Miriam Guensberg
Poolse tranen
Tanek had een goede band met zijn dochter Dana, maar van zijn oorlogsverleden wist ze weinig. Ze voelde wel zijn angst en zijn verdriet en vroeg daar eindeloos naar, maar juist omdat dat over gevoelens ging, hield Tanek het af. Hij wilde niet keer op keer dat begraven verdriet voelen, niet opnieuw kopje onder gaan. Zijn zoon, met wie hij een meer afstandelijke relatie had, vroeg naar mannendingen, naar de strijd, de feiten. Hij kreeg incidenteel wel wat meer te horen.
Na de dood van Tanek neemt Dana contact op met Maro, de moeder van Zar, die jaren geleden uit Georgië gevlucht is. Via haar ontdekt Dana steeds meer van het verleden van haar vader en dat van de mensen om hem heen. Haar vader blijkt niet alleen oorlogsgeheimen, maar ook relationele geheimen met zich meegedragen te hebben. Bijna iedereen om hem heen blijkt een andere positie in te nemen dan op het eerste gezicht het geval leek.
Maro was innig bevriend met Tanek, met haar sprak hij wel over zijn verleden. Hij voelde zich erg met haar verbonden;
“Wat Tanek en mij bond, was het buitenlander zijn. Niet zomaar buitenlander zijn, zoals die Engelse jongen die hier op het erf woont, nee, iemand zijn die in zijn eigen land verstoten is. Iemand die heeft moeten aanzien hoe zijn familie en vrienden naamloos stierven. Iemand die ondanks zijn gebroken hart en zijn gekrenkte trots heeft moeten leren door te leven met angst, verlies en vernedering. Het was de schaamte en pijn die ons verbond en ook de heimelijke trots dat wij het ondanks alle aanvallen op ons innerlijk bataljon toch hebben gered. En - en dat is zo belangrijk - dat wij hoe dan ook in het vermogen van liefhebben, noem het goedheid, zijn blijven geloven. Zoals Leonard Cohen zingt; love is engine of survival. Al bewoont de goedheid maar een klein kamertje in je hart. We misten - denk ik - talent voor cynisme, je vader en ik. Dat was ook de reden dat we onze kinderen niet met inktzwarte gebeurtenissen en onze pijn hebben willen opzadelen. Voor je kinderen wens je een onbelaste toekomst…”
Het verhaal wordt vanuit verschillende personages verteld. Allereerst is er het perspectief van Tanek zelf, maar ook Dana, Zar en Maro, komen aan het woord. Die laatste twee speelden in het leven van de oude Tanek een grote rol. Hij voelde zich verwant met de jonge Zar en als deze in de problemen komt wil hij alles doen om hem te helpen. Als Zar overlijdt, zet hij alles op alles om diens dood te wreken.
Het boek ontrolt zich in fragmenten die afwisselen in heden en verleden.
Enerzijds is er de vraag wat er vroeger in de oorlog gebeurd is, anderzijds is er het heden en de toedracht rondom de dood van Zar.
De haan in het boek speelt de rol van Nieuwe Engel, een verwijzing naar het werk van Walter Benjamin, een Duitse cultuurfilosoof. Achter in het boek wordt zijn filosofie uitgelegd, maar als lezer die met zijn werk onbekend is, kwam deze rol en de verwijzingen die daar mee samen hingen, wat onwennig op mij over. Later in het boek wordt het wat meer uitgewerkt en past het ook beter in het verhaal en het leven van Tanek.
Eigenlijk wil Guensberg twéé verhalen vertellen; de geschiedenis van het verleden én de verwikkelingen in het heden. Af en toe heeft ze daarmee zichzelf een te grote taak op haar schouders gelegd. De werelden staan wat te ver van elkaar af en als lezer moet je af en toe grote sprongen maken in je hoofd. Ook de taal van het boek toont af en toe twee sporen, aan de ene kant filosofisch, aan de andere kant soms (te) populair. Sommige passages daarentegen zijn wel weer érg mooi.
Het boek is een eerbetoon aan de vader van Miriam Guensberg, die ook bij eerste Poolse Pantserdivisie diende. Net als Tanek was haar vader ook een Poolse Jood wiens ouders vermoord zijn. Ook hij sprak zelden over de oorlog en zijn heldhaftige daden.
ISBN 9789491567 | Paperback | 240 pagina's | Uitgeverij De Kring | augustus 2013
© Willeke, 03 september 2013