Wil Schackmann

Toon alleen recensies op Leestafel van Wil Schackmann in de categorie:
 

De proefkolonie De proefkolonie
Vlijt, vaderlijke tucht en het weldadig karakter onzer natie


'Zwaar en traag, oneindig traag, schommelen de ossen over het zandpad dat van Steenwijk naar Vledder voert. Twee aan twee trekken ze een platte kar over de ongelijke weg. Naast de voorste ossen wandelt de drijver, op de karren houdt een bont gezelschap zich in evenwicht.

Mannen, vrouwen - van wie eentje hoogzwanger - en kinderen. De meesten met niet meer bij zich dan hun lijfgoed, een enkeling koestert het familiebezit in een plunjezak. De jongste is Jannetje Metz uit Amersfoort, twee jaar en een paar maanden, de oudste de eenenvijftigjarige Jan Cornelis Westerveld uit Broek in Waterland.

Het is donderdag 29 oktober 1818. Het aan weerszijden voorbij sukkelende Drenthe is een eenzaam land. Uitgestrekte heidevelden, afgewisseld met zandverstuivingen en bosjes, slechts af en toe een geïsoleerde hoeve met bomen eromheen.

Hier begint hun nieuwe leven, hier zullen zij worden opgevoed tot betere mensen, hier zullen zij 'allengkens worden opgebeurd uit de zedelijke verbastering' waar zij door hun armoede in terechtgekomen zijn.'


Dit is het begin van het boek waarin verteld wordt hoe de proefkolonie Frederiksoord en later de andere kolonies tot stand kwamen. In deze kolonie(s) wilden zij verarmde landgenoten uit heel Nederland 'opvoeden' en een kans geven op een beter leven.
De motor achter het tot stand komen van deze proefkolonie is generaal Johannes van den Bosch. Deze voelde een diepe behoefte om de armoede in Nederland te bestrijden en bedenkt een plan om een landbouwkolonie in het Noorden van Nederland te stichten, er van uitgaande dat 75% van de tot armoe vervallen mensen in staat is om te werken.
Koning Willem I staat achter dit plan. Met de goedkeuring van de koning staat Johannes niets meer in de weg om zijn plan daadwerkelijk uit te voeren en dit resulteert in de oprichting (1 april 1818 ) van De Maatschappij van Weldadigheid. Er wordt een landelijke actie gehouden - de eerste in zijn soort- om geld te verwerven. Deze aktie heeft succes.

Als een razende gaat Johannes aan de slag. Het landgoed Westerbeeksloot in Zuid-West Drenthe wordt aangekocht en woeste grond wordt met hulp van boeren uit Vledder bewerkt. Op 25 augustus wordt door de generaal de eerste steen gelegd voor het eerste koloniehuisje.
Het is de bedoeling dat de kolonisten een eigen huis (20 m2) krijgen en een stuk grond om daar op te werken en zo zich van hun eigen voedsel kunnen voorzien. De vrouwen en kinderen kunnen hun brood verdienen door te weven en spinnen. De woning is ingericht en de mensen worden van kleding en gereedschap voorzien. Ook krijgen zij de benodigheden om te zaaien of te poten. Zij moeten deze voorzieningen later wel terugbetalen. Van elk persoon worden de gemaakte kosten bijgehouden.

Geweldig plan als je het zo leest. Maar je hebt wel met mensen te maken met elk hun eigen karakter...
De bewoners zijn geselecteerd en gestuurd door subcommissies. Deze bewoners moesten gezond zijn en in staat zijn tot werken op het land.
Uit heel Nederland worden mensen gestuurd die echter niet allemaal voldoen aan de criteria. Dit tot latere wanhoop van Johannes' broer Benjamin van den Bosch die de eerste jaren de kolonie bestuurde.
We volgen het wel en wee van de eerste bewoners en lezen over de moeilijkheden die zich voordoen. Vooral het bijhouden van de uitgaven en verstrekte goederen levert enorme problemen op. Het is zo veel werk (alles moest natuurlijk met de hand) dat er al snel een flinke achterstand ontstaat. Sowieso zijn de financiën een groot een steeds terugkerend probleem.
De bewoners zelf zijn niet met alles even blij en de vrouwen tonen soms onzedelijk gedrag of zijn niet proper.

De hele kolonie was zeer vooruitstrevend, er werden gelijk scholen opgericht en kinderen waren verplicht deze dagelijks te bezoeken, later kwamen er timmer- en schilderopleidingen bij. Er kwam een eigen steenbakkerij en kalkoven waar ook opleidingen werden gegeven. Ook was de kolonie de eerste in Nederland die voor bejaardenopvang zorgde.

Het is fascinerend om te lezen hoe gedreven Johannes van den Bosch was en hoeveel hij in relatief korte tijd voor elkaar heeft gekregen. In totaal werden er tussen 1818 en 1824 zo'n 400 kolonistenwoningen en 20 woningen voor wijkmeesters gebouwd. In 1823 sloot de Maatschappij een 16-jarig contract voor f 180.000 met de Nederlandse regering om 4.000 wezen, 1.500 bedelaars en 500 gezinnen op te nemen. Voor de te plaatsen kinderen werden in Veenhuizen drie grote gestichten gebouwd. Uiteindelijk werden in het derde gesticht bedelaars geplaatst. Het grootste aantal van de naar Veenhuizen gezonden kinderen was afkomstig uit het Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam.

Het hele boek is zeer prettig geschreven, het is geen 'geschiedenisboek' geworden, het leest eerder als een roman. Het wel en wee van de kolonisten en oprichters is met lichte humor beschreven. Wil Schackman weet de feiten mooi te mengen met 'ouderwetsche' uitspraken en gedachten. Ik zou nog veel meer willen vertellen maar laat het hier maar bij. Het is een heerlijk én interessant boek.


ISBN 9045848546 | Paperback | 391 pagina's | Uitgeverij Mouria | september 2006

© Dettie, juni 2008


Lees de reacties op het forum en/of reageer: