Thomas Rosenboom

Toon alleen recensies op Leestafel van Thomas Rosenboom in de categorie:
Thomas Rosenboom op internet:
 

Zoete mond Zoete mond


Bijna zeshonderd pagina's dik is dit boek. Het vertelt het verhaal van twee mannen, twee heel verschillende mannen. Omdat Rosenboom hun verhalen om en om vertelt, weet je als lezer dat ze iets met elkaar te maken hebben, maar pas ergens halverwege besef je dat hun levens min of meer parallel blijken te lopen. Het komt tot een korte aanraking (deel twee) en dan gaan de evenwijdige lijnen weer uiteen (deel drie).

Rebert leren we kennen na zijn middelbare schooltijd - bij Rosenboom geen psycho-analyse, geen geneuzel over hoe het allemaal zo heeft kunnen worden - hij gaat landbouwkunde studeren in Wageningen. Hij blijkt de enige te zijn die iedere dag heen en weer treint vanuit Arnhem, waar hij een kamer huurt. Waarom niet in Wageningen dan? Maar ja, dat kan het verhaal niet lopen zoals het nu lopen zal. Nu gaat het echte studentenleven aan hem voorbij: hij moet de trein halen. Hij geraakt in een isolement. Hij heeft alleen een kat.
Dat beest blijkt de opening naar het leven dat hem boeit, hij laat de huidige studie vallen en gaat dierenartsenij studeren in Utrecht. Hij blijft sporen, en blijft alleen. Zijn studie en het werk dat hij in zijn vakanties bij de dierenarts doet maakt zijn leven aangenaam vol. Hij kan er niet eens bij stil staan dat hij geen vrienden, laat staan vriendinnen heeft.

Maar Rosenboom is hem goed gezind: bij de behandeltafel van de dierenartspraktijk zal hij de liefde van zijn leven ontmoeten, Tineke. Zijn vrouw heeft veel vrienden, die automatisch ook de zijne worden. Denkt hij. Maar als Tineke door een auto-ongeluk om het leven komt, samen met haar vriendin en diens dochtertje, blijkt hij weer helemaal alleen te staan. Hij valt in een gat, waar hij slechts met moeite uit weet te krabbelen. Naast de versterkte wijn, lijkt zijn enige houvast zijn beroep, maar ook daar gaat het mis. Hij besluit te verhuizen, een nieuw leven beginnen, alles achterlaten. Hij heeft toevallig geld genoeg om niet te hoeven werken. Hij zal nooit meer echt dierenarts zijn.

Hij verhuist naar Angelen. Daar komen we zijn tegenspeler tegen, die we al lezend in de tussentijd ook gevolgd hebben: Jan de Loper, een excentriekeling, die voor de oorlog veel succes had met zijn bizarre gedrag. Hij had geen zin om het bedrijf van zijn ouders over te nemen en vertrok naar Nederlands-Indië, waar hij ging wandelen over de eilanden, met een inlander als gezelschap. Ook hij heeft geld, ook hij is alleen. Die eenzaamheid overvalt hem na de oorlog, als de mensen niet meer lachen om zijn grappen. Nieuwe uitvindingen, vooral de komst van de televisie, winnen het van zijn potsierlijkheid, hij raakt in de vergetelheid.
De komst van een dierenarts maakt nieuwe hoop in hem wakker: eindelijk iemand die zal begrijpen wat hij van het even wil. Maar de dierenarts wil niets van dat 'zonderling heertje' weten, gaat niet in op zijn jolig gebrachte uitnodigingen.
Wat is het wat hen zoals in het begin gezegd, toch bij elkaar brengen zal? 

Vermeldenswaard is nog dat Rebert in Angelen een korte hype zal veroorzaken: door zijn toedoen gaan kinderen lopen met hun dieren, met konijnen vooral, en een enkele kip. Ik verbaasde me erover dat er geen sprake is van honden of katten, maar omdat de schrijver verzint dat alle dieren in een zandbak bij elkaar worden 'uitgelaten' kan dat natuurlijk niet. Zo heb ik het hele boek door duidelijk de schrijver in beeld: het boek gaat niet uit zichzelf leven.

Dit boek is een echte 'Rosenboom' en toch ook weer niet.
Waar de lezer hem herkent, dat zijn de dwalingen, de uiteenzettingen over onderwerpen die niets of slecht terzijde te maken hebben met het verhaal. Rebert bedenkt een systeem om energie op te wekken, maar doet er niets mee.  Maar er is ook een ellenlang hoofdstuk waarin de dierenarts met zijn vriend het IJsselmeer over zeilt, een paar uren waarin tot in alle details vertelt wordt hoe zij samen de boot en de golven bedwingen, uren waarin hun vriendschap groeit. Tegelijk weet de lezer dat er iets moet gebeuren, maar weet niet hoe en wat. Als een thrillerschrijver werkt Rosenboom hier met cliffhangers en een spanningsboog! Het is jammer dat hij dat niet volhoudt, het komt de leesbaarheid ten goede, maar aan de andere kant zou het niet bij het verhaal gepast hebben.

De figuur Jan de Loper is gebaseerd op Kees de Tippelaar. Ook daar kennen we Rosenboom weer. Zoals ook de witte walvis waarmee het boek opent en eindigt werkelijk de Rijn is opgezwommen in 1966. Wit is een belangrijke kleur in het boek, waar ik eigenlijk eerder zwart zou verwachten. Ik vind het nogal een somber boek. Dat wordt versterkt door de bekende archaïsche taal, maar zit ook in het verhaal dat verteld wordt. Het gaat allemaal niet zo rooskleurig met de hoofdpersonen, ze kabbelen het leven door, en komen nergens. En daar is het boek geen ' echte Rosenboom' : zijn de figuren in andere boeken fanatiekelingen, dat zijn ze hier niet. Zelf zegt hij dan ook desgevraagd dat zijn boek rustiger is, minder gedreven, anders. Of het een kentering is in zijn schrijverschap, dat zegt hij nog niet te weten.


ISBN 9789021437170 | Paperback | 549 pagina's | Querido | augustus 2009

© Marjo, 15 februari 2010


Lees de reacties op het forum en/of reageer:

 

Zoete mond Zoete mond






Het hoofdmotief in Zoete mond vormt de rol van dieren in een mensenleven. Dieren komen in het hele boek voor en zijn steeds een belangrijke scharnier in het leven van hoofdpersonage Rebert van Buyten. Als hij op kamers woont in Arnhem laat zijn huisgenoot zijn kat bij Rebert achter. Met het beest heeft hij een haat/liefde-verhouding en hij komt erdoor in contact met de dierenarts. Dat contact mondt uit in de beslissing om zijn studie landbouwkunde te staken en diergeneeskunde te gaan studeren.

Rebert van Buyten is eenzaam en hoort er nooit helemaal bij. Als hij in Wageningen studeert, woont hij in Arnhem bij een oom die kamers verhuurt. Hij woont dus niet ‘echt’ op kamers en bovendien is hij niet in de gelegenheid om deel te nemen aan het studentenleven. Zijn omgang met zijn nieuwe huisgenoot Marc is niet heel vriendschappelijk. Weliswaar ook niet vijandig, maar Marc leidt een heel eigen leven. Hij studeert mode en trekt vooral op met zijn medestudenten. Toch blijft Rebert geïnteresseerd in Marc, die homoseksueel is, maar ja, dat hadden niet-homoseksuelen nog niet door in de jaren zestig, ook al lag het er nog zo dik bovenop. Via Marc hoopt hij in contact te komen met een meisje, een balletdanseres bijvoorbeeld, maar dat lukt niet.

Als Rebert in Utrecht studeert, blijft hij in Arnhem wonen. En daardoor blijft hij in een isolement. Toch biedt de studie diergeneeskunde enige lichtpuntjes. Als hij zijn kandidaats heeft gehaald, kan hij als assistent bij de Arnhemse dierenarts werken en doordat hij dierenarts wordt, en enig aanzien verwerft,  vindt hij eindelijk een meisje met wie hij zelfs trouwt.
Maar helaas is zijn geluk, en het gevoel toch een beetje bij de wereld te horen, van korte duur: hij verliest zijn vrouw vroeg. Uit verdriet verhuist hij naar het dorp Angelen, waar hij wil wonen zonder ooit nog zijn beroep uit te oefenen. Door een incident met een hond op straat komt het daar toch van. Veel kinderen uit Angelen bezoeken hem geregeld na schooltijd met hun doorgaans kerngezonde konijn of schildpad. Daardoor wordt hij een beroemdheid in Angelen, waar verder niet zo gek veel gebeurt. Hij komt in conflict met de andere plaatselijke beroemdheid, Jan de Loper. Die dankt zijn roem voornamelijk aan een serie verschrikkelijk flauwe grappen, die tientallen jaren geleden misschien leuk waren, maar nu alleen nog maar ergernis opwekken. Bij Rebert tenminste, en zijn afkeer wordt zo groot, dat hij op een verschrikkelijke manier wraak neemt op Jan de Loper. Daar krijgt hij spijt van, want de gevolgen van zijn daad zijn nogal verstrekkend. Weer speelt in die ommekeer in zijn leven een dier een rol, een witte walvis in de Rijn namelijk. Hij kiest voor een manier van boetedoening die voor hem heel, heel zwaar is. En zo zorgt Rosenboom voor een prachtig slot, waarin alles voor Rebert, en ook voor Jan de Loper, toch min of meer goed afloopt.

Voor de Rosenboomkenners is de eenzame man die tegen zijn wil overal buiten staat wel bekend. Anders in dit boek is dat hij niet alleen door eigen toedoen mislukt in zijn streven. Gebeurtenissen van buiten hebben daar ook invloed op. Bovendien is Rebert op sommige momenten best sympathiek, wat je van personages in vorige boeken van Rosenboom niet direct kunt zeggen.
Het wel en wee van Rebert van Buyten komt zo goed naar voren in het verhaal, dat het moeilijk is om het boek weg te leggen. Je wilt weten hoe het verder gaat. Rosenboom gebruikt, zoals eerder ook wel, een archaïsche taal. Bijvoorbeeld: hij zag er glunder uit. Dat taalgebruik stoort niet, maar past juist in het verhaal dat zich voor het belangrijkste deel midden in de jaren zestig afspeelt.  De lezer kan niet anders dan een afkeer krijgen van Jan de Loper, net als Rebert, en dat verandert in mededogen, als Rebert enige compassie gaat voelen. Om die emotie precies op het goede moment bij de lezer op te wekken, moet je goed kunnen schrijven. Dat kan Rosenboom.

Dit boek is echt een boek voor bij kerstboom en centrale verwarming, als je veel tijd hebt om te lezen. Je wilt het namelijk niet weg moeten leggen om wat anders te gaan doen.


ISBN 9789021437163 | Hardcover | 546 pagina's | Querido | augustus 2009

© PetraO, 04 december 2009


Lees de reacties op het forum en/of reageer: