Ruth San A Jong
De laatste parade
‘Deze ruikt niet zo, omdat ik haar okselstick heb leren gebruiken’, zegt een blanke mevrouw over haar zwarte hulp.’
Deze en meer rake opmerkingen staan in deze verhalenbundel, die ik waarschijnlijk niet ten volle kan waarderen. Ik weet niets van de Surinaamse cultuur en de verhalen raken mij niet. Ik weet niet of daar causaal verband bestaat.
Uit de negen verhalen leer ik de cultuur niet kennen. Slechts één kant ervan: ze gaan allemaal over de dood. Op allerlei manieren gaan er mensen dood, en het schijnt dat er bepaalde rituelen nodig zijn om de ziel van de overledene rust te geven. Blijkbaar moeten daarvoor onderbroeken van minnaressen in de kistbekleding verwerkt worden als de mannelijke overledene zijn vrouw niet trouw was.
En de nabestaanden moeten drie keer over de dode heenstappen om de ziel rust te geven. Huilen bij het verzorgen van de dode is ook absoluut verboden, en zo zijn er nog meer kleine dingen.
Toch zijn de verhalen niet somber, eerder vermakelijk – al weet ik dan dus niet of dat ook de bedoeling is.
Het verhaal dat het meest blijft hangen is dat van een achtjarig kind dat schrijft in haar dagboek:
‘Het was haar schuld dat ik bleef zitten: mijn domme moeder! Ze zeggen dat ze zelfmoord gepleegd heeft. Ze heeft ons weer eens in de steek gelaten. Nu voor echt en ik ben nog steeds boos.’
Het mooie van dit verhaal is dat je niet echt weet in hoeverre dit een kinderfantasie is, of dat er inderdaad een akelige reden is voor de zelfmoord. De andere verhalen zijn recht toe recht aan, soms net zo goed schokkend; ze zijn af en daardoor minder interessant.
Wat overblijft is de conclusie dat Ruth San A Jong zeker kan schrijven, en een uitgebreidere roman over de Surinaamse cultuur zou wellicht een mooie toekomst zijn.
ISBN 9789062656721 | Hardcover | 109 pagina's | Uitgeverij In de Knipscheer | oktober 2011
© Marjo, 11 december 2012