Helga Ruebsamen
Het lied en de waarheid
Louise is in 1934 geboren op Java, Indonesië. Haar moeder Helene is een blonde, mooie, mondaine vrouw die haar tijd doorbrengt met lezen, theedrinken met 'theemevrouwen' en schrijven. Louise lijkt totaal niet op haar moeder maar wel op Margot de zus van mammie Helene. Tante Margot is, in tegenstelling tot de blonde, lange, dunne Helene, mollig en breed en heeft donker kroeshaar. Margot woont bij haar zus in en werkt enkele dagen per week in de kliniek van Louises vader. De zussen zijn gek op elkaar en zoeken altijd elkaars gezelschap op.
De vader van Louise is een hardwerkende arts, Louise ziet hem zelden.
'Omdat papa zo vaak weg was, kon ik eerst moeilijk geloven dat hij echt bij ons hoorde en ik heb zelfs een hele tijd gedacht dat zijn bed in de kliniek stond en niet bij ons thuis.
Hij was geen dagmens, want hij was er overdag niet. Hij was geen nachtmens, want hij was er vaak ook 's nachts niet. Hij kwam thuis of vertrok, dat waren belangrijke ogenblikken.'
Louise houdt van haar ouders en tante, ze houdt van het huis, de bomen, de geuren, de vogels, de roep van de tokkèh en van de oude waringinboom en het mooie sprookjesachtige verhaal dat rond deze boom geweven is.
De nachtmensen zijn voor Louise net zo belangrijk als de dagmensen. De nachtmensen praten zachtjes en verwennen haar met roze siroop zoveel als ze wil.
'Overal mocht ik aankomen. Overal mocht ik naar kijken.
Als ik iets zei, kirden ze vrolijk of klakten ze bewonderend met hun tong. Ze vroegen mij nooit iets, maar ze gaven wel altijd antwoord. Wij spraken honderduit, de nachtmensen en ik, of we elkaar nu woord voor woord verstond of niet.
Nachtmensen droegen namen van het werk dat ze overdag deden, baboe, kokki, djait, djongod, kebon. Ze hadden ook nog wel andere namen; die zangerig klonken; die kende ik ook.
Die hoefde ik nooit hardop te zeggen. Als ik die alleen maar dacht, dan kwamen de nachtmensen al.
In de nacht is alles mysterieus, zweven de verhalen, de geuren en de goden in het rond. Dan is de wereld geheimzinnig en voor de fantasierijke Louise is het allemaal even heerlijk griezeliggruwelijk, gelukzalig geweldig.
Alles verandert met de komst van oom Felix, de broer van papa, de verloofde van tante Margot. Oom Felix is een charismatische, bruisende, levendige, muzikale, goedgebekte man. Precies het tegenovergestelde van zijn broer. Louise is gek op haar oom.
In haar kinderlijke onschuld vertelt ze enthousiast iets over hem waardoor haar hele paradijselijke wereldje op zijn kop komt te staan. Het tropische sprookje is afgelopen.
In deel II, het is 1939, zit de dan vijfjarige Louise op het 'geluksschip' de Garoeda, het is het schip dat haar ouders, tante Margot, haar nieuwe broertje Simon en pleegzusje Tinka naar Europa zal brengen. Op het schip maakt ze kennis met de fascinerende meneer Benjamin. Veel begrijpt ze niet van deze man, die het liefst alleen is. Hij duldt alleen Tinka en Louise om zich heen. De twee meisjes gaan hun eigen gang, er wordt weinig op ze gelet. Tinka sluit zichzelf vaak op in haar hoofd, ze wil terug naar haar land maar zal in Europa een dansopleiding krijgen. Dansen is haar lust en haar leven. Louise begrijpt steeds precies wat Tinka voelt als ze haar ziet dansen, de volwassenen zien dat niet.
De meisjes zijn getuige van diverse heftige gebeurtenissen op het schip waarvan ze op dat moment de betekenis niet begrijpen. Dat zal later pas tot hun doordringen.
In Deel III woont Louise met tante Margot, haar vader en Tinka in het huis van oma in Nederland, de moeder van haar vader. Mammie Helene is met de baby doorgereisd naar Engeland... De overgang van het warme, tropische paradijs naar het koude, kille land is groot. De volwassenen lopen met zorgelijke, witte gezichten. De mannen met hun zwarte pakken en baarden en vader praten urenlang met elkaar.
Oma zelf is op zijn zachts gezegd heel apart. Alles kan in haar enorme huis. Iedereen is welkom, maar zij heeft wel de wind eronder. Oma is geweldig.
Louise en Tinka krijgen een kindermeisje Aleida. Ze is net een vosje vindt Louise. Ze heeft een slim vossenkopje, en ook haar stuntelige maar toch sierlijke loop lijkt op dat van een vos. Aleida is sterk, Aleida, is groot, Aleida is vrolijk. Aleida is fascinerend.
De meisjes wennen langzaam in het vreemde land, maar de 6 jaar oudere Tinka wil nog steeds terug, Louise raakt in een soort niemandsland. Waar hoort ze thuis? Het warme, onbezorgde, vrolijke leven van de tropen is weg. Een koud, in angst levend land kreeg ze ervoor terug. Toch went ze langzaam aan haar nieuwe leven. Maar ook bij oma veranderd er alles. Louise hoort mensen huilen en roepen en schreeuwen... Tinka, waar ze alles mee deelt verdwijnt en die aparte, lieve oma wordt ziek... tante Margot is terug naar Java. Opnieuw raakt de kleine Louise haar vertrouwde wereld kwijt.
In deel IV vertrekt de inmiddels bijna tienjarige Louise met papa en Aleida naar Waterland, naar het huis van Aleida's ouders. Ze moet heel stil zijn, ze mag geen lawaai maken zegt papa, niemand mag weten dat ze daar zijn. Het is dan dat Louise besluit dat ze het allemaal wel best vindt, het is genoeg geweest. Ze verandert zichzelf in slome Louise, ze is lief en braaf en praat en lacht en doet wat mensen willen dat ze doet. Alleen 's nachts als iedereen slaapt komt de boze, opstandige, onstuimige, briezende Louise tot leven. Ze wordt weer een nachtmens, samen met de andere nachtmensen...
Het enorm knappe van dit boek is dat Helga Ruebsamen consequent vasthoudt aan de stijl van de verteller. Dankzij deze manier van schrijven maken we alles mee gezien door de ogen van het kleine meisje dat veel zaken nog helemaal niet begrijpt. Dankzij haar naïeve onschuld worden de loodzware gebeurtenissen bijna een soort bijzondere, spannende avonturen. Pas nadat je het boek dichtgeslagen hebt, besef je pas goed wat dat kleine meisje allemaal heeft moeten doorstaan. Hoe egoïstisch haar moeder was, hoe apart en liefdevol papa en hoe humoristisch en warm oma en tante Margot waren. Het is een boek dat je bijblijft, een boek dat je even op je grondvesten laat schudden.
Een prachtig verhaal. Het heeft alles in zich om een klassieker te worden, als het dat al niet is.
ISBN 9789025443627 | Paperback | 463 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | februari 2014
(1e druk september 1997)
© Dettie, 28 maart 2014