Leo Dalhuisen
Geschiedenis van Indonesië
Het boek dat voor mij ligt is de derde druk van dit standaardwerk over de geschiedenis van Indonesië, dat uiteraard voor een groot gedeelte ook over het koloniale verleden gaat.
Toen ik een keer op een Afrikadag een lezing bijwoonde over vrouwelijke stamhoofden zaten naast mij twee jonge vrouwen afkomstig uit Mozambique. Tijdens de lezing werd ook het koloniale verleden van dit land aangehaald en ik voelde mij, door ons eigen koloniale verleden met Indonesië, tegenover hen in verlegenheid gebracht. Ik voelde daardoor de behoefte om me daar tegenover hen uit te spreken en me bijna te verontschuldigen. Zij zeiden, vond ik, iets heel moois, namelijk dat ook dat onderdeel was van de geschiedenis van hun land en dat dat niet meer ongedaan kon worden gemaakt. Dit onderdeel van hun geschiedenis had hun land mede gevormd tot wat het nu is, maar daarop kon je, volgens hen, niet alle huidige problemen van het land afschuiven. Daar schiet het land en daarmee zijn bewoners in de huidige tijd niets meer mee op en zorgt soms voor apathie en een afwachtende houding. Daar hadden zij als jonge mensen moeite mee want zij wilden NU iets van hun land maken. Wel belangrijk vonden zij, dat er over gesproken bleef worden omdat het nu eenmaal onderdeel is van hun geschiedenis en daarmee de juiste keuzes te maken voor de toekomst van hun land.
Dat is waarom het heel goed is dat dit boek van Walburg Pers opnieuw is uitgegeven. Het heeft weinig zin te speculeren over hoe Indonesië er zonder onze inmenging uit had gezien of problemen die het land heeft steeds te relateren aan dat koloniaal verleden. Wel is belangrijk dat alle verhalen over deze geschiedenis worden verteld en steeds opnieuw van nieuwe inzichten worden voorzien en aangevuld of gewijzigd met de verhalen van alle betrokkenen bij die geschiedenis. Daarom is het goed dat in deze uitgave op bladzijde 147 ook aandacht wordt besteed aan het bloedbad in Ragawade en het feit dat de waarheid verteld mag worden en daarvoor alsnog verantwoordelijkheid moet worden genomen door Nederland. De geluiden hiervoor worden steeds luider, zoals in 2008 de oproep om de excessennota te herzien.
Maar ook, waarvan eveneens op bladzijde 147 melding wordt gemaakt, het eerherstel voor drie mariniers die weigerden een kampong op Oost-Java in brand te steken en daarvoor lange gevangenissen hebben gekregen wegens het weigeren van een dienstbevel. Dit boek kan daarom wat mij betreft steeds opnieuw uitgegeven worden met een nieuw inzicht over dit verleden.
De geschiedenis van Indonesië is, zoals gebruikelijk bij de 'Geschiedenis van' boeken van Walburg Pers, rijk geïllustreerd met foto's en andere afbeeldingen. Veel hebben betrekking op politieke gebeurtenissen, maar ook de gruwelijkheden en barre leefomstandigheden in de kampongs worden niet geschuwd. Op bladzijde 64 vinden we een foto van de 'Afrossing van een tot dwangarbeid veroordeelde koelie' op bladzijde 89 een foto met het onderschrift: 'Op het platte land woonde de Indonesische bevolking in kampongs. De woonomstandigheden stonden in schril contrast met die van de Europeanen of de Vreemde Oosterlingen', waarmee de Chinezen werden bedoeld.
Wat mij ook erg heeft getroffen zijn de afbeeldingen die gemaakt zijn door kampgevangenen tijdens de Japanse bezetting.
Een aquarel van een gaarkeuken in het kamp Bangkong te Semarang door C. Neijtzell de Wilde (bladzijde 117), Slaapzaal in een kamp voor ongeveer 2000 krijgsgevangenen in de omgeving van Bandoeng door J.F. Anemaet (bladzijde 119), tekeningen van een slaapbarak, een operatiekamer en een aquarel door C. Ben Snijders van de omstandigheden bij de aanleg van de Pakanbaroe-spoorweg (bladzijde 120 -121) en ten slotte een tekening (bladzijde 118) uit het boek Aan de zus van Anton – Dagboek, brieven en tekening uit Indië van Mary Brückel-Beiten en Molly Roukens, die beide met hun kinderen drieënhalf jaar in Japanse interneringskampen hebben doorgebracht.
Het zijn kunstwerken, echter met gruwelijke omstandigheden als onderwerp. Ik vind het verbazingwekkend dat mensen onder die omstandigheden nog zulke 'mooie' dingen kunnen maken. We zien het ook bij andere gruwelijke conflicten, bijvoorbeeld tekeningen uit de kampen tijdens de holocaust. Wellicht ook een manier om met de mensonterende situatie om te kunnen gaan of de gruwelijke omstandigheden te documenteren voor anderen?
In dit boek vinden we nog extra uitgelicht een aantal personen, die een rol hebben gespeeld in de Indonesische geschiedenis, bijvoorbeeld Jan Pieterszoon Coen, die eerst als held en later als schurk getypeerd werd. Op de sokkel van zijn standbeeld in Hoorn, zo lezen we, is in 2002 een nieuw tekstbord geplaatst waarin hij 'zowel geëerd als bekritiseerd wordt', ook een voorbeeld van wat in de politiek zo mooi steeds als voortschrijdend inzicht wordt betiteld. Daarnaast Max Havelaar, Soekarno, Nasution en Raden Adjeng Kartini, een Indonesische vrouw die in 1964 (60 jaar na haar dood op slechts 25-jarige leeftijd) tot 'Heldin van de Nationale Onafhankelijkheid' werd verheven. Kartini verwoordde in haar brieven aan Nederlandse penvriendinnen hoe oneerlijk zij de ongelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen vond in haar moederland, gebundeld in het boek "Door Duisternis tot Licht".
Dit boek is kortom een mooi en indrukwekkend document en voor iedereen heel goed leesbaar.
Over de auteurs: Geschreven en verbeeld door een team auteurs en fotografen onder redactie van Leo Dalhuisen, Mariëtte van Selm en Frans Steegh †.
ISBN 9789057309274 | Hardcover | 192 pagina's | WalburgPers | november 2014
© Ria, 14 januari 2015