Willem Jardin
Monografie van de mond
Het eerste verhaal gaat over de jongere broer, Paul: hij is gefascineerd door zijn grootvader, die in de oorlog 'einsatzarbeiter' is geweest in Duitsland, en zich nogal miskend voelt, omdat hij als Duitsgezind wordt versleten. Mede daarom heeft hij altijd een hekel gehad aan de vrouw waar zijn zoon mee aan kwam zetten: een jodin die ondergedoken had gezeten. De grootvader werkte in een abattoir, en Paul probeert in een maquette de geschiedenis van zijn familie zoals hij die ziet samen te vatten: een maquette van een abattoir, dat net zo goed een concentratiekamp kan zijn en waar de nodige symboliek in verwerkt is. In die tijd ligt zijn vader op sterven, maar of het daarmee iets te maken heeft? Het wordt helaas niet verder uitgewerkt. De vader was tandarts.. hé! De mond!
En natuurlijk wordt er verteld over tandartspraktijken, zoals de andere hobby van Paul: microbiologie ook deels toegespitst wordt op de mond. Maar het vormt nergens een geheel. Waar wil de schrijver heen?
Na een paar plaatjes (???) en monografieën van huid en haar (wat doet dat hier nu weer, hoe interessant ook?) en weer plaatjes volgt een tweede verhaal, de andere broer is aan de beurt. Ha, nu zullen we te weten komen wat de schrijver wil. Maar het lijkt helemaal op zichzelf te staan. Frank woont in Amerika, geeft les aan een universiteit en is zelfs in bed met een studente filosofisch. Voert hele debatten met zijn bedgenote. Helaas ... ik snap er niets van. Ik zie geen kop en geen staart.
Er staan zeker interessante stukken tekst in dit boek, maar ze vormen geen geheel. Persoonlijk spreekt de jongste broer me het meest aan, en de beschrijving van zijn grootvaders abattoir is meesterlijk geschreven. Maar dat is het dan wel. Want de volgende zin kan ik absoluut niet begrijpen, ook niet met context. (Paul vertelt wat zijn broer van zijn werk vindt)
'Hij had weinig waardering voor mijn werk, zeer weinig, marrano was denigrerend, terwijl Spinoza, in zijn oorsprong en aard der aandoeningen, er niet dubbelzinnig over deed dat de daden en begeerten van mensen in hun totaliteit gezien moesten worden alsof (ja, lees de spotvogel er maar op na) er sprake was van een geheel van lijnen, vlakken en lichamen, een perspectivistisch georganiseerde interpretatie van de menselijke vergankelijkheid, een euclidische en pythagoreische analogie van geometriek en ethiek, waarin de dood beredeneerbaar en beschrijfbaar was vanuit meetkundige voorstellingen van getallen die niet werden bepaald door hun kwantiteit, maar door hun kwaliteit. Dat moest hij weten.'
pff...
ISBN 9789081276 | Paperback | 340 pagina's | Uitgeverij Meulenhoff | 2008
© Marjo, juli 2008
Monografie van de mond
In deze twee- eigenlijk drieledige roman gaan Willem Jardin op zoek naar, tja, naar wat eigenlijk? Een gemeen stemmetje in mijn hoofd fluistert dan: naar wie hij is en naar wie hij had willen zijn.
Wetenschapper en filosoof, worstelend met afstand. In drie vetgedrukte delen, aan het begin, midden en eind, wijdt hij met zijn primaire, secundaire en tertiaire feiten uit over mond, haar en huid. Waarom? Geen idee, maar er staan een aantal interessante weetjes in en af en toe een boeiende anekdote.
Deze stukken omarmen het eerste deel over Paul en het tweede deel over Frank, twee broers de erg verschillen, maar beiden liggen ze overhoop met de ziekte en dood van hun vader, tandarts. Pauls verdriet en verwerking krijgen het gelaat van verwoesting, met op de achtergrond de door hem zo bewonderde figuur van zijn grootvader, held van het slachthuis, miskend oorlogsslachtoffer, van wie hij zijn fascinatie voor hygiëne en bacteriën erfde. In zijn maquette van het abattoir waar zijn grootvader werkte, probeert Paul de geschiedenis dichterbij te halen. Het blijkt zijn manier van omgaan met vergankelijkheid, want aan het ziekbed van zin stervende vader is machteloosheid troef.
Franks verdriet en pijn lijken voor ons iets menselijker en herkenbaarder, terwijl het maar de vraag is of dat wel werkelijk zo is. Docent filosofie aan de universiteit van Colombia, de trots van zijn vader, Europeaan in Amerika, zoekt hij zijn heil in teksten, ideeën, woorden, het beleren van zijn broer. Terwijl hij net zo goed zelf de afwezige zoon is, daar in Amerika. Hij heeft een relatie met de sprankelende studente Naomi, een relatie die ook al gedragen en getekend wordt door een op handen zijnd afscheid. En toch is het onbegrip tussen beide broers niet totaal. Hun vader, onuitgesproken, verbindt hen. En daar houdt het binden dan ook op.
Zelden las ik een roman die de lezer zo in de kou laat: observerend en afstandelijk wordt onbetrokken, hoogdravend, intellectueel om het intellectuele. Kennis die niet gedeeld wordt maar gedemonstreerd. Bij mij werkt dit een zekere aversie op tegenover de schrijver, waardoor ik alvast niet reikhalzend uitkijk naar zijn volgende boreling. Daarvoor smaakt deze mij net iets te bitter.
ISBN 9789029081276 | Paperback | 339 pagina's | Uitgeverij Meulenhoff | maart 2008
© Elvira, 12 april 2009