Emile Schra

Toon alleen recensies op Leestafel van Emile Schra in de categorie:
Emile Schra op internet:
 

Herman van Veen Herman van Veen


Herman van Veen, de man met de bijzondere stem en de mooie gearticuleerde uitspraak, de man die je bijna de punten en komma's hoort zetten in zijn zinnen. De man die iedereen kent vanwege de liedjes Suzanne (neemt je mee naar een bank aan het water), Helden, (getuigen zijn zelden helden) Liefde van later (Als liefde zoveel jaar kan duren) Adieu Café (met je lage zoldering en geen wc voor dames apart) en nog veel meer liedjesDe man die Alfred Jodocus Kwak creëerde én de man van de prachtige theatervoorstellingen waarin hij zijn flitsende veelzijdige talent - van vioolspel tot dans, van zang tot clowneske buitelingen en grappen - vertoont.

In 1965 vond Van Veens theaterdebuut plaats en nu, veertig jaar later, oefent hij nog steeds met dezelfde enorme passie zijn vak uit. Een mooie aanleiding om een boek over deze inmiddels zeventigjarige kunstenaar te presenteren.
Volgens de covertekst heeft Emile Schra met (oud-)medewerkers, collega's en familieleden gesproken én met Herman van Veen zelf. Deze beschrijving klopt niet helemaal. Er komt zelden iemand aan het woord en Van Veen zelf ook nauwelijks.  Emile Schra vertelt wel heel veel over de carrière van Van Veen. Vooral de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw komen ruimschoots aan bod, de latere jaren worden summier aangetipt. 

Emile Schra schrijft bijvoorbeeld over Van Veens vijftigjarige samenwerking met Erik van der Wurff.
(Op de website van Van Veen staat hierover  te lezen: "In 1962 had ik een briefje opgehangen in de koffiekletskamer van het Utrechts Conservatorium: ‘Zoek: bloedmooie jonge vrouw die ook redelijk piano kan spelen.’ Erik reageerde: ‘Dat lijkt mij wel wat.’ Hij was toen zeventien, een jaar jonger dan ik.") Maar ook zijn studiegenoot op het conservatorium Laurens van Rooyen wordt vermeld, hij was bij het begin van Van Veens carrière betrokken. Ze richten samen muziektheater Harlekijn op. Van Rooyen wordt eveneens meerdere malen genoemd in het boek en er komen enkele van zijn uitspraken over Herman van Veen voor in het boek.

In 1971 komt de welbekende gitarist Harry Sacksioni op verzoek van Van Veen de gelederen versterken, hij zal tien jaar blijven en maakt de successen mee rond de optredens in Duitsland en de inmiddels bekende eend Alfred Jodocus Kwak. Helaas wordt er over deze samenwerking weinig vermeld. Van de latere medewerkers krijgt alleen Edith Leerkens (gitaar) redelijk veel aandacht in dit boek, evenals tekstschrijver Rob Chrispijn.
Natuurlijk worden ook de optredens in Carré en de pogingen om naast Duitsland in Frankrijk, Amerika en Zuid-Afrika zijn stem te laten klinken besproken.

Het is wel opvallend dat er veelal weinig over de mensen zèlf, inclusief Van Veen, verteld wordt. De medewerkers worden wel genoemd evenals de familiaire band die er tussen iedereen bestaat, maar het gaat vooral over het werk van Van Veen en de andere mensen. Het werk gaat altijd voor alles. Dat gaat vrij ver. Past bijvoorbeeld iemand niet meer in het geheel dan wordt hij of zij gewoon niet meer opgesteld. De medewerkers moeten vaak zelf ontdekken of via via vernemen dat zij geen werk meer hebben. Toch is opvallend dat niemand dat erg vindt, ze weten allemaal dat als je met Van Veen werkt die mogelijkheid van weg moeten bestaat. Niemand beklaagt zich daarover en de meesten herinneren zich de tijd dat ze werkten bij Van Veen als een warme, liefde- en aandachtsvolle tijd.

Veel mensen hebben hun latere carrière aan Van Veen te danken. Hij heeft enorm veel artiesten een springplank geboden. Frappant is ook het feit dat Van Veen mensen vroeg met hem te werken buiten hun vakgebied zoals degene die in de beginjaren het licht verzorgde voor de optredens. Van Veen zei dat hij dat wel zou kunnen en zo gebeurde het. Diegene heeft nu een bloeiend belichtingsbedrijf.


Herman van Veen zelf is erg makkelijk, tegen het nonchalante aan als het om werk van mensen gaat, hij vertrouwt ze volledig. Iemand komt erbij en als het loopt dan loopt het, dan bemoeit hij zich er niet meer mee, hij is vaak allang weer bezig met zijn volgende project of theaterprogramma of schilderstuk. Toch weet hij uit iedereen te halen wat in ze zit.
Over het privé-leven van Van Veen krijgen we weinig te lezen alleen als het noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat een theatervoorstelling zeer gerelateerd was aan een privégebeurtenis zoals rond de scheiding van zijn eerste vrouw. Maar als je het boek uit hebt, heb je niet het gevoel dat je Herman van Veen hebt leren kennen, wel ben je iets meer te weten gekomen over het reilen en zeilen rond zijn werk.

Herman van Veen wordt afgeschilderd als de jonge hond die het theater binnen denderde en alles wat hij daarna deed omzette in goud, op een korte periode van dreigend faillissement wegens verkeerd beleid na. Hij heeft diverse Stichtingen en bedrijven opgezet om artiesten een kans te bieden maar ook om kinderen een beter leven te kunnen geven en de vrede op de wereld dichterbij te brengen.
De schrijver is duidelijk een bewonderaar van Van Veen, wat ik overigens ook ben, maar er is weinig tot geen kritiek op de man. Hij prijst meerdere malen de enorme werklust, de veelzijdigheid en virtuositeit van Van Veen en valt daarbij soms in herhaling. Een beetje meer kritische afstand had het boek interessanter gemaakt.
Het boek leest prettig weg maar voegt verder niet veel toe.


ISBN 9789046818947 | Paperback | 302 pagina's | Nieuw Amsterdam | maart 2015

© Dettie, 27 april 2015


Lees de reacties op het forum en/of reageer: