneer de terugreis ter sprake komt, slaan ze aan het muiten.
De scheepsjongen ziet zichzelf plotseling gevangen in een draaikolk van gewelddadige gebeurtenissen met een zeer onzekere uitkomst.
Deze samenvatting heb ik elders vandaan, dat geef ik meteen toe. Het verhaal is ook eigenlijk algemeen bekend. Boyne heeft zijn eigen invulling gegeven door de scheepsjongen, de laagste in rang op een schip, aan het woord te laten. Hij weet van niets, en kan zo op een eigen manier vertellen over het leven op een schip waar het leven niet altijd even makkelijk is. Maar doordat hij de dienaar is van de kapitein weet hij eigenlijk alleen maar wat er in diens vertrekken wordt besproken, en kan hij niet echt veel vertellen over de dagelijkse gang van zaken op een schip. De luxe kant wordt meer belicht, zeg maar.
Maar omdat de muiterij vooral een zaak was tussen twee officieren is dit natuurlijk een prima keus. Het is bovendien een erg sympathieke jongeman, die 'tuinboon', zoals de scheepslui hem noemen. Het verhaal smult dus heerlijk weg, je wilt doorlezen, zelfs als er tijdens de reis na de muiterij soms helemaal niets gebeurt.
En tegelijk is daar de wens om meer te weten over hoe het in werkelijkheid gegaan is. Het zou kunnen zijn gegaan zoals Boyne dat beschrijft, maar het blijft fictie natuurlijk. Dat benadrukt met name de epiloog, die helemaal niet nodig was, en voor de geloofwaardigheid (maar misschien te bedrieglijk?) achterwege had kunnen blijven.
ISBN 9789089900012 | Paperback | 463 pagina's | Uitgeverij Arena | november 2008
Vertaald door Carla Benink
© Marjo, 19 april 2009
De jongen in de gestreepte pyjama
Als lezer begrijp je al snel dat zijn vader een nazi is, en dat hij opzichter wordt in kamp Auschwitz, maar het kind snapt bijvoorbeeld niet waarom al die mensen op het station zich blijven verdringen rond een overvolle trein, terwijl er in de trein waar hij in zit, nog plaats genoeg is...
En de naam van het kamp kan hij niet goed uitspreken, het is Pools natuurlijk, hij blijft het uitspreken als Oudwis ook al maakt zijn zusje hem wijzer. Hij verveelt zich gruwelijk in het nieuwe huis, waardoor hij zelfs toenadering zoekt tot de bedienden, hoewel hij geleerd heeft dat hij afstand moet houden, ze zijn niet zoals hij en het gezin, zegt zijn moeder.
Maar volgens hem zijn ze dat wel... en in zijn eenzaamheid stoort hij zich steeds minder aan de regel van afstand. Dat levert problemen op: als ze net zijn zoals hij, waarom gedragen ze zich dan niet net als hij? Waarom doen ze steeds onderdanig wat hen gezegd wordt?
Door het raam in zijn kamer ziet hij buiten mensen, achter een hek, allemaal met gestreepte pyjama's aan. Ook hier wordt hem niets over verteld, hij weet niet beter dat die mensen kiezen er zelf voor.
"het leek wel een andere stad, waar de mensen allemaal woonden en werkten vlak naast het huis waar hij woonde. En waren ze echt zo anders? Alle mensen in het kamp droegen dezelfde kleren, van die pyjama's en van die gestreepte mutsen; en alle mensen die door zijn huis zwierven (met uitzondering van moeder, Gretel, en hemzelf) droegen uniformen van wisselende kwaliteit, met verschillende versierselen en petten en helmen en felle rood met zwarte mouwbanden en ze droegen wapens en keken altijd verschrikkelijk streng, alsof het allemaal heel belangrijk was en niemand daar anders over mocht denken. 'Wat was nou eigenlijk het verschil?' vroeg hij bij zichzelf af. En wie maakte uit welke mensen de pyjama's droegen en welke mensen de uniformen?"
Niemand besteedt aandacht aan de jongen, hij verveelt zich, en hij gaat naar buiten, op ontdekking. Als hij een eind langs de omheining heeft gelopen ziet hij een 'stip die een vlek werd die een bobbel werd die een figuur werd die een jongen werd' en hij maakt contact met de jongen, Shmuel. Even oud zijn ze op de dag af, maar wat een wereld van verschil. Bruno begrijpt er niet veel van, maar hij is blij met zijn vriend en iedere dag gaat hij naar die plek...
Het is een schokkend boek. Het begint eigenlijk al meteen, als het tot je doordringt dat de vader van Bruno een nazi is en dat ze verhuizen naar Auschwitz. Door de ogen van een naïef jongetje wordt de vreselijke geschiedenis van het kamp verteld. Het einde, ook vreselijk, is eigenlijk onontkoombaar. Gruwelijk, maar helder en duidelijk verteld.
ISBN 9789069747828 | Paperback | 205 pagina's | Uitgeverij Boekerij | februari 2006
Vertaald door J. de Jonge | Leeftijd: 14+
© Marjo, september 2006