Emile Hollman

Toon alleen recensies op Leestafel van Emile Hollman in de categorie:
Emile Hollman op internet:

 

Zilver & Antraciet Zilver & Antraciet


‘Aan mijn vader moet je blijven wennen.’


Op oudere leeftijd kijkt Loen terug op zijn leven in de mijnstreek.
Waar nu Landgraaf is met allerlei toeristische trekpleisters, daar was vroeger een kolenmijn. Er is nu een kunstmatige afvalberg, de Wilhelminaberg, met een trap naar de top, die bekend staat als de langste en hoogste trap van Nederland.
Bovenaan die trap gaat Loen iedere dag zitten, kijkt uit over het land, en mijmert over vroeger. Over zijn jeugd, over zijn vader, en over het leven met de mijn, die nu gesloten is.

Zijn vader was een markant persoon, die zijn stempel niet alleen op het gezin drukte, maar op de hele streek. Een harde werker, die hetzelfde verwachtte van zijn zonen en collega’s.
‘Wilde je verschoond blijven van paps fratsen dan kon je de code maar beter respecteren. Gewoon de moel houden en werken.’
‘De Witte’, zo noemde men hem, zuinig met woorden, maar gul met zijn handen, had een gave. Hij kon genezen, en hij voorzag de toekomst. Deze gave, die er de reden was dat de kinderen geregeld dorpsbewoners in hun keuken aantroffen, was evenwel ook een vloek: het noodlot sloeg soms genadeloos toe. Zijn vrouw bijvoorbeeld kon hij niet redden toen ze zwaar ziek was.
Na diens dood kwam tante Ans, met haar bastaardzoon, in huis om voor het gezin te zorgen. Er waren zeven kinderen, twee meisjes en de ‘Apostelen’.

‘Wij, de broers, werden de Apostelen genoemd. Ik heb geen idee wie daarmee begonnen is en ik weet niet waarom deze naam bij ons zou passen.’


De broers steunden elkaar door dik en dun, en toen Ever (geboren Everhard) erbij kwam, werd hij een extra Apostel.
Ever was anders, hij was beschaafd, sprak met moeilijke woorden, en wilde dichter worden. Loen wist niet eens wat dat was, ’een dichter’, maar Ever werd een vriend, zoals hij nooit meer een vriend zou hebben. Zilver en antraciet noemde een vrouw hen.

Dit boek roept de sfeer op van het Limburgse land in de jaren vijftig, de sfeer van saamhorigheid, een tijd waarin mensen elkaar nog allemaal kenden. Het leven rond de kolenmijn, het katholieke sfeertje, een tijd waarin kinderen dachten te weten hoe de toekomst er uit zou zien.
Het verhaal van Loen en Ever kent een spanning die leidt tot een dramatisch einde. Het laat de lezer achter in een weemoedige stemming. Is het alleen een verlangen naar een jeugd waarin je nog geen weet hebt van de harde werkelijkheid, of is het een heimwee naar een tijd waar ook de schrijver van dit boek persoonlijk nauwelijks weet van kan hebben. (de mijn werd gesloten in 1969. De schrijver was toen een jaar of vijf)
Knap om het dan toch zo over te brengen op de lezer!
Het verhaal begint wat warrig, maar als je eenmaal door hebt dat het de herinneringen zijn van een oudere man, wiens gedachten niet perse chronologisch zijn, dan ben je al verkocht, en wil je alleen maar doorlezen. Eenmaal uit is het voor mij duidelijk dat dit een boek is dat ik zo opnieuw zou willen lezen. Vanwege de sfeer, maar ook vanwege het mooi verhaal. Een prachtig debuut!

‘… onze keuken was de fijnste plek op aarde. Het was er altijd warm, er was altijd wel een moeder aanwezig, er was altijd wel een oor dat luisterde. Er was altijd koele melk aanwezig in de zomer en in de herfst was het een genot om je kleren te drogen bij de verrukkelijke hitte van de stoof.’


‘Wij’  waren de mannen die Nederland warm hadden gehouden in de Oorlogswinter. ‘Wij’ waren de kerels die stof hapten, die enorme risico’s trotseerden, houthakkers in de onderwereld.


ISBN 9789490687168 | Paperback | 225 pagina's | Azul Press | januari 2012
Met woordenlijst.

© Marjo, 16 februari 2012


Lees de reacties op het forum en/of reageer: