Maarten van Rossem
Nederland volgens Maarten van Rossem
Het gedachtegoed van Fortuyn stoelt volgens van Rossem op twee mythes; dat Nederland wordt geregeerd door een autistische elite die weigert te luisteren naar de ideeën van verstandige burgers, én dat de Nederlandse cultuur en nationale identiteit wordt bedreigd door massale immigratie, in het bijzonder van fanatieke moslims die zich hebben voor genomen de Nederlandse identiteit te vernietigen. Het populisme van de PVV, wat volgde, voegde daar ook nog de angst voor Europa aan toe, die onze macht bedreigt, en zie hier de basis van de behoefte aan het bijna krampachtig onderstrepen en behouden van een nationale identiteit.
Er kwam een nationale canon, die onze identiteit moest onderstrepen, en de afgelopen jaren is er hard gewerkt aan plannen voor een nationaal museum, als identificatiepunt voor onze identiteit. Verspilling van tijd en geld, zo vindt van Rossem. Als je echt wilt weten wat de identiteit van de Nederlanders moet je in de trein stappen en uitstappen bij alle stations die je tegenkomt, van Roodeschool tot Vaals. Je moet door Amsterdam en door Maastricht wandelen, de grote rivieren afzakken en her en der cafés en bruiloften bezoeken. De Minister van Binnenlandse zaken zou zijn geld in plaats van in bovengenoemd museum volgens van Rossem dan ook veel beter kunnen besteden aan collectieve treinkaarten voor zijn onderdanen. Als je wilt weten hoe de Nederlander in elkaar zit, moet je op pad; Nederland als openluchtmuseum. Van Rossum voegt de daad bij het woord en neemt ons mee naar historische plekken, naar de oude Romeinse linies vlak bij Leidse Rijn, naar het Domplein in Utrecht, naar het Muiderslot, naar Schokland, naar de Sint-Bavo in Haarlem, en naar een eendenkooi op Texel.
Het is overigens volgens van Rossem helemaal niet nodig ons zo aan onze identiteit vast te klampen. In ieder onderzoek geeft de Nederlander aan dat hij uitermate tevreden en gelukkig is, alleen de maatschappij kwalificeert hij als uitermate ongelukkig en onveilig. Tegen alle cijfers en statistieken in; er worden minder moorden gepleegd, zijn veel minder verkeersdoden, het grote terroristische gevaar wat de hele wereld zou veranderen is tot nu toe uitgebleven, en ook van overname door fanatieke moslims van onze natie is geen enkele sprake. Tot slot blijft er, als je de statistieken bekijkt ook nog eens weinig over van de angst voor een getalsmatige Islamitische overname.
Er zijn uiteraard wel problemen, maar media en de populistische politiek vergroten die in de ogen van van Rossem nodeloos uit, en daar door wordt de burger bang, voelt zich bedreigt en klemt zich vast aan wat er was, en aan wat hij bang is te verliezen. Maar Nederland was ook vroeger niet zo homogeen als wij altijd denken, ook toen bestond dé Nederlandse identiteit al niet. De natie kende vele identiteiten en die waren allemaal onderhevig aan snelle historische veranderingen. Daar is niets mis mee. Bovendien zijn wij geworden wie we zijn door invloeden van buiten af.
Het gevaar zit hem volgens van Rossem dan ook niet zo zeer in het verlies van de identiteit, maar in de ángst er voor. Angst die mensen vatbaar maakt voor gevaarlijke denkbeelden. Hij refereert hierbij aan een artikel van Umberto Eco over alledaags fascisme:
“Het volk wordt verteld dat het doelwit is van een immense levensgevaarlijke samenzwering door indringers die uit zijn op het roven de identiteit. De indringers zijn des te gevaarlijker omdat zij geholpen worden door de politieke en culturele elite . Tegenover het Volk staat onveranderlijk de gedegenereerde intellectuele elite, een lamlendig gezelschap van doctorandussen. Dat Het Volk ten eigen bate voor de gek houd en de vaderlandse identiteit verkwanselt uit naam van de een of andere onnationale ideologie, of dat nu de multiculturaliteit is. Of de Europese unie, of de zogenaamde noodzaak van mondialisering. Er is echter een partij , en het gaat met name om de charismatische leider van die partij, die wel Het Volk vertegenwoordigd en het gevaar van de indringers ziet.”
Het kost weinig moeite volgens de schrijver, om deze wezenstrekken van het alledaags fascisme te herkennen is het hedendaagse populisme. Dat betekent volgt van Rossem niet dat het huidige populisme als fascistisch moet worden beschouwd, of dat Wilders een fascist is, maar wel dat de angst om je identiteit te verliezen en alsmaar te schreeuwen tegen de gevestigde orde en de politieke elite, gevaren is zich kan bergen.
Kortom, dit boek is een stevig tegengeluid tegen populisme en doemdenken. Geschreven op de hem vertrouwde licht ironische toon, waardoor je zijn brommerig stemgeluid er in je hoofd gratis en voor niets bij krijgt.
Tot mijn verrassing staat er ook een bijna ontroerend hoofdstuk in over geluk waarbij Van Rossem bepleit dat geluk eigenlijk niet zo zeer met materie te maken heeft. Hij beschrijft een prachtige dialoog met zijn drie jarige kleinzoon, waar beiden heren zittend op een boomstronk de eigenaardigheden van kabouters bespreken. Een definitie van geluk waar ik me van harte bij aan sluit, maar die ik niet zo zeer met de heer van Rossem geassocieerd zou hebben.
Enig kritiekpunt, maar dat geldt eigenlijk alleen als je een hele trouwe van Rossem-lezer bent, is dat ik enige overlap zag met zijn vorige boek “De burger is boos”, met name in de fragmenten over Pim Fortuyn en de weerlegging in cijfers van de angst voor toenemend islamisme. Verder is het wederom een buitengewoon plezierig leesbaar en relativerend boek, vol wetenswaardigheden over onze huidige samenleving en zijn geschiedenis.
ISBN 9789046813829 | Paperback | 160 pagina's | Nieuw Amsterdam | september 2012
© Willeke, 03 oktober 2012